ECLI:NL:RBOBR:2021:5037

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
22 september 2021
Publicatiedatum
21 september 2021
Zaaknummer
C/01/363893 / HA ZA 20/684
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak over non-conformiteit bij de koop van een dressuurpaard met een blessure

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 22 september 2021 een tussenuitspraak gedaan in een civiele procedure over de koop van een dressuurpaard. Eiseres, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. C.J.M. Bongers, heeft de koopovereenkomst met gedaagden, vertegenwoordigd door mr. A. Kroondijk, ontbonden op grond van non-conformiteit. Eiseres stelt dat het paard niet voldeed aan de verwachtingen, omdat het paard op het moment van levering niet volledig genezen was van een eerder geconstateerde peesblessure. Gedaagden betwisten dit en stellen dat eiseres op de hoogte was van de blessure en dat het paard op het moment van levering geschikt was voor gebruik als dressuurpaard.

De rechtbank heeft vastgesteld dat er onduidelijkheid bestaat over de status van de blessure van het paard. Er zijn tegenstrijdige verklaringen van dierenartsen over de aard van de blessure, of deze nieuw is of een opflikkering van een oude blessure. De rechtbank heeft daarom besloten een deskundige te benoemen om deze kwestie te onderzoeken. De partijen zijn in de gelegenheid gesteld om hun wensen met betrekking tot de deskundige en de vragen die aan deze deskundige voorgelegd moeten worden, kenbaar te maken. De rechtbank heeft verder iedere verdere beslissing aangehouden totdat het deskundigenonderzoek is afgerond.

In reconventie heeft gedaagden een vordering ingediend tot opheffing van het conservatoire beslag dat door eiseres was gelegd op onroerende zaken. De rechtbank heeft ook deze beslissing aangehouden.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK OOST-BRABANT
Civiel Recht
Zittingslocatie 's-Hertogenbosch
Zaaknummer: C/01/363893 / HA ZA 20/684
Vonnis van 22 september 2021
in de zaak van:
[eiseres] ,
wonende in [plaats 1] ,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. C.J.M. Bongers in ’s-Hertogenbosch,
tegen

1.[gedaagde 1] ,

2.
[gedaagde 2] ,
beiden wonende in [plaats 2] ,
gedaagden in conventie,
eisers in reconventie,
advocaat mr. A. Kroondijk in Wolvega .
Partijen worden hierna (in het vrouwelijk enkelvoud) [eiseres] en [gedaagden] genoemd. Gedaagden worden afzonderlijk [gedaagde 1] en [gedaagde 2] genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 20 januari 2021;
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 29 juni 2021 en de daarin genoemde processtukken;
  • de brief van [gedaagden] van 12 juli 2021 met opmerkingen over het proces-verbaal;
  • de brief van [eiseres] van 14 juli 2021 met opmerkingen over het proces-verbaal.
1.2.
Ten slotte is bepaald dat er een vonnis wordt uitgesproken.

2.De feiten

2.1.
In november 2019 hebben partijen contact gehad over de koop door [eiseres] van het ZZL geklasseerde dressuurpaard “ [naam paard] ” (hierna: het paard) van [gedaagden] Voorafgaand aan de koop is op 25 november 2019 het paard zowel klinisch als röntgenologisch gekeurd bij het Veterinair Centrum in Someren. Bij deze keuring is een peesblessure aan de laterale tak van de tussenpees rechtsvoor geconstateerd. De koop is daarom niet doorgegaan.
2.2.
Het paard is vervolgens behandeld met bloedplaatjes in Someren. Daarna is het paard van medio december 2019 tot 5 januari 2020 in behandeling geweest bij Sportpaardenkliniek [B] (hierna: de kliniek) waar stamceltherapie is toegepast. Na deze behandeling heeft [gedaagden] van de kliniek advies gekregen over de opbouw van de training van het paard. Gedurende de opbouw van de training zijn door de dierenarts van [gedaagden] , [A] , tussentijds echobeelden gemaakt. Deze beelden zijn door dierenarts [B] , werkzaam bij de kliniek, beoordeeld. In deze periode is [eiseres] door [gedaagden] op de hoogte gehouden van de voortgang van het paard.
2.3.
Op 6 mei 2020 heeft [gedaagde 1] aan [eiseres] het volgende WhatsApp-bericht gestuurd:
“Hij is heel mooi genezen mag weer vol aan de bak gelukkig als je nog interesse heb hoor ik het graag”
En op 7 mei 2020:
“Ik ga hem pas over twee maanden verkopen zodat ik zeker weet dat het goed blijft tegen die tijd app ik je nog wel een keertje Gr [gedaagde 1] ”
2.4.
Op 26 juni 2020 heeft [gedaagde 1] aan [eiseres] laten weten dat zij het paard weer in de verkoop zette. Kort daarna hebben partijen overeenstemming bereikt over de prijs van € 30.000,-. Op 4 juli 2020 heeft [eiseres] via WhatsApp aan [gedaagde 1] bericht:
“Van mij hoeft ie niet weer gekeurd. Ik wil alleen graag een scan nog van dr pees om te vergelijken met de scan van voordat je begon met opbouwen. Maar dat geheel op onze kosten. Gr
En
“Rijden hoeft op zich niet meer denk ik. Ik kan me nog goed herinneren wat voor gevoel hij gaf ”
2.5.
Op 7 juli 2020 heeft [A] een scan gemaakt van de pees van het paard. Deze scan is beoordeeld door [B] en door hem telefonisch met [eiseres] besproken. Hierna heeft [eiseres] op 8 juli 2020 via WhatsApp aan [gedaagde 1] bericht:
“(…) Alles ziet er top uit zegt ie. Geen probleem voor een sport carrière. Voor zover ze dat kunnen zeggen natuurlijk.
Dus ik denk dat we dan een deal hebben!!
2.6.
[B] heeft over dit gesprek met [eiseres] op 28 december 2020 schriftelijk verklaard:
“Ik heb mevrouw [eiseres] uitgelegd dat ik de beelden van [A] heb vergeleken met onze oorspronkelijke beelden van voor de behandeling.
Naar mijn professionele mening mocht het paard naar aanleiding van de verbetering die op de beelden te zien was, in combinatie met de verklaring dat het paard weer normaal getraind en belast werd, weer volledig gebruikt worden als sportpaard.
Ik wil nadrukkelijk vermelden dat wij niet gesproken hebben over de risico’s voor de toekomstige sportcarrière van [naam paard] ten gevolge van dit behandelde pees letsel. Mevrouw [eiseres] heeft daar niet naar gevraagd.”
2.7.
Op 9 juli 2020 heeft [eiseres] het paard bij [gedaagden] opgehaald. De volgende dag heeft [eiseres] een dikke kogel bij het paard geconstateerd en de daaropvolgende dag was de kogel nog dikker.
2.8.
Op 13 juli 2020 heeft de dierenarts van [eiseres] , [C] van Paardenkliniek Hollands Kroon, het paard onderzocht. [C] heeft hierover het volgende gerapporteerd:
“(…) Laatste scans zijn door [B] beoordeeld en zou goed genoeg zijn om hem te verkopen. Na 1x longeren en 1x kort rijden echter een dik been RV, met name aan laterale zijde.
bevindingen: Scan: nieuw blessure van de laterale tak van de tussenpees met flinke zwelling van de tak.
diagnose: RV laterale tak tussenpees
advies / therapie: Gezien de nieuwe verscheuring van de laterale tak is de prognose voor gebruik als hoog niveau dressuurpaard slecht.
Advies om paard terug te brengen naar de verkoper.”
[eiseres] heeft [gedaagden] hiervan telefonisch op de hoogte gesteld.
2.9.
Op 29 juli 2020 heeft [eiseres] dierenarts [D] , van Lingehoeve Diergeneeskunde, het paard laten onderzoeken. [D] heeft hierover gerapporteerd:
“(…)
Conclusie: Tendinopathie van de laterale schenkel van de Tendo Interosseus van het rechter voorbeen met zowel acute als meer chronische elementen.
Prognose:Gezien de uitgebreidheid van de veranderingen is de prognose voor het gebruik in de hogere dressuursport slecht.
De echografische beelden van voor/tijdens de keuring zijn mij ter hand gesteld maar waren m.i. onvoldoende te beoordelen. Afgezien van het feit dat echobeelden gemaakt door een ander en met andere apparatuur in het algemeen lastiger te beoordelen zijn waren de beelden erg donker. Een omvangstoename van de getoonde schenkel met enkele hypoechogene gedeelten was wel duidelijk aanwezig. Deze veranderingen bevinden zich in dezelfde regio als de hierboven vermelde blessure en zouden m.i. een verhoogd risico op recidief inhouden. De beelden bestonden uit video-opnamen (…) met als datum 7 juli 2020 zonder locatie aanduiding.”
Op 17 juni 2021 heeft [D] schriftelijk nader verklaard dat de peesblessure een duidelijke chronische component heeft en dat het een opflikkering van een oude blessure betreft.
2.10.
Per brief van 4 augustus 2020 van haar advocaat heeft [eiseres] aan [gedaagden] de mogelijkheid gegeven om de bij het paard gebleken gebreken binnen zeven dagen na dagtekening van de brief te verhelpen. Daarbij heeft zij de koopovereenkomst bij voorbaat per 11 augustus 2020 ontbonden op grond van non-conformiteit, dan wel vernietigd op grond van dwaling, voor het geval de gebreken niet binnen zeven dagen zijn hersteld.
2.11.
[gedaagden] heeft per brief van 10 augustus 2020 gereageerd. Zij betwist dat er sprake is van een grond voor ontbinding of vernietiging van de koopovereenkomst.
2.12.
Ter verzekering van haar vordering heeft [eiseres] op 28 september 2020 conservatoir beslag laten leggen op de onroerende zaken van [gedaagden] bij het kadaster bekend als [kadastrale aanduidingen 1] , [kadastrale aanduidingen 2] en [kadastrale aanduidingen 3] .

3.Het geschil

in conventie
3.1.
[eiseres] vordert na eiswijziging – samengevat – bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
primair:
1. te verklaren voor recht dat [eiseres] de koopovereenkomst op 11 augustus 2020 rechtsgeldig buitengerechtelijk heeft ontbonden, dan wel de koopovereenkomst te ontbinden;
subsudiair:
2. te verklaren voor recht dat [eiseres] de koopovereenkomst op 11 augustus 2020 rechtsgeldig buitengerechtelijk heeft vernietigd, dan wel de koopovereenkomst te vernietigen;
primair en subsidiair:
3. [gedaagden] hoofdelijk te veroordelen om aan [eiseres] € 30.000,- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 11 augustus 2020;
4. [gedaagden] hoofdelijk te gebieden om na betaling van het onder 3. genoemde bedrag het paard bij [eiseres] op te halen, op straffe van een dwangsom;
5. [gedaagden] hoofdelijk te veroordelen om aan [eiseres] € 6.090,39 + PM te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 11 augustus 2020 dan wel vanaf de 8e dag na betekening van het vonnis;
6. [gedaagden] hoofdelijk te veroordelen tot betaling van de buitengerechtelijke incassokosten van € 1.135,90, vermeerderd met de wettelijke rente als deze kosten niet binnen 7 dagen na betekening van dit vonnis zijn betaald;
7. [gedaagden] hoofdelijk te veroordelen in de proceskosten, waaronder begrepen de beslagkosten en nakosten, vermeerderd met de wettelijke rente als deze kosten niet binnen 7 dagen na betekening van dit vonnis zijn betaald.
3.2.
[eiseres] baseert haar vorderingen primair op non-conformiteit (artikel 7:17 BW). Subsidiar beroept zij zich op dwaling (artikel 6:228 BW). Beide grondslagen hebben tot gevolg dat [gedaagden] het paard moet terugnemen en de koopsom van € 30.000,- moet restitueren. Ook stelt [eiseres] dat [gedaagden] de schade die [eiseres] heeft geleden moet vergoeden, omdat [gedaagden] tekortgeschoten is in de nakoming van de overeenkomst (6:74 en 6:277 BW) dan wel ongerechtvaardigd is verrijkt (artikel 6:212 BW). Die schade bestaat uit de kosten van de aankoopkeuring, dierenartskosten, stallingskosten, hoefsmidkosten en kosten voor vaccinatie, ontwormen en supplementen.
3.3.
[gedaagden] voert aan dat ook de echtgenoot van [eiseres] contractspartij is bij de koopovereenkomst. Daarnaast betwist zij dat er sprake is van non-conformiteit of dwaling. Verder stelt zij dat [eiseres] bij het sluiten van de overeenkomst haar onderzoeksplicht heeft verzaakt door het paard niet te laten keuren en ook niet nogmaals te berijden. Ten slotte bestrijdt [gedaagden] de gevorderde schadeposten.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in reconventie
3.5.
[gedaagden] vordert [eiseres] te veroordelen tot:
het opheffen van het conservatoire beslag dat rust op de onroerende zaken [kadastrale aanduidingen 2] en [kadastrale aanduidingen 3] ;
betaling van de proceskosten.
3.6.
[eiseres] is van mening dat [gedaagden] geen reconventionele vordering heeft ingediend, omdat dit niet expliciet is benoemd in de conclusie van antwoord. Dit standpunt deelt de rechtbank niet. In de conclusie van antwoord staat onder het kopje ‘Voor Antwoord’ voldoende duidelijk verwoord wat [gedaagden] vordert (zie 3.5.). Bovendien heeft [eiseres] in haar voorwaardelijke conclusie van antwoord in reconventie inhoudelijk op deze vordering gereageerd, daaruit blijkt dat ook voor [eiseres] de vordering voldoende duidelijk was. De rechtbank zal die vordering hierna dan ook beoordelen.
3.7.
[gedaagden] legt aan haar vorderingten grondslag dat alleen de onroerende zaak [kadastrale aanduidingen 1] al een waarde vertegenwoordigt die het bedrag van € 41.780,-, waarvoor de voorzieningenrechter verlof heeft verleend, ruim te boven gaat, zodat het beslag op de andere twee onroerende zaken onnodig is.
3.8.
[eiseres] betwist dat er een grond aanwezig is voor het gedeeltelijk opheffen van het conservatoir beslag.
3.9.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

In conventie
De echtgenoot van [eiseres] is geen contractspartij bij de koopovereenkomst
4.1.
Volgens [gedaagden] is niet alleen [eiseres] , maar ook haar echtgenoot dan wel zijn bedrijf [naam bedrijf] partij bij de koopovereenkomst. Daartoe stelt zij dat de echtgenoot bij de tweede keer proefrijden door [eiseres] aanwezig was, dat [eiseres] in verschillende WhatsApp-berichten over ‘wij’ spreekt en dat de helft van de koopsom door [naam bedrijf] is voldaan. Volgens [gedaagden] had [eiseres] daarom samen met haar echtgenoot, als mede-koper, deze vorderingen in moeten stellen en
– zo begrijpt de rechtbank – is zij, nu ze dit niet gedaan heeft niet ontvankelijk in haar vorderingen.
4.2.
[eiseres] betwist dat haar echtgenoot dan wel [naam bedrijf] partij is bij de koopovereenkomst. Hij heeft louter via zijn eenmanszaak – als schenking aan [eiseres] – een deel van de koopsom betaald. Als productie 23 heeft [eiseres] een verklaring overgelegd waarin haar echtgenoot uitdrukkelijk aangeeft het paard niet te hebben gekocht.
4.3.
Het verweer van [eiseres] slaagt niet. Dat de echtgenoot een keer aanwezig was bij het bekijken en berijden van het paard door [eiseres] en dat zij in een WhatsApp bericht een enkele keer spreekt over ‘wij’, betekent nog niet dat hij mede-koper is. Het is immers niet ongebruikelijk dat een echtgenoot betrokken is bij een dergelijke (grote) aankoop. Dat de echtgenoot mede-koper is volgt ook niet uit het feit dat hij via zijn eenmanszaak gedeeltelijk de koopsom heeft betaald. Het (gedeeltelijk) betalen van een koopsom maakt iemand immers nog geen partij bij een koopovereenkomst (artikel 6:30 lid 1 BW). Dat het de bedoeling was dat de echtgenoot van [eiseres] zou worden aangemerkt als mede-koper, heeft [gedaagden] in het licht van de betwisting van [eiseres] dus onvoldoende onderbouwd. De rechtbank stelt daarom vast dat alleen [eiseres] koper is, en zij dus ontvankelijk is in haar vorderingen.
De koop is geen consumentenkoop
4.4.
[eiseres] doet geen beroep op de specifiek voor consumentenkoop geschreven bepalingen uit het Burgerlijk Wetboek (BW). Ook ambtshalve ziet de rechtbank geen aanleiding deze bepalingen toe te passen. Uit de overgelegde stukken en de verklaringen van partijen op de zitting volgt dat partijen beiden bij de sluiting van de koop niet hebben gehandeld in de uitoefening van beroep of bedrijf. [eiseres] en [gedaagde 1] rijden beiden paard op hoog (amateur)niveau, hebben ervaring met de koop en/of verkoop van paarden en hebben beiden een instructeurlicentie, maar zij hebben geen KvK-inschrijving en verdienen geen (hoofd)inkomen in de paardenbranche.
De rechtbank kan nog niet vaststellen of er sprake is van non-conformiteit
Inleiding
4.5.
Op grond van artikel 7:17 BW moet een afgeleverde zaak aan de overeenkomst beantwoorden (lid 1). Een zaak beantwoordt niet aan de overeenkomst als zij niet de eigenschappen bezit die de koper op grond van de overeenkomst mocht verwachten. De koper mag verwachten dat de zaak de eigenschappen bezit die voor een normaal gebruik daarvan nodig zijn en waarvan hij de aanwezigheid niet behoefde te betwijfelen, en de eigenschappen die nodig zijn voor een bijzonder gebruik dat bij de overeenkomst is voorzien (lid 2).
4.6.
[eiseres] stelt dat het paard niet de eigenschappen bezit die zij mocht verwachten, omdat het paard op het moment van levering op 9 juli 2020 niet volledig genezen was van de peesblessure die in november 2019 is geconstateerd. De peesblessure is na levering weer op gaan spelen, waardoor het paard niet geschikt is voor gebruik als dressuurpaard op hoog niveau, het doel waarvoor [eiseres] het paard heeft gekocht.
4.7.
[gedaagden] betwist dat het paard niet aan de koopovereenkomst voldoet. [eiseres] was immers volledig op de hoogte van de in november 2019 geconstateerde peesblessure. Het is een feit van algemene bekendheid in de professionele paardensector dat een dergelijke blessure een verhoogd risico met zich meebrengt, aldus [gedaagden] Ook betwist [gedaagden] dat het paard op het moment van het sluiten van de overeenkomst niet geschikt was voor de dressuursport op hoog niveau. De blessure die het paard nu heeft, kan volgens haar ook ontstaan zijn na de levering.
4.8.
Tussen partijen is niet in geschil dat het paard aan [eiseres] is verkocht als dressuurpaard voor de hogere dressuur. Ook staat vast dat het paard vanwege de blessure die hij op dit moment heeft, daarvoor (in elk geval nu) niet geschikt is. Voor de beoordeling of het paard op het moment van levering conform de koopovereenkomst was, maakt de rechtbank onderscheid tussen twee mogelijke scenario’s. Het eerste scenario is dat de huidige blessure niet aanwezig was op het moment van levering, maar dat het risico op recidive zich heeft geopenbaard. Het tweede scenario is dat de blessure zoals geconstateerd in november 2019 niet volledig genezen was en dat de ‘oude’ en de ‘huidige’ blessure dus één en dezelfde zijn. In het eerste geval is de rechtbank van oordeel dat het paard voldoet aan de koopovereenkomst. In het tweede geval niet. De rechtbank licht dat hieronder toe. Omdat de rechtbank op basis van de nu beschikbare informatie niet kan vaststellen of het gaat om een nieuwe of de oude blessure, en dit dus bepalend is voor de uitkomst van het geschil, is de rechtbank voornemens een deskundige te benoemen. Ook dit wordt hieronder nader toegelicht.
Als de blessure is ontstaan na de levering, is het paard conform
4.9.
Als komt vast te staan dat de huidige peesblessure van het paard is ontstaan na de levering is de rechtbank van oordeel dat het paard beantwoordt aan de koopovereenkomst. Ook als de blessure op dezelfde plek zit als de oude blessure, en dus zeer waarschijnlijk hieruit voortvloeit. [eiseres] was namelijk op de hoogte van de peesblessure die is geconstateerd in november 2019 en de behandeling daarvan. Zij was bij de keuring aanwezig en is door [gedaagden] op de hoogte gehouden over de voortgang van het paard. Het mag algemeen bekend worden verondersteld dat na herstel van een langdurige blessure zoals deze, het risico op een recidief bestaat. Dat is bij dieren niet anders dan bij mensen. Zie in dat verband ook de verklaring van [B] van 5 oktober 2020 (productie 8 bij conclusie van antwoord):
“ [D] refereert aan een verhoogd risico op herblessure. Dat is correct, echter op het moment dat een paard weer goed loopt, mag deze weer belast worden. Vergelijk: als een humane patiënt geopereerd is aan kanker, is er altijd risico op recidief. Echter als het goed gaat met de patiënt mag deze weer van het leven genieten”.Anders dan [eiseres] meent, hoefde [gedaagden] haar daarom niet op dat risico te wijzen. Als het risico zich vervolgens na de levering verwezenlijkt, kan [eiseres] zich dus niet met succes op non-conformiteit beroepen. Ook niet als het paard door dat recidief niet meer geschikt is als dressuurpaard voor de hogere sport. [eiseres] heeft het paard gekocht wetende dat het zeer recent een peesblessure had gehad en het gevaar voor herhaling van die blessure komt daarmee voor haar rekening en risico.
Als de blessure op het moment van levering niet genezen was, is het paard niet conform
4.10.
[gedaagden] heeft in juli 2020 het paard aan [eiseres] verkocht voor dezelfde prijs als partijen waren overeengekomen in november 2019 toen zij ervan uitgingen dat het paard helemaal gezond was. Voorafgaand aan de koop in 2020 heeft [gedaagden] aan [eiseres] medegedeeld dat de peesblessure van het paard genezen was. Zo blijkt uit het onder 2.3. geciteerde WhatsApp-bericht van 6 mei 2020. [eiseres] mocht – mede gelet op de prijs van het paard – op deze mededeling vertrouwen en er dus van uitgaan dat zij een paard zonder actieve peesblessure kocht. Daar komt bij dat [eiseres] een nieuwe scan van de betreffende pees heeft laten maken en deze scan heeft laten beoordelen door [B] , de behandeld dierenarts van het paard. Hoewel partijen van mening verschillen over wat er precies door [B] aan [eiseres] over de scan en de peesblessure is gezegd, staat vast dat hij in elk geval heeft medegedeeld dat het paard weer volledig gebruikt kon worden als sportpaard. Dit heeft [B] immers zelf verklaard (zie 2.6). Onder die omstandigheden rustte op [eiseres] geen nadere onderzoeksplicht, zoals [gedaagden] meent.
Een nieuwe aankoopkeuring had bovendien ook geen verschil gemaakt. Vast staat dat bij de klinische keuring in november 2019 geen kreupelheid werd geconstateerd. Wel reageerde het paard geïrriteerd op het knijpen in de pees rechtsvoor. Dat was voor de keuringsdierenarts aanleiding om een peesscan te maken. Daarop was te zien dat het paard een peesblessure had en (alleen) daarop is het paard toen afgekeurd. Vervolgens heeft de behandelend dierenarts aan de hand van periodieke peesscans beoordeeld of en zo ja hoe het paard getraind kon worden. Zowel bij het vaststellen van de peesblessure als bij de behandeling daarvan waren de peesscans dus leidend. [eiseres] kon in juli 2020 – voor wat betreft het onderzoeken van de in november 2019 geconstateerde peesblessure – dan ook volstaan met het laten maken en beoordelen van een nieuwe peesscan.
4.11.
Als de in november 2019 geconstateerde peesblessure op het moment van de levering nog niet volledig genezen was, beantwoordt het paard gelet op het bovenstaande dus niet aan de koopovereenkomst. Ook het beroep van [gedaagden] op het verzaken van de onderzoeksplicht gaat niet op.
De rechtbank is voornemens een deskundige te benoemen
4.12.
Vanwege de niet op elkaar aansluitende verklaringen van de door partijen geraadpleegde dierenartsen valt niet vast te stellen of de huidige blessure een nieuwe blessure is (en het risico op recidief zich dus heeft geopenbaard) of dat het de oude – nog niet volledig genezen – blessure is. Zo heeft [D] verklaard dat ‘
een omvangstoename van de getoonde schenkel met enkele hypoechogene gedeelten’duidelijk aanwezig was op de scan van 7 juli 2020, dat ‘
de peesblessure een duidelijke chronische component heeft’en dat de huidige blessure een
‘opflikkering van een oude blessure’is. Dit wijst erop dat de peesblessure nog niet volledig was genezen en de huidige en de oude blessure dus een en dezelfde zijn. Maar [D] heeft ook verklaard dat de echografische beelden van
7 juli 2020 naar zijn mening onvoldoende te beoordelen zijn, omdat de beelden erg donker zijn. Daarnaast zijn er ook aanwijzingen dat het paard van de eerdere blessure was hersteld en op het moment van levering geen blessure had. Zo heeft [B] verklaard dat naar zijn mening, gelet op de beelden van 7 juli 2020 en de verklaring van [gedaagden] dat het paard weer normaal getraind en belast werd, het paard weer volledig gebruikt kon worden als sportpaard. Ook heeft [C] het in zijn rapportage over een
nieuweblessure en een
nieuweverscheuring van de latere tak.
4.13.
De rechtbank vindt het daarom nodig een deskundigenbericht in te winnen. Voordat zij daartoe overgaat, zal de rechtbank partijen in de gelegenheid stellen zich bij akte uit te laten over de wenselijkheid van een deskundigenbericht, over het aantal en het specialisme van de te benoemen deskundige(n) en over de aan de deskundige(n) voor te leggen vragen. Als partijen zich wensen uit te laten over de persoon van de te benoemen deskundige(n), moeten zij daarbij aangeven over welke deskundige(n) zij het eens zijn, of tegen wie zij gemotiveerd bezwaar hebben. Het verdient daarbij de voorkeur als partijen hierover van tevoren overleggen, zodat zij zo mogelijk een gezamenlijk voorstel kunnen doen. De rechtbank zal de zaak hiervoor naar de rol verwijzen.
4.14.
De rechtbank is voorlopig van oordeel dat kan worden volstaan met de benoeming van één deskundige, zijnde een dierenarts gespecialiseerd op het gebied van (peesblessures bij) paarden, en dat de navolgende vragen dienen te worden voorgelegd:
Is de huidige peesblessure ontstaan na 9 juli 2020, of is deze blessure (een opflikkering van) de al in november 2019 geconstateerde peesblessure? Met andere woorden: is er sprake van een oude of een nieuwe blessure?
Heeft u nog overige opmerkingen die voor de beoordeling van de zaak van belang zouden kunnen zijn?
4.15.
De rechtbank merkt op dat het mogelijk is dat de deskundige de gestelde vraag niet met voldoende zekerheid kan beantwoorden, omdat het om een retrospectieve beoordeling van de pees van het paard gaat. Indien de rechtbank ook na het deskundigenonderzoek niet kan vaststellen of de huidige blessure een nieuwe blessure of (een opflikkering van) de oude blessure is, komen de feiten waar [eiseres] zich op beroept niet vast te staan. Dit bewijsrisico ligt bij [eiseres] en dit zal dan ook betekenen dat de vorderingen voor zover gebaseerd op non-conformiteit worden afgewezen.
4.16.
De rechtbank ziet geen aanleiding om af te wijken van het uitgangspunt van artikel 195 Rv dat het voorschot voor de kosten van de deskundige door de eisende partij, in dit geval dus [eiseres] , moet worden betaald.
Dwaling
4.17.
Voor het geval dat de primaire grondslag non-conformiteit niet opgaat, doet [eiseres] subsidiair een beroep op dwaling. Op grond van artikel 6:228 lid 1 BW is een overeenkomst die tot stand is gekomen onder invloed van dwaling en die bij een juiste voorstelling van zaken niet zou zijn gesloten vernietigbaar, als de dwaling te wijten is aan een inlichting van de wederpartij (sub a), als de wederpartij in verband met wat zij over de dwaling wist of behoorde te weten, de dwalende moest inlichten (sub b) of als de wederpartij bij het sluiten van de overeenkomst van dezelfde onjuiste veronderstelling als de dwalende is uitgegaan, tenzij zij ook bij een juiste voorstelling van zaken niet had behoeven te begrijpen dat de dwalende daardoor van het sluiten van de overeenkomst zou afzien (sub c).
4.18.
Als na het deskundigenbericht wordt vastgesteld dat er op het moment van levering geen sprake was van een (actieve) peesblessure en [eiseres] dus niet bevoegd was de koopovereenkomst te ontbinden, slaagt ook het beroep op dwaling niet. De rechtbank verwijst hiervoor naar 4.9. Ook de subsidiaire vorderingen worden dan dus afgewezen.
4.19.
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.
in reconventie
4.20.
Ter onderbouwing van haar reconventionele vordering heeft [gedaagden] gesteld dat de onroerende zaak [kadastrale aanduidingen 1] een ruime overwaarde heeft ten opzichte van het bedrag waarvoor door de voorzieningenrechter verlof is verleend. Zij stelt dat dit perceel aanvankelijk een grasland was, maar dat hier nu een stal en een hekwerk is aangebracht waardoor dit perceel een waarde heeft van meer dan € 41.780,-. [eiseres] betwist dat de waarde van perceel [kadastrale aanduidingen 1] meer is dan de kadastrale waarde van € 35.000,-. Zij voert aan dat er vanaf de openbare weg geen (grote) stal met hekwerk zichtbaar is en dat ook op Google Maps en Google Streetview niet te zien is dat er een stal met hekwerk zou zijn gebouwd. [gedaagden] heeft vervolgens haar standpunt niet nader onderbouwd. Dit lag wel op haar weg. Deze vordering ligt dan ook voor afwijzing gereed, maar ook deze beslissing zal gelet op het bovenstaande worden aangehouden.

5.De beslissing

De rechtbank
in conventie
5.1.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
woensdag 6 oktober 2021voor het nemen van een akte door beide partijen waarin zij zich uitlaten over het voorgenomen deskundigenbericht (zie 4.13),
5.2.
houdt iedere verdere beslissing aan,
in reconventie
5.3.
houdt iedere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.E. Bartels en in het openbaar uitgesproken op
22 september 2021.