In deze bodemzaak, behandeld door de Rechtbank Oost-Brabant, is op 16 juni 2021 vonnis gewezen in de zaak tussen Stedin Netbeheer B.V. en Essent Sales Portfolio Management B.V. De procedure betreft een afrekening voor de levering van elektriciteit tussen de netbeheerder en de programmaverantwoordelijke. Stedin, eiseres in conventie, vorderde een bedrag van € 1.050.391,50 van Essent, gedaagde in conventie. Essent had in een tussenvonnis de gelegenheid gekregen om een nieuwe berekening van het verschuldigde bedrag over te leggen, maar stelde dat de rechtbank abusievelijk niet inging op haar bewijsaanbod. De rechtbank oordeelde dat het bewijsaanbod van Essent niet ter zake dienend was en dat de drempel van de stelplicht niet was gehaald. De rechtbank bevestigde dat het door Essent berekende bedrag van € 1.050.391,50 ongewijzigd blijft en dat de vordering van Stedin in zijn geheel wordt toegewezen. Daarnaast werd Essent veroordeeld in de proceskosten van Stedin, die op € 14.109,33 zijn begroot. In reconventie werd Stedin ook veroordeeld tot betaling van wettelijke rente en proceskosten aan Essent. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het meer of anders gevorderde is afgewezen.