Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
Procesverloop
Beslissing
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op binnen vier weken na deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak op straffe van een dwangsom van € 1.000,00 per week dat verweerder in gebreke blijft om een besluit te nemen;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 360,00 aan eiseres te vergoeden;
Overwegingen
- [naam 3] ligt naast het perceel aan de [adres] te [vestigingsplaats] . Op dit perceel staan een stapmolen en een paardenbak. Op de locatie van deze stapmolen en paardenbak gold ten tijde van het primaire besluit het bestemmingsplan “Buitengebied” uit 2018 met de kanttekening dat het plandeel ‘agrarisch met waarden-groenblauwe mantel’ voor zover het betreft de aanduiding ‘paardenhouderij’ op dit perceel is vernietigd in de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 8 januari 2020 (ECLI:NL:RVS:2020:32).
- In rechtsoverweging 5.4 van deze uitspraak heeft de Afdeling overwogen dat in de vorige bestemmingsplannen de gronden aan de [adres] een agrarische bestemming hadden waarin geen paardenhouderij was toegestaan. Na de uitspraak van de Afdeling heeft de gemeenteraad van Nuenen het bestemmingsplan “Nederwetten herziening [adres] ” vastgesteld op 24 september 2020. In dit bestemmingsplan heeft het perceel niet de aanduiding ‘paardenhouderij’ gekregen. Tegen dit bestemmingsplan is beroep ingesteld bij de Afdeling. Het bestemmingsplan was al wel in werking getreden ten tijde van het bestreden besluit.
- De stapmolen en paardenbak zijn bouwwerken en zijn gebouwd zonder omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder a, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).
- Het bouwen van deze stapmolen en paardenbak is in strijd met het bestemmingsplan “Nederwetten herziening [adres] ”. In artikel 3.2 onder b van de planregels is bepaald dat stapmolens niet zijn toegestaan. Ten aanzien van het noordelijk gelegen plandeel in dit bestemmingsplan met de bestemming ‘wonen’ is in artikel 4.1.2 van de planregels een voorwaardelijke verplichting opgenomen waarin is bepaald dat een omgevingsvergunning voor de (ver)bouw van een nieuwe woning op het perceel [adres] pas kan worden verleend, indien alle gebouwen en voorzieningen, aangeduid met 'te verwijderen' in Bijlage 1 zijn gesloopt c.q. zijn verwijderd. In bijlage 1 zijn ook de stapmolen en de paardenbak als zodanig aangeduid.
R.G. van der Korput, griffier. De uitspraak is in het openbaar geschied op 1 juli 2021.
Rechtsmiddel
proces-verbaal daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.