ECLI:NL:RBOBR:2021:3950

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
27 juli 2021
Publicatiedatum
23 juli 2021
Zaaknummer
01-325929-20
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdenking betrokkenheid bij lozen van drugsafval

Op 27 juli 2021 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van betrokkenheid bij het lozen van drugsafval. De zaak was aanhangig gemaakt na een dagvaarding op 1 juli 2021, en de rechtbank heeft het onderzoek ter terechtzitting op 13 juli 2021 gehouden. De tenlastelegging omvatte onder andere het huren van een vrachtwagen en het vervoeren van gevaarlijke afvalstoffen, afkomstig van de vervaardiging van synthetische drugs, die op of in de bodem zijn gebracht.

De officier van justitie heeft de feiten onder 1 en 2 wettig en overtuigend bewezen geacht, terwijl de verdediging pleitte voor integrale vrijspraak. De raadsvrouw voerde aan dat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte betrokken was bij het lozen van het drugsafval. De rechtbank heeft vastgesteld dat, hoewel de verdachte de vrachtwagen had gehuurd, er geen bewijs was dat hij wetenschap had van het lozen van het drugsafval op 24 maart 2019.

Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat de verdachte niet wettig en overtuigend kon worden bewezen dat hij de ten laste gelegde feiten had gepleegd. Daarom is de verdachte vrijgesproken van de beschuldigingen. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, met mr. H.E.G. Peters als voorzitter en mr. M.T. van Vliet en mr. R. van den Munckhof als leden.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Locatie 's-Hertogenbosch
Strafrecht
Parketnummer: 01.325929.20
Datum uitspraak: 27 juli 2021
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboortejaar] 1987,
wonende te [adres] .
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 13 juli 2021.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 1 juli 2021.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
T.a.v. feit 1:
hij op of omstreeks 24 maart 2019 te Eindhoven, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en) dan wel alleen, al dan niet opzettelijk,
(een) handeling(en) met afvalstoffen heeft verricht waarvan hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) redelijkerwijs had(den) kunnen weten dat daardoor nadelige gevolgen voor het milieu ontstonden en/of konden ontstaan, terwijl hij, verdachte en/of zijn mededader(s) niet aan zijn/hun verplichting heeft/hebben voldaan alle maatregelen te nemen die redelijkerwijs van hem en/of zijn mededader(s) konden worden gevergd, teneinde die gevolgen zoveel mogelijk te voorkomen en/of te beperken,
immers heeft hij, verdachte en/of zijn mededader(s):
- een bedrijfswagen/vrachtwagen, voorzien van kenteken [kenteken] gehuurd en/of
- meerdere hoeveelheden (gevaarlijke) afvalstoffen, zijnde afval afkomstig van de vervaardiging van BMK en/of MDMA, althans afval afkomstig van de vervaardiging van synthetische drugs, in (een) IBC’s/va(a)t(en) geplaatst en/of vervoerd in die bedrijfswagen/vrachtwagen;
T.a.v. feit 2:
hij op of omstreeks 24 maart 2019, te Eindhoven, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), dan wel alleen, (telkens) al dan niet opzettelijk, zich van afvalstoffen heeft ontdaan door deze - al dan niet in verpakking - buiten een inrichting te storten, of anderszins op of in de bodem te brengen,
immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader(s)
- een bedrijfswagen/vrachtwagen, voorzien van kenteken [kenteken] gehuurd en/of
- een of meerdere IBC’s/vaten bevattende vloeistoffen en/of chemicaliën, te weten afvalstoffen afkomstig van de vervaardiging van BMK en/of MDMA, althans afval afkomstig van de vervaardiging van synthetische drugs vervoerd terwijl een of meer van die IBC’s/vat(en) lekte(n) en/of anderszins op of in de (onbeschermde) bodem gebracht op de Eindhovenseweg te Eindhoven en/of in de directe omgeving van de Eindhovenseweg en/of
- drie IBC’s/vaten bevattende vloeistoffen en/of chemicaliën, te weten afvalstoffen afkomstig van de vervaardiging van BMK en/of MDMA, althans afval afkomstig van de vervaardiging van synthetische drugs op de Eindhovenseweg te Eindhoven achtergelaten en/of gestort en/of anderszins op of in de (onbeschermde) bodem gebracht op de Eindhovenseweg te Eindhoven.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in de vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Het standpunt van de officier van justitie.

De officier van justitie acht de ten laste gelegde feiten onder 1 en 2 wettig en overtuigend bewezen.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is als bijlage aan dit vonnis gehecht.

Het standpunt van de verdediging.

De raadsvrouw heeft integrale vrijspraak bepleit. Zij heeft daartoe – kort gezegd – aangevoerd dat op basis van het dossier niet kan worden vastgesteld dat het verdachte is geweest die op 23 maart 2019 de vrachtwagen voorzien van kenteken [kenteken] heeft gehuurd. Mocht de rechtbank daar anders over denken, dan bevat het dossier in ieder geval onvoldoende bewijs voor wetenschap en/of betrokkenheid van verdachte bij het lozen van het drugsafval.

Vrijspraak.

De rechtbank is van oordeel dat op basis van de inhoud van het dossier en de verklaring van verdachte ter terechtzitting – voor zover inhoudende dat het mogelijk is dat hij op 23 maart 2019 een vrachtwagen heeft gehuurd – vastgesteld kan worden dat het verdachte is geweest die de vrachtwagen met kenteken [kenteken] heeft gehuurd. Met de raadsvrouw stelt de rechtbank echter vast dat het dossier geen bewijs bevat waaruit blijkt dat verdachte wetenschap had van, of als medepleger betrokkenheid heeft gehad bij, het lozen van drugsafval op 24 maart 2019.
De rechtbank acht daarom niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan verdachte onder 1 en 2 ten laste is gelegd, zodat de verdachte daarvan wordt vrijgesproken.

DE UITSPRAAK

T.a.v. feit 1, feit 2:
De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte onder 1 en 2 ten laste is gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. H.E.G. Peters, voorzitter,
mr. M.T. van Vliet en mr. R. van den Munckhof, leden,
in tegenwoordigheid van mr. N.P.M. van de Wouw, griffier,
en is uitgesproken op 27 juli 2021.