In deze zaak, die op 24 september 2021 door de Rechtbank Oost-Brabant is behandeld, gaat het om een kort geding tussen een vrouw en een man die een affectieve relatie hebben gehad van 2009 tot mei 2018. De vrouw heeft een vordering ingesteld om de executie van een eerder vonnis te schorsen, waarin de man was veroordeeld tot ontruiming van een chalet dat hij had gekocht. De vrouw vorderde ook dat de man het chalet zou verwijderen van de door haar gehuurde staplaats. De man heeft in reconventie een vordering ingesteld tot betaling van verbeurde dwangsommen, die voortvloeien uit het eerdere vonnis van 28 oktober 2020, waarin de vrouw was veroordeeld om het chalet te ontruimen.
De rechtbank heeft de vorderingen van de vrouw afgewezen, omdat zij niet had voldaan aan de voorwaarden van het eerdere vonnis. De voorzieningenrechter oordeelde dat de vrouw het chalet niet tijdig had ontruimd, waardoor er dwangsommen waren verbeurd. De vordering van de man tot betaling van € 23.900,00 aan verbeurde dwangsommen werd toegewezen, terwijl de proceskosten tussen partijen werden gecompenseerd. De uitspraak benadrukt het belang van het naleven van rechterlijke uitspraken en de gevolgen van het niet voldoen aan deze uitspraken.