ECLI:NL:RBOBR:2021:5413

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
11 oktober 2021
Publicatiedatum
8 oktober 2021
Zaaknummer
01/238833-19
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in zaak van poging tot zware mishandeling met machete en knuppel

In de zaak tegen de verdachte, geboren in 1964 en wonende te [adres], heeft de rechtbank Oost-Brabant op 11 oktober 2021 uitspraak gedaan. De verdachte werd beschuldigd van medeplegen van poging tot zware mishandeling, gepleegd op 4 oktober 2019 te Leende. De tenlastelegging betrof het opzettelijk toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan [slachtoffer] met een machete en een knuppel. Tijdens de zitting op 27 september 2021 heeft de rechtbank de vordering van de officier van justitie en de verdediging gehoord. De officier van justitie achtte het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, terwijl de verdediging pleitte voor vrijspraak, stellende dat verdachte niet op de hoogte was van de machete die zijn zoon bij zich had.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat er geen gronden waren voor schorsing van de vervolging. Bij de beoordeling van het ten laste gelegde feit heeft de rechtbank geconcludeerd dat er geen sprake was van een bewuste en nauwe samenwerking tussen verdachte en zijn zoon bij het steken van [slachtoffer] met de machete. De rechtbank oordeelde dat het slaan met de knuppel niet kon worden gekwalificeerd als poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel, omdat er geen aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel bestond. Daarom heeft de rechtbank de verdachte vrijgesproken van het ten laste gelegde feit.

Daarnaast heeft de rechtbank de benadeelde partij, [slachtoffer], niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering tot schadevergoeding, en de kosten van de verdachte op nihil begroot. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, onder leiding van voorzitter mr. J. Donkersloot, en is openbaar gemaakt op 11 oktober 2021.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Locatie 's-Hertogenbosch
Team Strafrecht
Parketnummer: 01.238833.19
Datum uitspraak: 11 oktober 2021
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1964,
wonende te [adres] .
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 27 september 2021.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 19 augustus 2021.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 4 oktober 2019 te Leende tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
met een machete, althans een lang en scherp voorwerp, in de zij en/of de rug, althans in het lichaam heeft gestoken en/of
met een knuppel, althans een hard voorwerpen, meermalen op/tegen de arm, althans het lichaam te slaan,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

De beoordeling van het ten laste gelegde feit.

Inleiding
Op 4 oktober 2019 heeft bij de voordeur van de woning van verdachte te Leende een confrontatie plaatsgevonden tussen verdachte en zijn zoon enerzijds en [slachtoffer] anderzijds. Verdachte en zijn zoon hebben verklaard dat [slachtoffer] als eerste een klap op het hoofd van verdachte gegeven, waarna verdachte [slachtoffer] heeft geslagen met een knuppel. De zoon van verdachte heeft [slachtoffer] gestoken met een machete.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het ten laste gelegde, het medeplegen van poging zware mishandeling, wettig en overtuigend bewezen.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit dat uit het dossier niet blijkt dat sprake was van medeplegen met betrekking tot het steken met de machete omdat verdachte niet wist dat zijn zoon een mes in handen had.
Verdachte heeft weliswaar met een knuppel geslagen tegen het bovenlichaam van [slachtoffer] , maar van poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel met deze kleine, houten knuppel kan geen sprake zijn. De verdediging bepleit vrijspraak.
Het oordeel van de rechtbank
Aangever [slachtoffer] enerzijds en verdachte en zijn zoon anderzijds hebben verschillend verklaard met betrekking tot de aanvang van de confrontatie tussen hen. [slachtoffer] stelt dat verdachte, bewapend met een knuppel en zijn zoon, bewapend met een kapmes samen de voordeur open deden. Zowel verdachte als zijn zoon hebben verklaard dat verdachte (alleen) de deur open deed. Zijn zoon verklaarde dat hij op dat moment nog in de woonkamer stond met de telefoon die zijn vader in zijn hand had gedrukt om 112 te bellen. Toen hij de herrie van zijn vader en [slachtoffer] hoorde is hij ook naar de voordeur gelopen, met het kapmes in zijn hand.
Nu verdachte en zijn zoon deze verklaringen kort na het incident en onafhankelijk van elkaar hebben afgelegd gaat de rechtbank ervan uit dat verdachte de voordeur heeft geopend en dat zijn zoon op dat moment nog in de woonkamer was.
De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking. Uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting leidt de rechtbank met betrekking tot de betrokkenheid van verdachte bij het ten laste gelegde het volgende af.
Het tegen [slachtoffer] gerichte geweld bestaat uit twee elementen: (a) het steken met een machete en (b) het slaan met de knuppel. In dat verband overweegt de rechtbank het volgende:
Ad (a):
Zoals hiervoor overwogen gaat de rechtbank er bij de beoordeling van deze zaak van uit dat verdachte de deur voor [slachtoffer] heeft geopend en dat, terwijl het conflict tussen hem en [slachtoffer] in volle gang was, zijn zoon zich bij hem voegde. Op grond van het dossier kan niet worden vastgesteld dat verdachte wist dat zijn zoon op dat moment een kapmes bij zich had. Verdachte heeft ter zitting ook verklaard dat hij dit niet wist en dat - als hij het had geweten - hij dit zijn zoon, een verstandelijk beperkte jongen, absoluut verboden zou hebben. De rechtbank gaat er derhalve van uit dat verdachte niet wist dat zijn zoon met een kapmes naar de voordeur kwam. Evenmin is gebleken van een gezamenlijk plan gericht op het ten laste gelegde, noch blijkt dat verdachte, toen zij bij de voordeur stonden, zijn zoon er op enigerlei wijze toe heeft bewogen om het mes te gebruiken. Dit leidt tot de conclusie dat geen sprake is geweest van een bewuste en nauwe samenwerking gericht op het steken van [slachtoffer] met een machete.
Ad (b)
Op grond van het dossier staat voorts vast dat verdachte [slachtoffer] met een knuppel heeft geslagen in de richting van diens torso. [slachtoffer] heeft deze aanval volgens eigen zeggen met zijn rechterarm afgeweerd en heeft daardoor pijn ervaren.
De rechtbank is van oordeel dat het slaan met een houten knuppel met een lengte van ongeveer 30 centimeter (exclusief handvat) in de richting van een torso niet kan worden gekwalificeerd als een poging om zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. Er bestaat bij een dergelijke slag immers geen aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen is de rechtbank van oordeel dat het aan verdachte ten laste gelegde niet kan worden bewezen. Verdachte zal daarom worden vrijgesproken.

De vordering van de benadeelde partij.

Nu verdachte van het hem ten laste gelegde feit zal worden vrijgesproken, dient de benadeelde partij in de vordering niet ontvankelijk te worden verklaard.
De rechtbank zal de benadeelde partij veroordelen in de kosten van de verdachte als bedoeld in artikel 592a van het Wetboek van Strafvordering. Deze kosten worden begroot op nihil.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:

spreekt verdachte vrij van het ten laste gelegde feit

Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] :
bepaalt dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J. Donkersloot, voorzitter,
mr. H.M. Hettinga en mr. G. Blanken, leden,
in tegenwoordigheid van mr. S.H.C. Merkx, griffier,
en is uitgesproken op 11 oktober 2021.