ECLI:NL:RBOBR:2021:4843

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
7 september 2021
Publicatiedatum
10 september 2021
Zaaknummer
C/01/374231 / KG ZA 21-529
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervangende toestemming voor reis minderjarige naar Polen voor bruiloft

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Oost-Brabant op 7 september 2021 uitspraak gedaan in een kort geding waarin de man vervangende toestemming vorderde om zijn minderjarige dochter mee te nemen naar Polen voor zijn bruiloft. De man en de vrouw, die een affectieve relatie hebben gehad, hebben gezamenlijk het ouderlijk gezag over hun dochter, die op dat moment vijf jaar oud was. De vrouw weigerde toestemming te geven voor de reis, omdat zij vond dat het niet in het belang van de minderjarige was. De man had de vrouw verzocht om toestemming voor de periode van 13 tot en met 20 september 2021, maar de vrouw had gegronde redenen om deze toestemming te weigeren. De voorzieningenrechter heeft in zijn beoordeling het belang van de minderjarige vooropgesteld en geconcludeerd dat de reis naar Polen niet in haar belang was, gezien het feit dat zij al anderhalf jaar geen contact meer had gehad met haar vader en de overgang naar een week met hem en zijn nieuwe partner in het buitenland te groot zou zijn. De voorzieningenrechter heeft de vordering van de man afgewezen en de proceskosten gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Civiel Recht
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
zaaknummer / rolnummer: C/01/374231 / KG ZA 21-529
Vonnis in kort geding van 7 september 2021
in de zaak van
[eiser],
wonende te [plaats 1] ,
eiser,
advocaat mr. V.T.E. Kuijpers te Capelle aan den IJssel,
tegen
[gedaagde],
wonende te [plaats 2] ,
gedaagde,
advocaat mr. F. Putmans-de Kok te Eindhoven.
Partijen zullen hierna de man en de vrouw genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 31 augustus 2021 met 2 producties
  • de conclusie van antwoord met één productie
  • de mondelinge behandeling via Skype op 7 september 2021.
1.2.
De voorzieningenrechter heeft meteen mondeling vonnis gewezen, waarvan dit een schriftelijke uitwerking is.

2.De feiten

2.1.
Partijen hebben een affectieve relatie gehad en hebben in dat kader ook samengewoond in [plaats 1] .
2.2.
Uit de relatie is op [geboortedatum] 2016 het thans nog minderjarige kind [minderjarige] (hierna te noemen: [minderjarige] ) geboren.
2.3.
De man heeft [minderjarige] erkend.
2.4.
Partijen hebben inmiddels gezamenlijk het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
2.5.
De relatie van partijen is in juni 2018 geëindigd.
2.6.
Partijen hebben met behulp van een mediator afspraken gemaakt die zijn vastgelegd in een convenant beëindiging samenlevingsverband en een ouderschapsplan.
2.7.
In het ouderschapsplan is vastgelegd dat [minderjarige] haar hoofdverblijf heeft bij de vrouw. Ook is een zorg- en contactregeling vastgelegd die voorziet in contact tussen de man en [minderjarige] .
2.8.
In februari 2020 is de vrouw verhuisd naar [plaats 2] om bij haar nieuwe partner te gaan wonen.
2.9.
Sinds maart 2020 is [minderjarige] niet meer bij de man geweest in het kader van de zorg- en contactregeling. [minderjarige] is tot mei 2021 nog wel één keer per maand naar de ouders van de man gegaan.
2.10.
De man heeft inmiddels een nieuwe partner. De man en zijn partner zijn voornemens om op 18 september 2021 te gaan trouwen in Polen.
2.11.
De man heeft de vrouw verzocht toestemming te verlenen om [minderjarige] mee te nemen naar Polen voor de duur van een week om de bruiloft bij te kunnen wonen.
2.12.
De vrouw weigert die toestemming te verlenen.

3.Het geschil

3.1.
De man vordert samengevat – vervangende toestemming om met [minderjarige] in de periode van 13 tot en met 20 september 2021 naar Polen af te reizen zodat zij aanwezig kan zijn bij de bruiloft van de man en zijn partner, met veroordeling van de vrouw in de proceskosten.
3.2.
De man legt daaraan, zakelijk weergegeven, het volgende ten grondslag.
De man wil graag dat [minderjarige] erbij is als hij met zijn nieuwe partner in het huwelijk treedt in Polen. [minderjarige] wil er zelf ook graag bij zijn.
Het is de man onduidelijk waarom de vrouw weigert toestemming te verlenen aan de man om [minderjarige] mee te nemen. Zij had in mei 2021 namelijk al toestemming verleend naar aanleiding van een e-mail die de man haar had gestuurd. Daar is de vrouw nu kennelijk op teruggekomen. De man weet alleen niet waarom.
3.3.
De vrouw voert daartegen, zakelijk weergegeven, het volgende verweer.
De vrouw heeft gegronde redenen om geen toestemming te geven aan de man om [minderjarige] mee te nemen naar Polen.
De man heeft namelijk nagelaten om de vrouw behoorlijk te informeren over de reis. Zo weet zij niet waar de bruiloft zal plaatsvinden, waar [minderjarige] zal verblijven, wie er mee gaan en op welke wijze naar Polen wordt gereisd.
Daarnaast geldt dat [minderjarige] leerplichtig is en de man geen bijzonder verlof heeft van de schooldirecteur om [minderjarige] een week van school te houden.
Het is ook niet in het belang van [minderjarige] dat zij direct een week in haar nieuwe klas mist.
De vrouw betwist dat zij in mei 2021 al toestemming had verleend aan de man om [minderjarige] mee te nemen naar Polen.

4.De beoordeling

4.1.
Het spoedeisend belang van de man bij het verkrijgen van vervangende toestemming is duidelijk. De man wil komende maandag 13 september 2021 al met
[minderjarige] naar Polen afreizen zodat zij op 18 september 2021 de bruiloft kan bijwonen. De vrouw weigert daar toestemming voor te geven. Van de man kan dan niet worden gevergd dat hij de uitkomst van een bodemprocedure afwacht.
4.2.
De vraag waar het in dit kort geding om gaat is of de vrouw terecht weigert toestemming te verlenen voor de reis naar Polen. De voorzieningenrechter dient bij beantwoording van die vraag het belang van [minderjarige] voorop te stellen. De voorzieningenrechter is er op basis van hetgeen partijen naar voren hebben gebracht niet van overtuigd dat de reis naar Polen in het belang van [minderjarige] is. Daarbij stelt de voorzieningenrechter voorop dat de stellingen van de vrouw in de conclusie van antwoord door de man inhoudelijk niet zijn betwist. Niet in geschil is dat [minderjarige] al sinds maart 2020 geen contact meer heeft gehad met de man in het kader van de tussen partijen overeengekomen zorg- en contactregeling zoals die is vastgelegd in het ouderschapsplan. De man heeft in de tussentijd kennelijk ook geen behoefte gehad om het contact met [minderjarige] te hervatten. Hij heeft zelf verklaard dat hij daar op geen enkele wijze op heeft aangedrongen. Voor zover de man na maart 2020 nog contact heeft gehad met [minderjarige] op de momenten dat zij bij de ouders van de man verbleef, dan is dat contact zeer beperkt van aard geweest. De vrouw heeft namelijk onweersproken gesteld dat [minderjarige] slechts één keer per maand bij de ouders van de man verbleef. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is de overgang van een situatie waarin [minderjarige] al anderhalf jaar niet of nauwelijks contact heeft gehad met haar vader naar ineens een hele week met hem en zijn nieuwe partner naar het buitenland, voor [minderjarige] te groot. Zeker ook gelet op de relatief jonge leeftijd van [minderjarige] . Zij is pas vijf jaar oud.
4.3.
Voor zover de man stelt dat de vrouw in mei van dit jaar al toestemming had gegeven voor de reis en daar nu zonder duidelijk reden op is teruggekomen, geldt dat de man dat onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt. Nog daargelaten dat de man in de dagvaarding niets heeft gesteld over de beweerdelijke toestemming van de vrouw en dat pas ter zitting voor het eerst naar voren heeft gebracht, geldt dat de vrouw betwist dat zij die toestemming heeft gegeven. De man heeft geen stukken overgelegd waaruit blijkt dat de vrouw toestemming heeft verleend. De man heeft ter zitting nog wel melding gemaakt van een e-mail die hij in mei 2021 aan de vrouw heeft verstuurd en naar aanleiding waarvan zij de toestemming zou hebben verleend, maar ook die mail is door de man niet overgelegd.
4.4.
Daarnaast geldt nog dat de vrouw door de man ook niet behoorlijk is geïnformeerd over de reis naar Polen. Ter zitting heeft de advocaat van de man wel iets meer duidelijkheid verschaft door aan te geven dat de reis per vliegtuig zal plaatsvinden en dat de ouders van de man ook mee zullen gaan, maar de man heeft nog steeds niet duidelijk gemaakt waar de bruiloft precies zal plaatsvinden en waar [minderjarige] zal verblijven, behalve dat dit ergens in Polen zal zijn. Daar kan de man niet mee volstaan. De vrouw heeft er recht op en belang bij om te weten waar [minderjarige] verblijft. Daar komt nog bij dat de man op dit moment (nog) geen toestemming van de schooldirecteur om [minderjarige] een week van school te houden. Die toestemming is nodig omdat [minderjarige] vijf jaar oud en dus leerplichtig is. Het is niet allen in strijd met de Leerplichtwet, maar uiteraard ook niet in het belang van [minderjarige] als zij zonder de vereiste toestemming een week van school wordt weggehouden.
4.5.
Slotsom is dat de vrouw naar het oordeel van de voorzieningenrechter terecht weigert om toestemming te verlenen aan de man om met [minderjarige] naar Polen te reizen. De vordering van de man om vervangende toestemming te verlenen zal daarom worden afgewezen.
4.6.
Gelet het feit dat partijen een affectieve relatie hebben gehad zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. E. Loesberg en in het openbaar uitgesproken op 7 september 2021.