ECLI:NL:RBOBR:2021:5528

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
13 oktober 2021
Publicatiedatum
20 oktober 2021
Zaaknummer
365834 / HA ZA 21-4
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake voeging en voorlopige voorziening in civiele procedure

In deze bodemzaak, behandeld door de Rechtbank Oost-Brabant, is op 13 oktober 2021 een tussenuitspraak gedaan in een civiele procedure. De zaak betreft een incident tot voeging en een incidentele vordering tot het treffen van een voorlopige voorziening. De eisers, bestaande uit meerdere besloten vennootschappen, hebben een vordering ingediend tegen Vreba Vastgoed B.V. en andere gedaagden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de incidentele vordering tot voeging moet worden toegewezen, omdat aan de wettelijke eisen voor voeging is voldaan. De rechtbank oordeelt dat de proceskosten in het incident worden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.

Daarnaast is er een incidentele vordering tot het opheffen van beslag op onroerend goed ingediend door Vreba c.s. Tijdens de mondelinge behandeling is de subsidiaire vordering ingetrokken en is er een afspraak gemaakt tussen partijen over het opheffen van het beslag op 33 onroerende zaken. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vordering is ingetrokken en ook hier worden de proceskosten gecompenseerd. De zaak is vervolgens verwezen naar de rol van 15 september 2021 voor verdere uitlating door partijen. De beslissing van de rechtbank omvat de voeging van de hoofdzaak met een andere aanhangige zaak en de compensatie van proceskosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Civiel Recht
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
zaaknummer / rolnummer: C/01/365834 / HA ZA 21-4
Vonnis in incidenten van 13 oktober 2021
in de zaak van

1.[eiser sub 1] ,

wonende te Onna,
2.
[eiser sub 2],
wonende te Onna,
3.
[eiser sub 3],
wonende te [woonplaats] ,
eisers in de hoofdzaak,
verweerders in de incidenten,
advocaat mr. P. Stehouwer te Groningen,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
VREBA VASTGOED B.V.,
gevestigd te de Rips,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde sub 2],
gevestigd te de [woonplaats] ,
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde sub 3],
gevestigd te [woonplaats] ,
4. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde sub 4],
gevestigd te de [woonplaats] ,
gedaagden in de hoofdzaak,
eiseressen in de incidenten,
advocaat mr. J.G.H. Meijerink te Drachten.
Partijen zullen hierna [eisers] en Vreba c.s. genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • de akte uitlating van [eisers] met producties
  • de incidentele conclusie van Vreba c.s. tot voeging en tot het treffen van een voorlopige voorziening
  • de conclusie van antwoord in de incidenten met producties van [eisers]
  • de akte uitlating producties van Vreba c.s.
  • de akte overlegging producties van Vreba c.s.
  • de spreekaantekeningen (mondelinge behandeling incidenten) met wijziging/aanvulling van de eis van mr. Meijerink
  • de spreekaantekeningen (mondelinge behandeling incidenten) van mr. Stehouwer
  • de bij B16formulier in geding gebrachte brief van mr. Meijerink van 8 september 2021.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in de incidenten.

2.De beoordeling in het incident voeging

2.1.
Vreba c.s. vordert dat de hoofdzaak wordt gevoegd met de bij deze rechtbank aanhangige zaak met het zaaknummer / rolnummer C/01/365832 / HA ZA 21-3 . [eisers] voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
2.2.
De rechtbank is van oordeel dat de incidentele vordering moet worden toegewezen, omdat de aangevoerde gronden die vordering kunnen dragen.
Artikel 222 van het wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering bepaalt dat voeging gevorderd kan worden in geval voor dezelfde rechter tussen dezelfde partijen en over hetzelfde onderwerp tegelijk zaken aanhangig zijn, of voor dezelfde rechter verknochte zaken aanhangig zijn en dat de rechter in deze zaken ook ambtshalve tot voeging kan overgaan.
Aan die eisen wordt voldaan. Dat er in de zaak waarmee voeging gevraagd wordt naast [eisers] en Vreba c.s. aan elke zijde nog een andere/extra partij deelneemt aan de procedure maakt dat niet anders.
2.3.
Naar het oordeel van de rechtbank kan in het incident geen van partijen als de in het ongelijk gestelde partij worden beschouwd. Daarom zullen de proceskosten worden gecompenseerd in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
3. De beoordeling in het incident tot het treffen van een voorlopige voorziening
3.1.
Vreba c.s. vordert -kort gezegd- :
Primair: op te heffen het beslag op het onroerend goed op 33 onroerende zaken (nader genoemd in productie 6 bij dagvaarding) welke eigendom zijn van Vreba Vastgoed B.V. en Subsidiair:
[eisers] te veroordelen tot het (laten) opheffen van dat beslag met uitzondering van 3 onroerende zaken als genoemd/bedoeld onder randnummer 34 van de incidentele conclusie en
[eisers] te veroordelen tot het (laten) opheffen van het (resterende) op het onroerend goed (genoemd in productie 6 bij dagvaarding) gelegde beslag nadat
a. een recht van eerste hypotheek is gevestigd ten behoeve van Vreba c.s. op één of meer onbezwaarde onroerende zaken en die zaken en gezamenlijke marktwaarde van maximaal € 1.350.000,00 vertegenwoordigen of
b. een bankgarantie is gesteld ten behoeve van Vreba c.s. voor een bedrag van maximaal € 1.350.000,00
steeds op straffe van verbeurte van een dwangsom.
3.2.
Tijdens de mondelinge behandeling is de subsidiaire vordering onder 2 ingetrokken en is tussen partijen afgesproken dat de incidentele vordering (voor het overige) zal worden ingetrokken als [eisers] het beslag op de 33 onroerende zaken, met uitzondering van het beslag op de percelen kadastraal genummerd [perceelnummer] , [perceelnummer] , [perceelnummer] , [perceelnummer] en [perceelnummer] , opheft. De zaak is vervolgens verwezen naar de rol van 15 september 2021 voor uitlating partijen met betrekking tot het incident 223 Rv.
In de brief van 8 september 2021 geeft mr. Meijering aan dat het beslag is opgeheven zoals tussen partijen is afgesproken en dat de vorderingen in het incident 223 Rv worden ingetrokken behoudens voor wat betreft de proceskostenveroordeling.
3.3.
Aangezien elk van partijen als op enig punt in het ongelijk gesteld is te beschouwen, zullen de proceskosten worden gecompenseerd op de hierna te vermelden wijze.

4.De beslissing

De rechtbank
in het incident tot voeging
4.1.
voegt de hoofdzaak met de bij deze rechtbank aanhangige zaak met
zaaknummer / rolnummer C/01/365832 / HA ZA 21-3 ,
4.2.
compenseert de kosten van het incident tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
in het incident tot het treffen van een voorlopige voorziening als bedoeld in artikel 223 Rv
4.3.
stelt vast dat de vordering is ingetrokken,
4.4.
compenseert de kosten van het incident tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
in de hoofdzaak
4.5.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
24 november 2021voor conclusie van antwoord,
Dit vonnis is gewezen door mr. E.J.C. Adang en in het openbaar uitgesproken op 13 oktober 2021.