In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 13 oktober 2021 een tussenuitspraak gedaan in een incident waarbij de vraag aan de orde was of de rechtbank bevoegd was om kennis te nemen van een vordering van VSB Malta B.V. tegen Aviation Cosmetics Malta Limited. De vordering betrof de afstand van een bankgarantie die was gesteld in het kader van een aannemingsovereenkomst tussen partijen, waarin een arbitragebeding was opgenomen. VSB vorderde dat ACM afstand deed van de bankgarantie, maar ACM stelde dat de rechtbank zich onbevoegd moest verklaren omdat de vordering voortvloeide uit de aannemingsovereenkomst en er arbitrage was overeengekomen. De rechtbank oordeelde dat het arbitragebeding niet beperkt was tot vorderingen die rechtstreeks op de aannemingsovereenkomst waren gebaseerd, maar ook alle geschillen omvatte die daarmee verband hielden. Hierdoor was de rechtbank niet bevoegd om van de vordering kennis te nemen. VSB werd als in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten van het incident. De zaak zal opnieuw op de rol komen voor beraad over een mondelinge behandeling.