Een redelijke uitleg, uitgaande van de terughoudendheid die het gesloten stelsel van regels met betrekking tot de beëindiging van arbeidsovereenkomsten vergt, brengt naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter met zich mee dat van het niet voldoen aan de verplichtingen en eisen, die zijn neergelegd in het opleidingsreglement van de onderwijsinstelling, zodanig dat de leerling van verdere opleiding wordt uitgesloten en ook de leer/arbeidsovereenkomst eindigt, pas sprake is wanneer de leerling stopt of moet stoppen met de opleiding met de bedoeling deze ook definitief tot een einde te laten komen. Dit kan plaatsvinden òf omdat de leerling daartoe zelf besluit, òf omdat de school hem/haar verwijdert of uitsluit van de opleiding.
De kantonrechter is voorshands van oordeel dat het uitzonderlijke karakter van de ontbindende voorwaarde noopt tot een beperkte uitleg van de zin “van de opleiding uitgesloten worden”. Binnen die uitleg valt niet vanzelfsprekend het “stoppen met of beëindigen van de opleiding wegens gezondheidsredenen”. Dit geldt temeer in een situatie waarin het partijen duidelijk was of had kunnen zijn dat het zowel de bedoeling van [eiser] als van Cello was om de opleiding weer op te pakken. Het enkel vanwege ziekte onderbreken van de opleiding of tijdelijk stoppen met de bedoeling de opleiding weer op te pakken wanneer de verhindering daartoe is weggevallen (dus wanneer geen sprake is van een situatie van verwijdering of uitsluiting), valt er dan ook niet onder.
De kantonrechter hecht bij haar oordeel waarde aan het feit dat [eiser] de opleiding in de eerste helft van 2020 - zonder verdere consequenties voor haar dienstverband - tijdelijk niet kunnen volgen vanwege ziekte. Vast staat dat [eiser] , als gevolg van de revalidatietherapie die zij in het najaar van 2020 heeft moeten volgen, opnieuw een studieachterstand van een aantal weken zou oplopen. Zowel [eiser] als Cello gingen er vanuit dat de opleiding tijdelijk zou worden gestopt, met de bedoeling om deze later weer te hervatten. Uit de mailwisseling tussen partijen, die vanaf november 2020 heeft plaatsgevonden, valt af te leiden dat partijen vanuit die gedachte met elkaar gesproken hebben en de mogelijkheden tot voortzetting van het opleidingstraject hebben verkend. Van een intentie van [eiser] om de opleiding definitief te beëindigen blijkt niets.
Verder staat vast dat [eiser] niet is weggestuurd of uitgesloten van de opleiding omdat haar iets te verwijten was. Het heeft er alle schijn van dat er sprake is geweest van een miscommunicatie, dan wel van een onjuiste uitvoering van wat er in het gesprek van
28 september 2020 is besproken.
De enkele uitschrijving van [eiser] van de opleiding door een medewerker van de cursistenadministratie van het ROC ziet de kantonrechter in het licht van het voorgaande als een formeel administratieve handeling. Vast staat dat van die uitschrijving geen mededeling is gedaan aan [eiser] en aan Cello, waardoor noch [eiser] noch Cello in de gelegenheid is geweest om tijdig in te grijpen. Onder deze omstandigheden kan die enkele uitschrijving [eiser] in redelijkheid niet worden tegen geworpen als handelen in strijd met op haar rustende verplichtingen of aan haar gestelde eisen in de zin van het opleidingsreglement.
De stelling van Cello dat ook zij hiervoor niet verantwoordelijk kan worden gehouden, omdat de uitschrijving een handeling is die het ROC heeft uitgevoerd, wordt door de kantonrechter voorshands niet gevolgd. Bezwaarlijk kan worden volgehouden dat [A] als opleidingscoördinator van Cello, tevens docent bij het ROC, niet is “gebonden” aan Cello. Hierbij is met name van belang dat [A] , alhoewel momenteel door Cello aan het ROC uitgeleend in de functie van docente, in haar functie van bpv-coördinator van Cello het eerste aanspreekpunt van [eiser] is geweest vanaf het moment van het ondertekenen van de praktijkovereenkomst tussen partijen. Uit de gedingstukken en wat partijen daarop toegelicht hebben ter zitting leidt de kantonrechter af dat [A] betrokken is geweest bij zowel het gesprek van 28 september 2020 als bij de uitschrijving van [eiser] . Zelfs indien [A] [eiser] niet heeft geadviseerd om haar opleiding (tijdelijk) stop te zetten, in tegenstelling tot wat door [eiser] is gesteld, dan was zij de aangewezen persoon geweest om [eiser] te wijzen op de mogelijke gevolgen van stopzetting. Zij had [eiser] in dat geval behoren te zeggen dat uitschrijving het einde van haar leer-/arbeidsovereenkomst tot gevolg zou hebben, uitgaande van de visie op dit punt van Cello. Dat [A] niet op de hoogte zou zijn van de arbeidsvoorwaarden, zoals Cello ter zitting heeft tegengeworpen, vindt de kantonrechter moeilijk te aanvaarden gelet op haar functie als opleidingscoördinator en de nauwe samenhang tussen arbeidsvoorwaarden en opleidingsreglement. [A] zou als opleidingscoördinator tenminste de reikwijdte moeten kunnen overzien van een uitschrijving van de opleiding als die zulke rigoureuze gevolgen heeft als Cello meent. Voor zover zij niet op de hoogte is, valt dat in de risicosfeer van Cello vindt de kantonrechter.
Dat zou moeten worden betwijfeld dat [eiser] haar opleiding vanwege haar ziekte niet met succes zal kunnen afronden, is door Cello niet, althans onvoldoende aannemelijk gemaakt. Overigens is dit voor het ROC ook geen reden geweest om [eiser] van de opleiding uit te sluiten en behoeft dit - in het kader van de beoordeling van dit kort geding - geen verdere bespreking.