In deze zaak heeft de rechtbank Oost-Brabant op 15 juni 2021 uitspraak gedaan in een deelgeschilprocedure tussen een verzoeker en de gemeente Helmond. De verzoeker, vertegenwoordigd door mr. J.W. de Rijk, stelt dat hij op 3 augustus 2018 een ongeval heeft gehad tijdens het uitlaten van zijn hond, waarbij hij ten val kwam door een trottoirband die te hoog was door wortelgroei. Hij verzoekt de rechtbank te verklaren dat de gemeente aansprakelijk is voor de schade die hij heeft geleden en om voorschotten van in totaal € 36.500,- te vergoeden. De gemeente Helmond, vertegenwoordigd door mr. I.I. Assink, betwist de aansprakelijkheid en stelt dat de verzoeker niet heeft voldaan aan zijn stelplicht, omdat er geen bewijs is van de toedracht van het ongeval.
De rechtbank oordeelt dat de verzoeker niet voldoende bewijs heeft geleverd om zijn stellingen te onderbouwen. Er zijn geen getuigenverklaringen of medische informatie overgelegd, en de verklaring van de verzoeker zelf is inconsistent. De rechtbank concludeert dat de verzoeker niet aan zijn stelplicht heeft voldaan, waardoor de gevraagde verklaring voor recht niet kan worden gegeven. Ook het verzoek om voorschotten wordt afgewezen, omdat er geen deugdelijke grondslag voor is.
Desondanks heeft de rechtbank de kosten van de deelgeschilprocedure begroot op € 1.804,00, waarbij het salaris van de advocaat en griffierecht zijn meegenomen. De rechtbank wijst het verzoek om de gemeente Helmond in de kosten te veroordelen af, omdat de aansprakelijkheid van de gemeente nog niet is vastgesteld. De beschikking is openbaar uitgesproken door mr. E.J.C. Adang.