ECLI:NL:RBOBR:2021:5154

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
24 september 2021
Publicatiedatum
27 september 2021
Zaaknummer
374145 / KG ZA 21-524
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot afgifte van administratieve bescheiden door voormalig boekhouder in kort geding

In deze zaak heeft Unit17 B.V. een kort geding aangespannen tegen haar voormalig boekhouder, [gedaagde], met als doel de afgifte van administratieve bescheiden en inloggegevens van het boekhoudprogramma Exact Online. De procedure begon met een dagvaarding op 25 augustus 2021, gevolgd door een mondelinge behandeling op 17 september 2021. Unit17 stelt dat zij recht heeft op de bescheiden omdat deze essentieel zijn voor haar administratie en verplichtingen jegens de Belastingdienst. De voormalig boekhouder heeft echter betwist dat Unit17 recht heeft op de gevorderde bescheiden en heeft aangevoerd dat zij al aan haar verplichtingen heeft voldaan.

De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat Unit17 onvoldoende spoedeisend belang heeft aangetoond voor de afgifte van de inloggegevens en dat de vorderingen van Unit17 beter in een bodemprocedure behandeld kunnen worden. De rechter heeft vastgesteld dat Unit17 niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij recht heeft op de inlogcodes en dat er geen concrete aanwijzingen zijn dat de voormalig boekhouder wijzigingen in de administratie zal aanbrengen. De vorderingen tot inzage en afgifte van bescheiden zijn afgewezen, evenals de vordering tot het opleggen van een dwangsom. Unit17 is als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten van de voormalig boekhouder, die zijn begroot op € 1.325,00.

De uitspraak is gedaan op 24 september 2021 door mr. E. Loesberg en is openbaar uitgesproken. De rechter heeft benadrukt dat de vorderingen van Unit17 niet toewijsbaar zijn in kort geding, gezien de complexiteit van de zaak en de noodzaak voor een bodemprocedure.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Civiel Recht
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
zaaknummer / rolnummer: C/01/374145 / KG ZA 21-524
Vonnis in kort geding van 24 september 2021
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
UNIT17 B.V.,
gevestigd te 's-Hertogenbosch,
eiseres,
advocaat mr. A.J.C.L. Pals-Rubbens te Tilburg,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde,
advocaat mr. R. Willemsen te 's-Gravenhage.
Partijen zullen hierna Unit17 en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 25 augustus 2021 met 31 producties
  • de conclusie van antwoord in kort geding met 7 producties
  • de akte wijziging van eis en indienen nadere producties met producties 32 tot en met 36
  • de mondelinge behandeling via Skype op 17 september 2021
  • de pleitnota van mr. Pals-Rubbens
  • de spreekaantekeningen van mr. Willemsen
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Unit 17 drijft een onderneming die aanvankelijk was gericht op de handel in refurbished telefoons.
2.2.
Unit17 is in december 2018 opgericht door de heer [A] (hierna te noemen [A] ) en de heer [B] (hierna te noemen: [B] ) via hun persoonlijke holdings, respectievelijk [bedrijf 1] en [bedrijf 2] B.V..
2.3.
Bestuurder van Unit17 was en is nog steeds [bedrijf 1] .
2.4.
[bedrijf 2] B.V. heeft in februari 2019 haar aandeel in Unit17 overgedragen aan [bedrijf 3] .
2.5.
[B] is nog wel werkzaamheden blijven verrichten voor Unit17.
2.6.
[gedaagde] is een eenmanszaak van de heer [gedaagde] (hierna te noemen: [gedaagde] ). [gedaagde] levert administratieve diensten en belastingadvies.
2.7.
[gedaagde] heeft sinds de oprichting in december 2018 de boekhouding voor Unit17 verricht. [gedaagde] verrichtte ook de boekhouding voor [bedrijf 1] en [bedrijf 2] .
2.8.
Vanaf maart 2020 werd door [B] samen met onder meer de heer [C] (hierna te noemen: [C] ) een handel in mondkapjes opgezet. Omdat Unit17 beschikte over een vergunning als bedoeld in artikel 23 van de Wet op de Omzetbelasting 1968 werd die handel met instemming van [A] ondergebracht in Unit17. Unit17 speelde bij de handel een faciliterende rol.
2.9.
De samenwerking tussen [B] c.s. en [A] over de handel in mondkapjes is gebaseerd op mondelinge afspraken.
2.10.
De administratie van de handel in mondkapjes vanuit Unit17 werd verzorgd door [B] . [B] beschikte in dat kader ook over de bankpas van de bankrekening op naam van Unit17 die speciaal was geopend voor de handel in mondkapjes.
2.11.
[bedrijf 1] heeft die bankrekening in september 2020 laten blokkeren nadat [A] had geconstateerd dat van die rekening grote geldbedragen (in totaal bijna € 20 miljoen) waren overgemaakt naar een vijftal (voor Unit17 deels onbekende) partijen, waaronder [B] .
2.12.
Op verzoek van [A] heeft [gedaagde] op 22 september 2020 een toelichting op de boekhouding van Unit17 toegezonden met daarbij grootboekkaarten.
2.13.
Unit17 heeft vervolgens conservatoir verhaalsbeslag gelegd ten laste van de vijf partijen (hierna aangeduid met [B] c.s.) die gelden hadden ontvangen van de bankrekening van Unit17. Unit17 is tegen [B] c.s. een bodemprocedure gestart. Die procedure loopt nog.
2.14.
Op 26 september 2020 heeft Unit17 de overeenkomst van opdracht met [gedaagde] beëindigd met verzoek om onder meer de administratie aan Unit17 over te dragen.
2.15.
[gedaagde] heeft op 5 oktober 2020 nog nadere administratieve bescheiden aan Unit17 afgegeven.
2.16.
Op 26 oktober 2020 heeft Unit17 een nieuwe overeenkomst van opdracht gesloten met [gedaagde] in verband met een door de Belastingdienst aangekondigd boekenonderzoek.
2.17.
In het kader van dat boekenonderzoek heeft twee keer een bespreking met de Belastingdienst plaatsgevonden. Bij de eerste bespreking waren [gedaagde] en [A] aanwezig. Tijdens de tweede bespreking op 20 januari 2021 was ook [B] aanwezig.
[gedaagde] heeft na de tweede bespreking aan de Belastingdienst een ordner met administratieve bescheiden afgegeven naar aanleiding van een verzoek van de Belastingdienst tot afgifte van nadere stukken.
2.18.
Bij e-mail van 13 april 2021 heeft Unit17 per direct de overeenkomst van opdracht met [gedaagde] beëindigd voor zover die betrekking heeft op voortdurende werkzaamheden. Daarbij heeft Unit17 tevens verzocht om afgifte van administratieve besheiden, waaronder een kopie van de bescheiden die door [gedaagde] in de ordner aan de Belastingdienst zijn overhandigd.
2.19.
Bij e-mail van 23 april 2021 heeft de advocaat van Unit17 [gedaagde] gesommeerd om de gehele digitale en fysieke administratie te overhandogen.
2.20.
Bij e-mail van 28 april 2021 heeft [gedaagde] bericht dat zij op 23 april 2020 een aantal administratieve bescheiden aan [A] heeft toegezonden met de bereidverklaring tot het geven van een nadere toelichting. [gedaagde] geeft daarbij aan dat van de ordner die aan de Belastingdienst is vertrekt geen kopie is gemaakt.
2.21.
Bij deurwaardersexploot van 11 juni 2021 heeft Unit17 de overeenkomst van opdracht met [gedaagde] per direct beëindigd waarbij [gedaagde] aansprakelijk is gesteld voor alle gevolgen.
2.22.
Unit17 heeft vervolgens na verkregen verlof van de voorzieningenrechter ten laste van [gedaagde] bewijsbeslag en conservatoir beslag tot afgifte gelegd op administratieve bescheiden. De bescheiden zijn in gerechtelijke bewaring genomen.

3.Het geschil

3.1.
Unit17 vordert, samengevat en na wijziging van eis, om bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
[gedaagde] te veroordelen om de inloggegevens van Exact Online van alle gevoerde boekhoudingen van Unit17 te verstrekken;
[gedaagde] te verbieden wijzingen aan te brengen in de (online) administratie van Unit17;
Toe te staan dat Unit17, althans haar advocaat, inzage verkrijgt in de administratieve bescheiden zoals nader genoemd in de dagvaarding;
Te bepalen dat Unit17, althans haar advocaat inzage krijgt en afschrift verkrijgt van de bescheiden die vallen onder het bewijsbeslag en in bewaring zijn genomen;
Te bepalen dat de bewaarder de bescheiden die vallen onder het beslag tot afgifte en die in bewaring zijn genomen afgeeft aan Unit17 dan wel haar advocaat en dat de deurwaarder inzage verschaft in en afschrift vrijgeeft van de beslagexploten;
Te bepalen dat de bewaarder een afschrift van de bescheiden die vallen onder het bewijsbeslag vrijgeeft aan Unit17 dan wel haar advocaat;
[gedaagde] te veroordelen om aan Unit17 te verstrekken:
a. Inzage in en afgifte van de bescheiden zoals nader genoemd in randnummer 44 van de dagvaarding;
b. Inzage in en afgifte van de bescheiden zoals nader genoemd in randnummer 47 van de dagvaarding;
c. Inzage in en afschrift van alle administratie en correspondentie die betrekking heeft op Unit17 die [gedaagde] onder zich heeft – al dan niet via de gerechtelijk bewaarder, waaronder:
- Door [gedaagde] verstrekte adviezen aan Unit 17 en diens opdrachtgevers;
- De originele debiteuren- en crediteurenadministratie van Unit17;
- De originele digitale inkoop- en verkoopfacturen;
- Alle versies van grootboeken van Unit17;
- De voorraadadministratie van Unit17;
- Software en databestanden die betrekking hebben op Unit17;
- Agenda’s en afsprakenboeken van Unit17;
- Contracten en overeenkomsten die betrekking hebben op Unit17;
- Tussentijdse controleberekeningen met betrekking tot de boekhouding van Unit17;
- Aantekeningen gemaakt ten behoeve van de boekhouding van Unit17;
- De volledige kasadministratie en bankafschriften van Unit17;
- Het volledige fiscale dossier van Unit17;
- Alle gevoerde correspondentie met [B] ;
8. [gedaagde] te veroordelen tot betaling van een dwangsom van € 100.000,-- per dag dat zij niet voldoet aan de vorderingen onder 1,2,7 en 8;
9. Te bepalen dat de (digitale) bescheiden die geen onderdeel uitmaken van de toe te wijzen vorderingen een jaar het gelegde beslag in bewaring blijven en totdat een rechter anders beslist;
10. [gedaagde] te veroordelen in de proceskosten waaronder de kosten van beslaglegging en bewaring.
3.2.
Unit 17 legt daar, zakelijk weergegeven, het volgende aan te grondslag.
Unit17 heeft recht op afgifte van de administratieve bescheiden waarop beslag tot afgifte is gelegd. Unit17 is namelijk eigenaar van die bescheiden. Het gaat om de inloggegevens van het online boekhoudprogramma Exact Online en overige digitale en fysieke bescheiden. Unit17 heeft belang bij de bescheiden omdat zij deze nodig heeft om haar administratie te kunnen voeren. Zij moet ook aan haar verplichtingen jegens de Belastingdienst kunnen voldoen.
Met betrekking tot de bescheiden waarop bewijsbeslag is gelegd geldt dat Unit17 recht heeft op inzage op grond van artikel 843a Rv. Unit17 heeft een rechtmatig belang omdat het gaat om haar eigendommen en om bewijs te kunnen veiligstellen in het kader van de onttrekkingsprocedure tegen [B] c.s. en de wanprestatie van [gedaagde] . Er is sprake van voldoende bepaalde bescheiden. Het gaat om bescheiden die betrekking hebben op de rechtsverhouding tussen Unit17 en [gedaagde] en die tussen Unit17 en [B] c.s.
[gedaagde] kan geen beroep doen op een geheimhoudingsplicht om afgifte van de bescheiden te voorkomen. Van gewichtige redenen is ook geen sprake.
Unit17 heeft daarnaast ook recht op afgifte op grond van de rekening- en verantwoordingsplicht die [gedaagde] op grond van artikel 7:403 BW heeft jegens Unit17.
Omdat [gedaagde] weigert de bescheiden aan Unit17 af te geven is het beslag terecht gelegd en dient [gedaagde] in de beslagkosten te worden veroordeeld.
3.3.
[gedaagde] voert daartegen, zakelijk weergegeven, het volgende verweer.
De vorderingen van Unit17 zijn niet toewijsbaar. [gedaagde] heeft aan Unit17 al alles afgegeven dat redelijkerwijs onder het begrip “administratie” valt. De inloggegevens van Exact Online vallen daar in elk geval niet onder. [gedaagde] is wel bereid het abonnement op Exact Online over de dragen.
[gedaagde] kan daarnaast geen originele bescheiden afgeven omdat zij die nooit heeft gehad. Alles werd digitaal aangeleverd. [gedaagde] heeft ook geen kopie van de ordner die aan de Belastingdienst is afgegeven.
Bij toewijzing van vordering tot afgifte op grond van 843a Rv dient de voorzieningenrechter terughoudend te zijn. De gevolgen daarvan zijn namelijk onomkeerbaar.
Aan de vereisten van artikel 843a Rv is ook niet voldaan. Het ontbreekt Unit17 aan een rechtmatig belang. Zij heeft niet aannemelijk gemaakt dat [gedaagde] onrechtmatig heeft gehandeld. Voor zover Unit17 inzage in de bescheiden wil in het kader van de procedure tegen [B] c.s. geldt dat Unit17 oneigenlijk gebruik maakt van artikel 843a Rv. [gedaagde] doet zo nodig een beroep op de gewichtige reden als bedoeld in lid 4 van artikel 843a Rv.
De vordering van Unit17 is ook onvoldoende bepaald. Er is sprake van een fishing expedition.
[gedaagde] heeft voldaan aan haar verplichting uit hoofde van artikel 7:403 BW. [gedaagde] is niet gehouden om rekening- en verantwoording af te leggen omdat zij geen gelden heeft ontvangen of uitgegeven. Voor zover [gedaagde] gehouden is bepaalde posten nader toe te lichten dan geldt dat zij altijd bereid heeft verklaard om dat te doen. Unit17 heeft daar geen gebruik van gemaakt.
[gedaagde] betwist dat Unit17 een spoedeisend belang heeft bij afgifte van de gevorderde bescheiden. Unit17 heeft dat namelijk niet onderbouwd. Het is [gedaagde] ook niet gebleken uit de correspondentie met de Belastingdienst.
De vordering leent zich naar haar aard ook niet voor een kort geding.
Voor het opleggen van een dwangsom aan [gedaagde] bestaat geen reden. Als deze als wordt opgelegd dient het bedrag te worden gematigd.
Er bestaat geen reden om [gedaagde] te veroordelen in de proceskosten.

4.De beoordeling

4.1.
De eerste vordering van Unit17 strekt tot afgifte door [gedaagde] van de inloggegevens van Exact Online. Dat is het digitale boekhoudprogramma dat door [gedaagde] is gebruikt voor haar werkzaamheden als boekhouder van Unit17. Unit17 heeft onvoldoende aannemelijk gemaakt dat zij recht heeft op de inlogcodes. [gedaagde] stelt dat die horen bij haar account van Exact Online. Unit17 heeft ook niet aannemelijk gemaakt dat zij een (spoedeisend) belang heeft bij afgifte van de inloggegevens. [gedaagde] heeft onweersproken gesteld dat het gebruikelijk is dat een opvolgend boekhouder met een eigen Exact Online account de administratie in Exact Online overneemt. Gesteld noch gebleken is dat dat in geval niet mogelijk is. [gedaagde] heeft ook uitdrukkelijk toegezegd dat zij daaraan mee wil werken. Daarbij komt dat de opvolgend boekhouder kennelijk al maandenlang in staat is om de administratie voor Unit17 te voeren zonder daarbij te kunnen beschikken over de gegevens in het Exact Online account van [gedaagde] . De vordering zal daarom worden afgewezen.
4.2.
De tweede vordering strekt ertoe dat het [gedaagde] wordt verboden om wijzigingen aan te brengen in de (online) administratie van Unit17. Daarvoor bestaat onvoldoende grond. Unit17 heeft niet aannemelijk gemaakt dat er gegronde reden bestaat om aan te nemen dat [gedaagde] daar wijzigingen in zal aanbrengen terwijl zij daartoe niet meer bevoegd is. [gedaagde] stelt dat zij sinds 22 september 2020 geen wijzigingen meer heeft aangebracht in Exact Online, behalve eind 2020 toen zij op verzoek van Unit17 in het kader van het boekenonderzoek door de Belastingdienst nog enige boekhoudkundige werkzaamheden heeft verricht. Concrete aanwijzingen dat [gedaagde] nadien nog wijzigingen heeft aangebracht in de administratie of dat zij van plan is om dat te doen heeft de voorzieningenrechter niet. Ook deze vordering al daarom worden afgewezen wegens gebrek aan belang.
4.3.
De vorderingen 3 tot en met 7 strekken tot inzage in en afgifte van (digitale) bescheiden waarop Unit17 conservatoir beslag en bewijsbeslag heeft gelegd en die in bewaring zijn genomen door de deurwaarder. De vraag die allereerst rijst is of Unit17 voldoende spoedeisend belang heeft bij die inzage en afgifte, in die zin dat van haar niet kan worden gevergd dat zij de uitkomst van een bodemprocedure afwacht. Unit17 heeft dat naar het oordeel van de voorzieningenrechter onvoldoende aannemelijk gemaakt. Unit17 stelt in de dagvaarding slechts in algemene zin dat zij de bescheiden nodig heeft in de bodemprocedure tegen [B] c.s. en voor het boekenonderzoek door de Belastingdienst. Unit17 heeft verder niet concreet gemaakt wanneer zij de bescheiden nodig heeft. Vast staat wel dat Unit17 de bescheiden voorlopig nog niet nodig heeft in het kader van bewijslevering in de bodemprocedure. [B] c.s. hebben kennelijk in die procedure een incident opgeworpen waarin door de bodemrechter eerst moet worden beslist. In dat kader zal eerst nog een zitting plaatsvinden in november 2021. De advocaat van Unit17 heeft ter zitting uitdrukkelijk verklaard dat Unit17 de bescheiden in elk geval niet vóór die zitting nodig heeft. Wanneer dan wel laat Unit17 verder in het midden. Ook met betrekking tot het boekenonderzoek door de Belastingdienst heeft Unit17 niet concreet gemaakt wanneer zij over de bescheiden moet kunnen beschikken. Dat klemt temeer nu [gedaagde] in dat kader onweersproken gesteld dat uit haar uit de eerdere gesprekken met de Belastingdienst in het kader van het boekenonderzoek niet de indruk heeft gekregen dat daar haast mee is gemoeid. Concrete aanwijzingen dat dit anders zou zijn, heeft de voorzieningenrechter niet. De voorzieningenrechter ziet voorshands dan ook niet in waarom Unit17 niet de uitkomst van een bodemprocedure zou kunnen afwachten.
4.4.
De vorderingen van Unit17 lenen zich ook veel beter voor behandeling in een bodemprocedure dan in een kort geding. Weliswaar staat tussen partijen niet ter discussie dat Unit17 recht heeft op afgifte van bescheiden die behoren tot haar administratie. Vast staat dat namelijk tussen partijen een overeenkomst van opdracht tot stand is gekomen uit hoofde waarvan opdrachtnemer boekhoudkundige werkzaamheden voor Unit17 heeft verricht. De opdracht is door Unit17 beëindigd. Op grond van het bepaalde in artikel 7:403 lid 2 BW dient een opdrachtnemer aan de opdrachtgever rekening en verantwoording af te leggen over de wijze waarop hij de opdracht heeft uitgevoerd. Aangenomen kan worden dat dit tevens de verplichting omvat voor de opdrachtnemer om bij het einde van de opdracht alles wat hij uit hoofde van de overeenkomst voor de opdrachtgever onder zich heeft aan de opdrachtgever af te dragen of af te geven (Asser/Tjong Tjin Tai 7-IV 2014/115
).Deze afgifteplicht ziet niet alleen op materiaal dat de opdrachtnemer van de opdrachtgever heeft aangenomen ten behoeve van de opdracht, maar ook op (een kopie van het) materiaal dat de opdrachtnemer zelf heeft samengesteld om de opdracht te kunnen uitvoeren, zoals een (elektronisch) dossier. Onduidelijk is echter bijvoorbeeld welke van de bescheiden waarvan Unit17 thans inzage en afgifte vordert tot de administratie van Unit17 behoren. Partijen zijn het daarover namelijk niet eens. Volgens [gedaagde] gaat Unit17 uit van een te ruim administratiebegrip. Zij stelt dat zij alles wat zij aan administratie van Unit17 onder zich had, al aan Unit17 heeft afgegeven. Daarmee zou zij hebben voldaan aan rekening en verantwoordingsplicht. De beslagen bescheiden behoren volgens [gedaagde] dan ook niet tot de administratie van Unit17. De voorzieningenrechter kan zonder nader onderzoek niet goed vaststellen welke bescheiden tot de administratie van Unit17 behoren en in hoeverre [gedaagde] die bescheiden al aan [gedaagde] heeft verstrekt. Voor zo’n onderzoek leent een kort geding zich in tegenstelling tot een bodemprocedure niet.
4.5.
Het valt op voorhand ook geenszins uit te sluiten dat door Unit17 ook beslag is gelegd op bescheiden die formeel niet tot haar administratie behoren, maar tot bijvoorbeeld die van [B] of [bedrijf 2] . [gedaagde] verzorgt namelijk ook voor hen ook de boekhouding en [B] en [bedrijf 2] zijn actief betrokken bij Unit17. Er zal dus mogelijk sprake zijn van enige overlap. Het valt op voorhand voor de voorzieningenrechter op basis van de thans beschikbare gegevens niet eenvoudig vast te stellen of Unit17 recht heeft op afgifte van alle beslagen bescheiden zoals zij vordert. Dat is wel van groot belang, omdat toewijzing van de vorderingen van Unit17 verstrekkende en onomkeerbare gevolgen heeft. Als Unit17 eenmaal kennis heeft genomen van de inhoud van de bescheiden, dan kan dat niet meer ongedaan worden gemaakt als achteraf wordt vastgesteld dat zij toch geen recht had op inzage. Dat noopt de voorzieningenrechter in kort geding tot terughoudendheid bij toewijzing van de vorderingen. Zeker nu Unit17 de bescheiden onder meer wil kunnen gebruiken in het kader van bewijsvoering in de bodemprocedure tegen [B] c.s. die zij beschuldigt van het onttrekken van miljoenen euro’s aan het vermogen van Unit17. Uiteraard moet zoveel mogelijk worden voorkomen dat Unit17 de beschikking krijgt over bewijsmateriaal waar zij achteraf geen recht op blijkt te hebben.
4.6.
Daar komt bij dat Unit17 haar vordering ex artikel 843a Rv in dit geval niet richt tegen wederpartij [B] c.s. zelf, maar tegen een derde, namelijk boekhouder [gedaagde] . Dat is op zichzelf mogelijk, maar dat noopt de voorzieningenrechter wel tot nog meer terughoudendheid bij het toewijzing van een dergelijke vordering (vgl. Rechtbank Rotterdam 5 februari 2013, ECLI:NL:RBROT:2013:CA1942). In dat kader geldt onder meer dat toewijzing van een vordering tot afgifte tegen een derde pas toewijsbaar is nadat de rechter in een procedure tegen de wederpartij heeft vastgesteld dat de opvragende partij in beginsel jegens diens wederpartij recht heeft op afgifte of inzage van de bescheiden, maar de wederpartij daaraan zelf niet kan of wil voldoen (vgl .Rechtbank Oost-Brabant 24 april 2014, ECLI:NL:RBOBR:2014:2308). Daarvan is in dit geval geen sprake. Unit17 heeft tegen [B] c.s. geen vordering ingesteld tot afgifte van de besheiden, laat staan dat een rechter heeft vastgesteld dat [B] c.s. tot die afgifte gehouden zijn.
4.7.
Slotsom is dat de vorderingen 3 tot en 7 en daarmee automatisch ook vordering 8 (die strekt tot het opleggen van een dwangsom) zullen worden afgewezen.
4.8.
De voorzieningenrechter ziet geen grond voor het treffen van een voorziening zoals onder 9. gevorderd waarbij wordt bepaald dat de beslagen bescheiden voorlopig nog in gerechtelijke bewaring blijven als de vorderingen van Unit17 tot afgifte worden afgewezen. Een wettelijke basis daarvoor ontbreekt.
4.9.
Unit17 zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten van bewaring en beslag vallen daar niet onder. Die kosten zijn ook niet door [gedaagde] gemaakt. De kosten aan de zijde van [gedaagde] worden daarom begroot op:
- griffierecht € 309,00
- salaris advocaat
1.016,00
Totaal € 1.325,00
4.10.
Voor zover [gedaagde] in de spreekaantekeningen naast niet ontvankelijk verklaring van Unit17 in haar vorderingen althans tot afwijzing daarvan ook concludeert tot opheffing van de beslagen en de bewaring, geldt dat de voorzieningenrechter – en kennelijk ook Unit17 -dat niet heeft opgevat als een reconventionele vordering. [gedaagde] heeft namelijk op geen enkele wijze kenbaar gemaakt dat zij een dergelijke vordering zou willen instellen en zij heeft dat ook niet vooraf (bijvoorbeeld in de conclusie van antwoord) aangekondigd. Ook ter zitting heeft [gedaagde] daar geen gewag van gemaakt. De voorzieningenrechter houdt het er daarom voor dat [gedaagde] niet heeft beoogd een reconventionele vordering in te stellen. Voor zover dat anders is, dan geldt dat de vordering niet tijdig, conform het Procesreglement, is aangekondigd en daarom niet zal worden toegelaten.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt Unit17 in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde] tot op heden begroot op € 1.325,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.3.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. E. Loesberg en in het openbaar uitgesproken op 24 september 2021.