Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
1.Het verloop van de verdere procedure
- de tussenbeschikking van 20 januari 2021 en de daarin genoemde processtukken;
- de op 14 april 2021 ontvangen akte uitlating bewijs en overleggen producties 17 tot en met 21 namens [verweerder] ;
- de op 14 mei 2021 ontvangen antwoordakte uitlating bewijs van [verzoekster] met productie 7.
2.De verdere beoordeling
“het vaststellen of handschriftproducties van één en dezelfde schrijver afkomstig zijn.”
“(…) Er is gebleken dat u minimaal 17 ruilbonnen met totaal 21 ruilingen, heeft gemaakt, waar feitelijk geen ruilingen waren. Dit is gebleken uit de in het filiaal ontstane voorraadverschillen, waarvan na onderzoek bleek dat deze tot stand waren gekomen door ruilhandelingen op de kassa, die dus feitelijk geen ruilhandelingen waren. Op de betreffende ruilbonnen, die door u zijn gemaakt, zijn onjuiste gegevens ingevuld.(…)”Ook in haar verweerschrift en tijdens de zitting heeft [verweerder] zich steeds op het standpunt gesteld dat er op minimaal 17 bonnen onregelmatigheden zijn aangetroffen die te wijten zijn aan handelingen van [verzoekster] . Niet is toegelicht waarom [verweerder] deze keuze heeft gemaakt en welke criteria zij ten grondslag heeft gelegd aan de selectie van bonnen die zij aan het onderzoek wil onderwerpen. Vast staat in elk geval dat over de 8 niet onderzochte bonnen geen conclusies zijn getrokken/te trekken. De kantonrechter heeft deze 8 bonnen daarom niet verder bij haar beoordeling betrokken.
nietmet een voldoende mate van waarschijnlijkheid kan worden vastgesteld dat de bonnen uit setje 1 door dezelfde persoon zijn geschreven als de bonnen uit setje 2. De mogelijkheid dat de bonnen in de onderscheiden setjes door twee verschillende personen zijn geschreven, is even waarschijnlijk als de veronderstelling van [verweerder] dat de bonnen door telkens dezelfde persoon zijn geschreven. Dit betekent dat het feit dat op alle onderzochte bonnen het personeelsnummer ( [personeelsnummer] ) van [verzoekster] staat vermeld, niet het sluitend bewijs oplevert dat [verzoekster] (al) die bonnen heeft geschreven. Aangezien het wel erg waarschijnlijk wordt gevonden dat de bonnen in elk afzonderlijk setje door eenzelfde persoon zijn geschreven, kan de verklaring niet zitten in de (overigens niet door [verweerder] gevoerde) stelling dat een deel van de bonnen (wel) door klanten zelf is geschreven. Zou dat het geval zijn geweest, dan zou dit wel uit het onderzoek naar voren zijn gekomen.
“Ons voorraadsysteem klopt soms niet, maar dit is maar heel zelden. We merken dit bijvoorbeeld 1 keer in de maand als we OV’s moeten inpakken. Dan mist er weleens een artikel in de voorraad.”.De andere medewerkers hebben in vergelijkbare zin verklaard.
Kamerstukken I, 2013-2014, 33 818, nr. C, pag. 99 en 113). Bij het bepalen van de hoogte van de billijke vergoeding moet de kantonrechter rekening houden met alle (uitzonderlijke) omstandigheden van het geval en die vergoeding moet daarbij aansluiten. Daarbij moet de kantonrechter in de motivering van zijn oordeel inzicht geven in de omstandigheden die tot de beslissing over de hoogte van de vergoeding hebben geleid (zie Hoge Raad 30 juni 2017, ECLI:NL:HR:2017:1187, New Hairstyle). Het gaat er uiteindelijk om dat de werknemer wordt gecompenseerd voor het ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever. Ook met de gevolgen van het ontslag kan rekening worden gehouden, voor zover die gevolgen zijn toe te rekenen aan het verwijt dat de werkgever kan worden gemaakt. De billijke vergoeding heeft geen bestraffend doel, maar met de billijke vergoeding kan ook worden tegengegaan dat werkgevers ervoor kiezen een arbeidsovereenkomst op ernstig verwijtbare wijze te laten eindigen.