In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Oost-Brabant op 23 maart 2021, is een beschikking gegeven in een familierechtelijke procedure tussen een vrouw en een man, die samen twee kinderen hebben. De vrouw verzocht om een bijdrage in de kinderalimentatie, terwijl de man verweer voerde tegen het door de vrouw gevraagde bedrag. De rechtbank heeft vastgesteld dat de man een bedrag van € 263,- per kind per maand moet betalen, met ingang van 1 januari 2021. De rechtbank heeft ook het ouderschapsplan dat door partijen was ondertekend, opgenomen in de beschikking. De procedure vond plaats op tegenspraak en werd gedeeltelijk via videobellen gehouden vanwege de COVID-19 situatie. De rechtbank heeft de draagkracht van beide ouders beoordeeld en vastgesteld dat de man een hogere draagkracht heeft dan de vrouw, wat heeft geleid tot de beslissing over de kinderalimentatie. De rechtbank heeft ook bepaald dat de alimentatie vóór de eerste van de maand moet worden betaald en dat de beslissing uitvoerbaar bij voorraad is verklaard. Partijen zijn verantwoordelijk voor hun eigen proceskosten. De beschikking is openbaar uitgesproken en er is een mogelijkheid tot hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.