ECLI:NL:RBOBR:2021:3950
Rechtbank Oost-Brabant
- Eerste aanleg - meervoudig
- H.E.G. Peters
- M.T. van Vliet
- R. van den Munckhof
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak van verdenking betrokkenheid bij lozen van drugsafval
Op 27 juli 2021 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van betrokkenheid bij het lozen van drugsafval. De zaak was aanhangig gemaakt na een dagvaarding op 1 juli 2021, en de rechtbank heeft het onderzoek ter terechtzitting op 13 juli 2021 gehouden. De tenlastelegging omvatte onder andere het huren van een vrachtwagen en het vervoeren van gevaarlijke afvalstoffen, afkomstig van de vervaardiging van synthetische drugs, die op of in de bodem zijn gebracht.
De officier van justitie heeft de feiten onder 1 en 2 wettig en overtuigend bewezen geacht, terwijl de verdediging pleitte voor integrale vrijspraak. De raadsvrouw voerde aan dat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte betrokken was bij het lozen van het drugsafval. De rechtbank heeft vastgesteld dat, hoewel de verdachte de vrachtwagen had gehuurd, er geen bewijs was dat hij wetenschap had van het lozen van het drugsafval op 24 maart 2019.
Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat de verdachte niet wettig en overtuigend kon worden bewezen dat hij de ten laste gelegde feiten had gepleegd. Daarom is de verdachte vrijgesproken van de beschuldigingen. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, met mr. H.E.G. Peters als voorzitter en mr. M.T. van Vliet en mr. R. van den Munckhof als leden.