ECLI:NL:RBOBR:2021:5518

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
5 oktober 2021
Publicatiedatum
19 oktober 2021
Zaaknummer
20/1152
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging en terugvordering van WW-uitkering na niet verschijnen op afspraak met UWV

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 5 oktober 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en het UWV over de beëindiging en terugvordering van een WW-uitkering. De eiser had zijn uitkering per 1 oktober 2019 beëindigd gekregen omdat hij niet was verschenen op een afspraak met de adviseur werk van het UWV. Ondanks meerdere oproepen had de eiser geen contact opgenomen met het UWV. Het UWV had vervolgens de uitkering teruggevorderd, wat leidde tot het indienen van een beroep door de eiser.

Tijdens de zitting op 22 juli 2021 en de heropening van het onderzoek op 5 oktober 2021, heeft de rechtbank de zaak inhoudelijk behandeld. De rechtbank oordeelde dat de beëindiging van de uitkering en de terugvordering niet in stand konden blijven. De rechtbank overwoog dat de eiser, ondanks zijn verzuim om op de afspraak te verschijnen, inmiddels een baan had gevonden en dat de intrekking van de uitkering niet in verhouding stond tot het doel van de Werkloosheidswet. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit van het UWV en herstelde de primaire besluiten, waardoor de terugvordering van de uitkering niet meer aan de orde was.

De rechtbank benadrukte het belang van communicatie met overheidsinstanties en het tijdig reageren op ontvangen brieven. De uitspraak werd gedaan door mr. A.F. Vink, in aanwezigheid van griffier E.H.J.M.T. van der Steen, en werd openbaar gemaakt op 5 oktober 2021.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT

Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummer: SHE 20/1152

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van

5 oktober 2021 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: [gemachtigde] ),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, het UWV
(gemachtigde: E.A.M. Vervoort-ter Haar).

Procesverloop

Bij besluit van 27 november 2019 (het primaire besluit I) heeft het UWV de uitkering van eiser ingevolge de Werkloosheidswet (WW) per 1 oktober 2019 beëindigd.
Bij besluit van 17 december 2019 (het primaire besluit II) heeft het UWV de in de maand oktober 2019 uitbetaalde WW-uitkering van eiser teruggevorderd. Het gaat om een bedrag van € 2.009,01.
Bij besluit van 17 februari 2020 (het bestreden besluit) heeft het UWV de bezwaren van eiser tegen beide besluiten ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het UWV heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 22 juli 2021. Eiser is verschenen. Het UWV heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Op de zitting heeft de rechtbank het onderzoek gesloten.
Op 27 juli 2021 heeft de rechtbank het onderzoek heropend.
Het onderzoek ter zitting heeft verder plaatsgevonden op 5 oktober 2021. Eiser is verschenen. Het UWV heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • herroept het primaire besluit I en het primaire besluit II;
  • bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde bestreden besluit;
  • draagt het UWV op om het door eiser betaalde griffierecht van € 48 aan hem te vergoeden.

Overwegingen

1. De rechtbank geeft hiervoor de volgende motivering, maar eerst zal de rechtbank zeggen waarom het beroep inhoudelijk kan worden behandeld.
1.1.
Het UWV heeft op 17 februari 2020 op uw bezwaar beslist. De gemachtigde van eiser heeft op 8 april 2021 beroep ingesteld bij de rechtbank. Dat is buiten de wettelijke beroepstermijn van zes weken, dus dat roept de vraag op of eiser op tijd beroep heeft ingesteld.
1.2.
Eiser zegt dat hij het bestreden besluit niet heeft ontvangen en dat zijn gemachtigde op 8 april 2020 met het UWV heeft gebeld om te vragen hoe het met de afhandeling van het bezwaar stond, omdat uiterlijk op die dag een beslissing daarover zou worden genomen. Het UWV bevestigt ook dat dit telefoongesprek er is geweest. Verder heeft het UWV gezegd dat het bestreden besluit niet aangetekend aan eiser is verzonden en dat de verzendadministratie van het UWV niet voldoet aan de (strenge) eisen die daaraan in de rechtspraak worden gesteld. Het zou dus kunnen dat het bestreden besluit aan eiser is verstuurd, maar de rechtbank kan dat niet vaststellen. Vervolgens heeft eisers gemachtigde binnen twee weken na 8 april 2021, de dag waarop hij te horen kreeg dat er op uw bezwaar was beslist, beroep ingesteld. Daarmee is hij op tijd en kan de zaak dus inhoudelijk worden behandeld.
2. De rechtbank kijkt inhoudelijk eerst naar het besluit om eisers uitkering te beëindigen per 1 oktober 2019.
2.1.
Het UWV heeft dat besloten, omdat eiser niet is verschenen op een afspraak met de adviseur werk op 14 oktober 2019 en omdat hij niet heeft gereageerd op de diverse brieven van het UWV om daarover contact op te nemen. Of eiser deze brieven per post heeft ontvangen kan in het midden blijven, omdat deze brieven voor hem ook beschikbaar waren in de zogenaamde (digitale) werkmap. Dat eiser daarin niet heeft gekeken, moet voor zijn rekening en risico blijven. Ook heeft het UWV eiser in de bezwaarfase schriftelijk de kans gegeven om alsnog met de adviseur werk contact op te nemen, waarvan eiser geen gebruik heeft gemaakt. Eiser erkent dat hij deze brief heeft ontvangen en dat hij geen contact heeft opgenomen met de adviseur werk. De rechtbank vindt dat dit op zich voldoende was voor het UWV om het primaire besluit I (en vervolgens het primaire besluit II) te nemen.
2.2.
De rechtbank ziet echter in dit geval aanleiding om te bepalen dat van intrekking van de uitkering niet in stand kan blijven. Daarvoor is het volgende van belang.
2.2.1.
Nadat eiser tegen het primaire besluit I (en II) bezwaar maakte, heeft het UWV hem in een brief van 29 januari 2020 laten weten dat eiser alsnog met de adviseur werk contact kan opnemen. Het UWV heeft op de zitting gezegd dat als eiser toen tegen het UWV had gezegd dat hij al werk had gevonden, dit aanleiding had kunnen zijn om het primaire besluit I (en II) alsnog te herroepen. Eiser heeft op de zitting gezegd dat hij niet op de oproep heeft gereageerd, omdat hij sinds 19 december 2019 een baan had en deze nog steeds heeft. Hij zag daarom het nut niet in om met de adviseur werk in gesprek te gaan. Het komt er dus op neer dat als eiser (kort) na ontvangst van de brief van 29 januari 2020 de moeite had genomen om het UWV (telefonisch) te vertellen dat hij werk had gevonden, dat dit voor het UWV voldoende was om van de intrekking (en terugvordering) van de WW-uitkering af te zien.
2.2.2.
Onder deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat de intrekking van de uitkering niet in verhouding staat tot het daarmee te dienen doel. Daarbij betrekt de rechtbank dat eiser voor aanvang van de bezwaarfase al werk had gevonden, wat nu juist de doelstelling van het gesprek met de adviseur werk was, en dat die werkhervatting ook duurzaam is gebleken. Verder vindt de rechtbank het, gelet op het door haar ingeschatte doenvermogen van eiser, voorstelbaar dat hij niet goed heeft kunnen inschatten wat de gevolgen zouden zijn van het niet aan het UWV vertellen dat hij werk had gevonden.
3. Het besluit om de WW-uitkering over oktober 2019 terug te vorderen kan ook niet in stand blijven. Dat heeft ermee te maken dat de rechtbank hiervoor heeft bepaald dat eisers WW-uitkering niet per 1 oktober 2019 wordt ingetrokken. Om die reden is er ook geen grond meer voor de terugvordering.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. Wel moet het UWV het door eiser betaalde griffierecht vergoeden.
5. De rechtbank geeft dit nog aan eiser mee: als de overheid brieven stuurt, lees die dan en reageer erop. Denk niet: het zal allemaal vanzelf wel goedkomen. Door deze zaak is duidelijk geworden dat niet reageren op brieven tot grote problemen kan leiden. Dat geldt niet alleen voor brieven van het UWV, maar ook van de Belastingdienst of welke overheidsinstantie dan ook. En als het niet duidelijk is wat er in de brief staat, bel dan het telefoonnummer dat op de brief staat en vraag dan wat de bedoeling van de brief is.
De rechter deelt mede dat van deze uitspraak een proces-verbaal wordt opgemaakt dat binnen twee weken aan partijen zal worden toegestuurd.
De rechter wijst erop dat partijen het recht hebben om tegen deze uitspraak hoger beroep in te stellen bij de Centrale Raad van Beroep. Het hoger beroep moet zijn ingesteld binnen zes weken na de dag van verzending van dit proces-verbaal.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.F. Vink, rechter, in aanwezigheid van E.H.J.M.T. van der Steen, griffier. De uitspraak is in het openbaar geschied op 5 oktober 2021.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op: