ECLI:NL:RBOBR:2021:3958

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
23 juli 2021
Publicatiedatum
23 juli 2021
Zaaknummer
C/01/372061 / KG ZA 21-370
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering tot voortzetten van een duurovereenkomst in kort geding

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 23 juli 2021 uitspraak gedaan in een kort geding tussen Hagra Logistics B.V. en Hydro Extrusion Drunen B.V. Hagra, eiseres, vorderde dat Hydro zou worden verplicht om de lopende duurovereenkomst met Hagra na te komen door de gebruikelijke opdrachten te blijven verlenen. Hagra stelde dat er een langdurige relatie bestond die in de loop der jaren was gegroeid en dat zij recht had op een redelijke opzegtermijn. Hydro had echter op 16 april 2021 telefonisch meegedeeld dat Hagra niet meer in aanmerking kwam voor logistieke diensten, wat Hagra in een moeilijke positie bracht.

De rechtbank oordeelde dat Hagra niet had betwist dat zij op 25 mei 2021 een uitnodiging had ontvangen om deel te nemen aan een tender die door Hydro was uitgeschreven. De tender was opgezet om een nieuwe pool van leveranciers samen te stellen op basis van nieuwe prijzen en voorwaarden. Hagra had zonder protest deelgenomen aan deze tender, wat werd gezien als instemming met de wijziging van het inkoopsysteem van Hydro. De voorzieningenrechter concludeerde dat Hydro Hagra voldoende kansen had gegeven om concurrerend in te schrijven, maar dat Hagra slechts op een beperkt aantal ritten als voordeligste aanbieder had ingeschreven.

Uiteindelijk werd de vordering van Hagra afgewezen, omdat de rechtbank onvoldoende aanleiding zag om Hydro te veroordelen tot het voortzetten van de bestaande relatie. Hagra werd als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van Hydro op € 2.191,00 werden begroot.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Civiel Recht
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
zaaknummer / rolnummer: C/01/372061 / KG ZA 21-370
Vonnis in kort geding van 23 juli 2021
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
HAGRA LOGISTICS B.V.,
gevestigd te Numansdorp,
eiseres,
advocaat mr. W.P. Brussaard te Oud-Beijerland,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
HYDRO EXTRUSION DRUNEN B.V.,
gevestigd te Drunen,
gedaagde,
advocaat mr. R.J. Henneman te Amsterdam.
Partijen zullen hierna Hagra en Hydro genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 28 juni 2021 met 4 producties
  • de brief van mr. Henneman van 9 juli 2021 met 18 producties
  • de mondelinge behandeling die op 12 juli 2021 vanwege de Covid-19 maatregelen heeft plaatsgevonden via een verbinding via Skype
  • de pleitnota van Hagra
  • de pleitnota van Hydro.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
Hagra drijft een onderneming die expediteurswerkzaamheden verricht. Middellijk bestuurders van Hagra zijn de heer [A] en mevrouw [B] . Er werken in totaal drie personen voor Hagra.
2.2.
Hydro drijft een onderneming die metalen constructiewerken vervaardigt en bemiddelt bij de handel in diverse grondstoffen zoals ertsen, metalen en chemische producten. Hydro maakt onderdeel uit van het wereldwijde Hydro concern dat haar hoofdvestiging heeft in Oslo, Zweden.
2.3.
Hagra krijgt sinds 2009 transportopdrachten van Hydro voor de locaties Drunen, Hoogezand, Harderwijk, Lichtervelde, Raeren en Ghlin.
2.4.
Op 25 mei 2020 heeft Hydro Hagra uitgenodigd om deel te nemen aan een door Hydro uitgeschreven tender. Hydro heeft een aantal grote zittende leveranciers bij voorbaat aangemerkt als prefered supplier. Deze zouden extra ondersteuning krijgen tijdens het tenderproces en ongeacht de afgegeven prijzen doorgaan naar de volgende rondes. Hagra is door Hydro aangemerkt als preferred supplier.
2.5.
Hagra heeft op 13 juni 2021 op de tender ingeschreven.
2.6.
Bij e-mailbericht van 3 juli 2021 heeft Hydro Hagra onder meer te kennen gegeven dat Hagra op nagenoeg alle ritten veel hoger had ingeschreven dan haar concurrenten en dat het verschil op nagenoeg alle ritten meer dan 15 % bedroeg. In diezelfde e-mail heeft Hydro meegedeeld dat Hagra als preferred supplier wel is toegelaten tot de tweede ronde van de tender.
2.7.
Bij e-mailbericht van 20 juli 2020 heeft Hagra ingeschreven voor de tweede ronde van de tender.
2.8.
Op 9 september 2020 vond er naar aanleiding van de tweede ronde een meeting plaats tussen Hagra en Hydro op het kantoor van Hydro. Hydro heeft daarbij aan Hagra medegedeeld dat zij met haar tweede inschrijving nog steeds ver boven de prijzen van haar concurrenten had aangeboden.
2.9.
Op 12 september 2020 heeft de heer [A] van Hagra gebeld met de heer [C] van Hydro met de mededeling dat zij per direct alle ritten zullen staken voor Hydro.
2.10.
Op 24 september 2020 heeft Hagra ingeschreven voor de derde ronde van de tender. Bij e-mailbericht van 19 oktober 2020 heeft Hydro aan Hagra de ranking van Hagra verstrekt voor alle ritten waarop zij na de derde ronde heeft ingeschreven. Hagra nam daarbij op 5 van de ongeveer 700 ritten de eerste positie in. Op 27 oktober 2020 heeft er nog een fysieke meeting plaatsgevonden te Drunen om de analyse en de verdere stappen te bespreken.
2.11.
Eind 2020 is Hydro gestart met het nieuwe systeem en heeft zij een overstap gemaakt naar een nieuwe pool van suppliers op basis van de resultaten van de tender. Vanaf januari 2021 zijn daarmee de opdrachten van Hydro voor Hagra geleidelijk verminderd, omdat zij slechts op 5 ritten de eerste positie heeft behaald in de tender.
2.12.
Op 24 maart 2021 heeft er een telefoongesprek plaatsgevonden tussen de heer [C] en de heer [A] , waarbij de heer [A] zijn excuses heeft aangeboden voor zijn gedrag richting medewerkers van Hydro.
2.13.
Op 14 april 2021 heeft Hagra opnieuw - ongevraagd - prijzen ingediend bij Hydro. Bij e-mailbericht van 19 april 2021 heeft Hagra opnieuw aan Hydro verzocht om deel te mogen nemen aan de tender op basis van haar vierde prijsopgave.
2.14.
Bij e-mailbericht van 18 juni 2021 heeft Hydro aan Hagra laten weten dat zij -conform het verzoek van Hagra - toch niet zal worden uitgesloten van de tender en dat de vierde prijsopgave van Hagra ook wordt verwerkt in het systeem. Met haar vierde prijsopgave komt Hagra bij 7 ritten als voordeligste uit de bus.

3.Het geschil

3.1.
Hagra vordert samengevat - bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad Hydro te gebieden de lopende duurovereenkomst met Hagra met onmiddellijke ingang onverminderd na te komen door aan Hagra de gebruikelijke opdrachten, zowel voor wat betreft het aantal als de financiële omvang, te blijven verlenen gedurende tenminste 12 maanden, op straffe van verbeurte van een dwangsom en met veroordeling van Hydro in de kosten van het geding, de nakosten daaronder begrepen, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.2.
Hagra legt daaraan het volgende ten grondslag. Partijen zijn een duurrelatie aangegaan die al vanaf 2009 onafgebroken loopt. Hagra heeft in opdracht van Hydro steeds opdrachten uitgevoerd als expediteur. In die hoedanigheid heeft zij overeenkomsten tot het doen vervoeren van goederen in opdracht van Hydro gesloten (artikel 8:60 BW). Partijen hebben nooit afspraken gemaakt over de beëindiging en de duur van de relatie. De relatie is in de loop van de tijd gegroeid en aldus hebben partijen juridisch beschouwd een duurovereenkomst gesloten voor onbepaalde tijd. Gelet op de lange duur van de relatie mocht Hagra het vertrouwen hebben dat zij bij een eventuele opzegging een redelijke en fatsoenlijke periode daarvoor zou worden ingelicht en Hydro tenminste een redelijke opzegtermijn in acht zou nemen, dan wel een redelijke vergoeding zou aanbieden. Hydro heeft echter, zonder enig vooroverleg, op 16 april 2021 telefonisch aan Hagra meegedeeld dat Hagra niet meer in aanmerking komt om logistieke diensten te verlenen aan Hydro. Hagra heeft de afgelopen 12 jaar naar volle tevredenheid de expediteurswerkzaamheden uitgevoerd tegen redelijke prijzen en Hydro heeft nooit klachten gehad. Hagra heeft haar organisatie ingericht op onder meer de omvang van de door Hydro gevraagde diensten en heeft in de afgelopen jaren een stijgende omzet gerealiseerd door opdrachten van Hydro van ruim € 2.000.000,00 per jaar, hetgeen 90 % van de omzet van Hagra vormt. Hydro is er mee bekend dat Hagra in hoge mate afhankelijk is van haar opdrachten en het voortbestaan van de onderneming van Hagra in gevaar komt bij beëindiging van de relatie op korte termijn.
Gelet op het vorenstaande heeft de door Hydro uitgesproken opzegging c.q. beëindiging van de relatie geen effect en dient de overeenkomst onverkort te worden nagekomen. Door de plotselinge beëindiging van de relatie door Hydro is Hagra in liquiditeitsproblemen gekomen en dreigt zelfs het voortbestaan van haar onderneming in gevaar te komen. Hagra heeft dan ook een spoedeisend belang bij de door haar ingestelde vorderingen.
3.3.
Hydro voert verweer.

4.De beoordeling

4.1.
Hagra heeft niet betwist dat zij op 25 mei 2021 een uitnodiging heeft ontvangen van Hydro om deel te nemen aan de door Hydro uitgeschreven tender. Uit de bij die uitnodiging gevoegde tenderdocumentatie kan genoegzaam worden afgeleid dat de tender was opgezet met het doel een nieuwe pool met suppliers samen te stellen op basis van nieuwe prijzen en andere voorwaarden. Leveranciers die uitgenodigd werden om deel te nemen aan de tender dienden per rit een prijs af te geven en een aantal variabelen op te geven, die ingevoerd werken in het systeem. De tender diende vervolgens te leiden tot een geautomatiseerd systeem, waarmee Hydro direct inzage kreeg in de ritprijzen van de deelnemende leveranciers voor een specifieke rit. In feite zag de tender op een herinrichting van het inkoopsysteem van Hydro. Hagra heeft - hoewel voor haar op basis van deze documentatie duidelijk kon zijn dat de samenwerking tussen Hagra en Hydro (mogelijk) zou wijzigen - niet geprotesteerd tegen de voorgenomen uitvoering van de tender door Hydro.
4.2.
Door zonder protest deel te nemen aan de tender heeft Hagra bewust ingestemd met een procedure waarvan de uiteindelijke uitkomst kon zijn dat zij minder opdrachten zou verkrijgen van Hydro. Hydro heeft in dat verband gesteld dat zij Hagra bij aanvang van de tender expliciet heeft gevraagd wat zij zou doen als haar omzet flink zou dalen, waarop Hagra heeft geantwoord dat dit geen probleem zou zijn. Voorts heeft Hydro ter zitting nader toegelicht dat op basis van het nieuwe systeem de inschrijver met de beste prijs als eerste in aanmerking komt voor uitvoering van de betreffende rit. Hagra heeft, na tot viermaal toe haar prijzen kenbaar te hebben gemaakt, slechts op 7 ritten (van de ongeveer 700 ritten) als voordeligste aanbieder ingeschreven. Dit heeft tot gevolg gehad dat het aantal opdrachten van Hydro aan Hagra vanaf eind 2020, de datum waarop Hydro geleidelijk is overgestapt naar de nieuwe pool van suppliers, is afgenomen.
4.3.
De voorzieningenrechter ziet in de hiervoor geschetste omstandigheden - nog daargelaten de vraag of tussen partijen een duurrelatie bestaat die door Hydro had moeten worden opgezegd (tegen een redelijke opzegtermijn) - onvoldoende aanleiding voor toewijzing van het door Hagra gevorderde. Hydro heeft Hagra alle kansen gegeven om concurrerend in te schrijven op de tender, heeft de tender inmiddels afgerond en - zoals aangekondigd - het nieuwe systeem van suppliers, ruim een jaar na aankondiging van de tender, inmiddels nagenoeg volledig geïmplementeerd. Een veroordeling van Hydro tot voortzetting van de bestaande relatie (zo deze vordering al voldoende bepaalbaar is, hetgeen Hydro uitdrukkelijk heeft betwist) zal effect hebben op alle overige deelnemers van de tender en kan in dit stadium in redelijkheid niet (meer) van Hydro worden verlangd. Door niet te protesteren tegen het uitvoeren van de tender heeft Hagra ingestemd met een wijziging van het inkoopsysteem van Hydro, met als risico dat zij niet als een van de voordeligste aanbieders uit de bus zou komen en opdrachten van Hydro zou verliezen.
4.4.
Bij dit alles speelt tevens een rol dat het nog maar de vraag is of Hagra zelf wel kan voldoen aan een eventuele veroordeling van Hydro om aan Hagra de gebruikelijke opdrachten te verstrekken. Hagra heeft immers, bij monde van de heer [A] , ter zitting verklaard dat al haar vervoerders inmiddels de samenwerking met Hagra hebben opgezegd en naar andere partijen zijn overgestapt.
4.5.
Het voorgaande betekent dat de vordering van Hagra zal worden afgewezen. Hagra zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Hydro worden begroot op:
- griffierecht € 667,00
- overige kosten 0,00
- salaris advocaat
1.524,00
Totaal € 2.191,00

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt Hagra in de proceskosten, aan de zijde van Hydro tot op heden begroot op € 2.191,00,
5.3.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. E. Loesberg en in het openbaar uitgesproken op 23 juli 2021.