ECLI:NL:RBOBR:2021:3261
Rechtbank Oost-Brabant
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek tot leggen van eigen beslag in het kader van kinderalimentatie
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Oost-Brabant op 6 juli 2021 uitspraak gedaan in een verzoek tot het leggen van conservatoir eigen beslag door de man, in het kader van een geschil over kinderalimentatie. De man had verzocht om beslag te leggen op vorderingen van de vrouw, die voortvloeien uit een eerdere beschikking van de rechtbank. De man stelde dat hij teveel kinderalimentatie had betaald en dat hij een tegenvordering had van € 14.479,37. De vrouw vorderde echter een bedrag van € 2.723,58 aan achterstallige kinderalimentatie, wat de man wilde betwisten.
Tijdens de mondelinge behandeling op 5 juli 2021, die via Skype plaatsvond vanwege Covid-19, heeft de man zijn verzoek nader toegelicht. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de man geen voldoende onderbouwing heeft gegeven voor zijn vordering en dat het leggen van beslag op de vorderingen van de vrouw de executie van een in kracht van gewijsde gegane beschikking zou frustreren. De rechtbank Midden-Nederland had eerder het verzoek van de man om de kinderalimentatie te verlagen afgewezen, waardoor de man nog steeds verplicht was het bedrag van € 815,30 per maand te betalen.
De voorzieningenrechter heeft geconcludeerd dat het verzoek van de man tot het leggen van eigen beslag moet worden afgewezen, omdat de gestelde tegenvordering onvoldoende aannemelijk was. De kosten van de procedure werden gecompenseerd, wat gebruikelijk is in zaken tussen ex-partners. De beslissing werd genomen door mr. E. Loesberg, de voorzieningenrechter.