Ten aanzien van feit 2 subsidiair: voorbedachte rade.
Uit de processtukken blijkt dat de verdachten naar de woning van de aangevers zijn gegaan. [medeverdachte 1] wilde wraak nemen op de aangevers en naar het oordeel van de rechtbank zijn verdachte en medeverdachte meegegaan om hem daarbij te helpen. De rechtbank verwerpt de stelling dat zij dachten dat [medeverdachte 1] het wilde uitpraten en/of spullen wilden ophalen en dat zij alleen zijn meegegaan om te voorkomen dat de zaak uit de hand zou gaan lopen.
De rechtbank overweegt daarbij dat verdachten midden in de nacht, allen onder invloed van alcohol, naar Eersel zijn gereden en vervolgens bewapend met een metalen buis en een wielsleutel naar de woning zijn gegaan. Verdachten hebben bij de woning hun komst niet kenbaar gemaakt. Zij zijn direct naar boven gegaan en hebben de slaapkamerdeur van aangever [slachtoffer 1] ingetrapt. Aangever [slachtoffer 1] is daar, terwijl hij sliep, door twee van hen aangevallen met de meegenomen wapens. Uit deze feitelijke gang van zaken blijkt dat verdachten, zoals ook door [medeverdachte 1] is verklaard, uit waren op wraak en niet op het uitpraten van het conflict of ophalen van spullen.
Anders dan de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat uit de thans voorhanden zijnde bewijsmiddelen in het dossier echter niet blijkt dat de verdachten samen een vooropgezet plan hadden om de aangevers te doden of om hen zwaar lichamelijk letsel toe te brengen.
Verdachten hebben gesteld dat de metalen pijp (bij de bagage van [medeverdachte 1] ) en de wielsleutel in de auto lagen en zij zich dus niet voordat zij naar Eersel vertrokken al hebben voorzien van slagwapens. Ook hebben zij verklaard dat op geen enkel moment is overlegd wat zij precies zouden gaan doen zodra zij bij de woning zouden aankomen. Het procesdossier bevat geen bewijsmiddelen van het tegendeel en derhalve kan de rechtbank niet uitsluiten dat deze ernstige geweldsuitbarsting het gevolg is geweest van een combinatie van overmatig alcoholgebruik en adrenaline.
Derhalve staat voor de rechtbank niet vast dat de verdachten in deze opeenvolging van handelingen tijd en ruimte hebben gehad om te overleggen of om zich te bezinnen op hun handelen. De rechtbank is van oordeel dat onvoldoende bewijs voorhanden is om tot een bewezenverklaring te komen van voorbedachten rade ten aanzien van het zwaar lichamelijk letsel. Verdachte wordt dan ook vrijgesproken van dit onderdeel van de onder 2 ten laste gelegde voorbedachten rade.
Ten aanzien van feit 2 meer subsidiair, mishandeling [slachtoffer 3] .
De verdediging heeft vrijspraak bepleit ten aanzien van het medeplegen van de mishandeling van aangeefster [slachtoffer 3] . Gelet op het hiervoor overwogene gebruikt de rechtbank de verklaring van aangeefster voor het bewijs. Op grond van de bewijsmiddelen in de bewijsbijlage acht de rechtbank dit feit wettig en overtuigen bewezen. Gelet op het reeds hiervoor overwogen ten aanzien van feit 2 subsidiair kan verdachte als medepleger worden aangemerkt. De drie verdachten worden dan ook veroordeeld voor het medeplegen van de mishandeling van aangeefster [slachtoffer 3] .