In de zaak tegen de verdachte, geboren in 1964 en wonende te [adres], heeft de rechtbank Oost-Brabant op 11 oktober 2021 uitspraak gedaan. De verdachte werd beschuldigd van medeplegen van poging tot zware mishandeling, gepleegd op 4 oktober 2019 te Leende. De tenlastelegging betrof het opzettelijk toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan [slachtoffer] met een machete en een knuppel. Tijdens de zitting op 27 september 2021 heeft de rechtbank de vordering van de officier van justitie en de verdediging gehoord. De officier van justitie achtte het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, terwijl de verdediging pleitte voor vrijspraak, stellende dat verdachte niet op de hoogte was van de machete die zijn zoon bij zich had.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat er geen gronden waren voor schorsing van de vervolging. Bij de beoordeling van het ten laste gelegde feit heeft de rechtbank geconcludeerd dat er geen sprake was van een bewuste en nauwe samenwerking tussen verdachte en zijn zoon bij het steken van [slachtoffer] met de machete. De rechtbank oordeelde dat het slaan met de knuppel niet kon worden gekwalificeerd als poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel, omdat er geen aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel bestond. Daarom heeft de rechtbank de verdachte vrijgesproken van het ten laste gelegde feit.
Daarnaast heeft de rechtbank de benadeelde partij, [slachtoffer], niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering tot schadevergoeding, en de kosten van de verdachte op nihil begroot. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, onder leiding van voorzitter mr. J. Donkersloot, en is openbaar gemaakt op 11 oktober 2021.