ECLI:NL:RBOBR:2021:3261

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
6 juli 2021
Publicatiedatum
8 juli 2021
Zaaknummer
371989 / BP RK 21-332
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot leggen van eigen beslag in het kader van kinderalimentatie

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Oost-Brabant op 6 juli 2021 uitspraak gedaan in een verzoek tot het leggen van conservatoir eigen beslag door de man, in het kader van een geschil over kinderalimentatie. De man had verzocht om beslag te leggen op vorderingen van de vrouw, die voortvloeien uit een eerdere beschikking van de rechtbank. De man stelde dat hij teveel kinderalimentatie had betaald en dat hij een tegenvordering had van € 14.479,37. De vrouw vorderde echter een bedrag van € 2.723,58 aan achterstallige kinderalimentatie, wat de man wilde betwisten.

Tijdens de mondelinge behandeling op 5 juli 2021, die via Skype plaatsvond vanwege Covid-19, heeft de man zijn verzoek nader toegelicht. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de man geen voldoende onderbouwing heeft gegeven voor zijn vordering en dat het leggen van beslag op de vorderingen van de vrouw de executie van een in kracht van gewijsde gegane beschikking zou frustreren. De rechtbank Midden-Nederland had eerder het verzoek van de man om de kinderalimentatie te verlagen afgewezen, waardoor de man nog steeds verplicht was het bedrag van € 815,30 per maand te betalen.

De voorzieningenrechter heeft geconcludeerd dat het verzoek van de man tot het leggen van eigen beslag moet worden afgewezen, omdat de gestelde tegenvordering onvoldoende aannemelijk was. De kosten van de procedure werden gecompenseerd, wat gebruikelijk is in zaken tussen ex-partners. De beslissing werd genomen door mr. E. Loesberg, de voorzieningenrechter.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK OOST-BRABANT

Civiel recht
Zittingsplaats 'sHertogenbosch
zaaknummer / rekestnummer: C/01/371989 / BP RK 21-332
beschikking van de voorzieningenrechter van 6 juli 2021
inzake het verzoek van
[verzoeker]
wonende te [woonplaats]
verzoeker
advocaat mr. U. Ögüt te Eindhoven
tegen
[verweerder]
wonende te [woonplaats]
verweerster
advocaat mr. E.H.J. Plass te Veldhoven.
Partijen zullen hierna de man en de vrouw genoemd worden.

1.Inleiding

1.1.
Op 17 juni 2021 heeft mr. Ögüt een verzoekschrift met twaalf producties ingediend voor het leggen van conservatoir eigen beslag ex artikel 724 Rv. ter verzekering van een vordering van € 14.479,37 aan teveel en toekomstig teveel betaalde kinderalimentatie, vermeerderd met rente en kosten bedraagt de vordering in totaal € 18.823,18.
1.2.
Op 5 juli 2021 heeft een mondelinge behandeling van het verzoek plaatsgevonden, vanwege de maatregelen in verband met Covid-19 door middel van een verbinding via Skype. Aan de mondelinge behandeling hebben (naast de voorzieningenrechter en de griffier) deelgenomen de man en mr. Ögüt en de vrouw en mr. Plass.
Voorafgaand aan de mondelinge behandeling heeft mr. Ögüt per e-mail een aanvullende productie 13 ingediend.
1.3.
Mr. Ögüt heeft het verzoek namens de man nader toegelicht. Namens de man is – zakelijk weergegeven – het volgende naar voren gebracht.
Partijen zijn gehuwd geweest en op 15 oktober 2018 gescheiden, door inschrijving van de echtscheidingsbeschikking (van 6 juli 2018) in de registers van de burgerlijke stand.
In de echtscheidingsbeschikking is – voor zover in het kader van deze procedure van belang – bepaald dat de man een bedrag van € 815,30 per maand aan kinderalimentatie dient te betalen ten behoeve van [dochter] , de minderjarige dochter van partijen.
Op 8 mei 2020 heeft de man een verzoekschrift ingediend (zaaknummer C/16/516283 / FA RK 21-258) strekkende onder meer tot wijziging van de door hem verschuldigde kinderalimentatie naar € 180,- per maand en tot veroordeling van de vrouw tot terugbetaling van een bedrag aan kinderalimentatie van € 11.132,14 dat zij volgens de man vanaf 1 februari 2020 teveel heeft ontvangen.
Op 25 mei 2021 heeft de rechtbank Midden-Nederland een beschikking uitgesproken in deze procedure. De beschikking is overgelegd als productie 8 bij het verzoekschrift. De rechtbank heeft de verzoeken van de man als onvoldoende onderbouwd afgewezen onder de overweging - kort samengevat (vgl. 3.7 en verder van de beschikking) - dat de man onvoldoende inzage heeft gegeven in zijn financiële positie van 2019 tot op heden.
Mr. Ögüt heeft in het onderhavige verzoekschrift gesteld zich in de beschikking van de rechtbank van 25 mei 2021 absoluut niet te kunnen vinden en heeft aangekondigd hoger beroep in te stellen.
Ter nadere onderbouwing van het verzoek is namens de man aangevoerd dat hij (inmiddels) iedere maand een bedrag van € 220,- overmaakt aan de vrouw ten behoeve van kinderalimentatie. Daarnaast is de man (nog altijd) van mening dat hij een tegenvordering op de vrouw heeft aan teveel betaalde kinderalimentatie die is opgelopen tot € 14.479,37. Dit terwijl de vrouw, blijkens het aan de man op 16 juni 2021 betekende bevel tot betaling, een bedrag van € 2.723,58 aan achterstallige kinderalimentatie vordert vanaf de maand maart 2021 uit kracht van de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 6 juli 2018.
1.4.
Tijdens de mondelinge behandeling op 5 juli 2021 van het verzoekschrift dat hier aan de orde is heeft mr. Plass namens de vrouw verweer gevoerd.

2.De beoordeling

2.1.
De voorzieningenrechter stelt voorop dat de door de man gepretendeerde vordering op de vrouw op grond van ten onrechte betaalde kinderalimentatie nog niet bestaat maar zou kunnen ontstaan als de man gelijk zou krijgen in de door hem aanhangig te maken appelprocedure tegen de beschikking van de rechtbank van 25 mei 2021. Met andere woorden de man wenst beslag te leggen op in de beschikking van de rechtbank van 6 juli 2018 vastgestelde bestaande en toekomstige vorderingen van de vrouw op de man, ter verzekering van een (mogelijke) toekomstige vordering.
2.2.
Ingevolge artikel 724 Rv kan een schuldeiser verzoeken onder zichzelf beslag te leggen op vorderingen die verweerder op de verzoeker heeft of uit een bestaande rechtsverhouding rechtstreeks zal verkrijgen en op de aan verweerder toebehorende roerende zaken die de verzoeker onder zich heeft en geen registergoederen zijn.
Net als elke vordering waarvoor beslagverlof wordt gevraagd, dient de vordering waarvoor het conservatoir eigenbeslag wordt verzocht summierlijk te worden aangetoond, waarbij voor eigenbeslag strenger kan worden gekeken of de beslaglegger wel een in redelijkheid te eerbiedigen belang heeft bij het beslag (vgl. A.J. Gieske 2010, T&C Rv., art. 724, aant. 2).
Verlof kan worden geweigerd indien de verlofrechter oordeelt dat de verzoeker met het beslag beoogt een jegens hem ten gunste van zijn schuldeiser gewezen uitvoerbaar bij voorraad verklaarde veroordeling te frustreren.
2.3.
In het verzoek dat hier aan de orde is vraagt de man verlof voor het leggen van eigen beslag op een vordering van de vrouw ter hoogte van € 2.723,58 aan nog te betalen kinderalimentatie, en op toekomstige vorderingen die de vrouw op de man zal hebben.
De vrouw vordert betaling van kinderalimentatie uit hoofde van de beschikking van 6 juli 2018, die in kracht van gewijsde is gegaan. De vrouw is in beginsel dan ook gerechtigd deze beschikking te executeren. Dit geldt temeer nu de rechtbank Midden Nederland het verzoek van de man de te betalen kinderalimentatie naar beneden bij te stellen bij beschikking van 25 mei 2021 heeft afgewezen, zodat het uitgangspunt nog altijd is dat de man gehouden is het in de beschikking van 6 juli 2018 bepaalde bedrag van € 815,30 per maand aan kinderalimentatie te betalen.
2.4.
Het leggen door de man van eigen beslag op (toekomstige) vordering(en) van de vrouw zou feitelijk de executie door de vrouw van een in kracht van gewijsde gegane beschikking frustreren.
Daarbij komt dat de door de man gestelde tegenvordering aan teveel betaalde kinderalimentatie, nu de rechtbank Midden Nederland zijn verzoek tot wijziging van de te betalen kinderalimentatie heeft afgewezen, vooralsnog onvoldoende aannemelijk is gebleven. In de in het kader van deze verzoekschriftprocedure overgelegde stukken vindt de voorzieningenrechter verder ook onvoldoende aanknopingspunten voor de aanname dat bij beschikking van 6 juli 2018 een te hoog bedrag aan kinderalimentatie is vastgesteld zodat een door te man te leggen (eigen) beslag ten laste van de vrouw gerechtvaardigd zou zijn.
Indien de man van mening is dat de vrouw misbruik maakt van haar executierecht dient de man dit via een andere procedure aan de orde te stellen.
2.5.
Bovenstaande overwegingen leiden tot de conclusie dat het verzoek van de man dient te worden afgewezen.
2.6.
Het verzoek van de vrouw de man te veroordelen in de kosten van de procedure wordt afgewezen, nu het in zaken tussen ex-partners gebruikelijk is de kosten te compenseren, tenzij de in het ongelijk gestelde partij de procedure nodeloos heeft aangespannen dan wel heeft voortgezet. Alhoewel de voorzieningenrechter de man er in overweging 2.4 op heeft gewezen dat het indienen van een verzoekschrift als het onderhavige niet de koninklijke weg is om executie van een gerechtelijke uitspraak te voorkomen gaat het wat de voorzieningenrechter betreft te ver te oordelen dat de man deze verzoekschriftprocedure nodeloos heeft aangespannen.

3.De beslissing

De voorzieningenrechter,
3.1.
wijst het verzoek tot het leggen van eigen beslag af,
3.2.
compenseert de kosten tussen partijen in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mr. E. Loesberg, voorzieningenrechter.