ECLI:NL:RBOBR:2021:5647

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
27 september 2021
Publicatiedatum
28 oktober 2021
Zaaknummer
01/997535-16
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van oud-medewerker voor valsheid in geschrift in de agrarische sector

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 27 september 2021 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een oud-medewerker van een internationale onderneming die zich bezighoudt met de verwerking, opslag en handel in agrarische producten en biobrandstoffen. De verdachte is veroordeeld voor meermalen valsheid in geschrift, waarbij hij documenten heeft vervalst die bestemd waren om als bewijs te dienen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte opzettelijk wijzigingen heeft aangebracht in e-mailberichten en in het interne digitale handelssysteem van zijn werkgever, met als doel deze vervalste documenten als echt te gebruiken. De feiten vonden plaats tussen 2013 en 2015, waarbij de verdachte onder andere contracten heeft ingevoerd die niet bestonden en de waardering van producten heeft aangepast om de resultaten van de biobrandstoffenafdeling positief te beïnvloeden. De rechtbank heeft de verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden opgelegd, met een proeftijd van twee jaar, en een taakstraf van 180 uren, subsidiair 90 dagen hechtenis. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat er sprake was van een overschrijding van de redelijke termijn van één jaar. Feit 4, dat betrekking had op valsheid in facturen, is niet bewezen verklaard, en de verdachte is daarvan vrijgesproken.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Strafrecht
Parketnummer: 01/997535-16
Datum uitspraak: 27 september 2021
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1985 ,
wonende te [adres] .
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 13 september 2021.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 26 april 2021.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 7 oktober 2014 in de gemeente Rotterdam, althans in
Nederland,
een e-mailbericht gedateerd 7 oktober 2014 vanuit het zakelijke e-mailadres
van hem verdachte bij [benadeelde] , gericht aan het zakelijke e-mailadres van
[persoon 1] bij [benadeelde] , met daarin opgenomen -zakelijk
weergegeven- een op 6 oktober 2014 door een onafhankelijk broker genaamd [persoon 2]
van [bedrijf 1] aan het zakelijke e-mailadres van hem, verdachte
voornoemd gerichte onafhankelijke verklaring (DOC-413)
- zijnde dat e-mailbericht gedateerd 7 oktober 2014 met die onafhankelijke
verklaring voornoemd een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit
te dienen- valselijk heeft opgemaakt of heeft vervalst,
immers heeft hij, verdachte, toen aldaar opzettelijk valselijk en/of in strijd
met de waarheid -zakelijk weergegeven-, in die onafhankelijke verklaring,
deel uitmakende van dat e-mailbericht voornoemd, de door [persoon 2]
(oorspronkelijk) vermelde productnaam, te weten 'Certified 'ISCC EU' Used
Cooking Oil Methyl Esters compliant with UK RTFO quality requirements',
gewijzigd in 'Certified 'ISCC EU' Used Cooking Oil Methyl Esters compliant
with UK RTFO and NEA DC quality requirements' en/of de waarde, te weten 'Argus
RED FO avg + 115 USD/mt FOB, ARA', gewijzigd in 'between 1565 and 1590 USD/mt
FOB, ARA',
zulks met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken of
door een ander of anderen te doen gebruiken;
art 225 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 20 januari 2015 in de gemeente Rotterdam, althans in
Nederland,
een e-mailbericht gedateerd 20 januari 2015 van het zakelijke e-mailadres van
hem verdachte bij [benadeelde] , gericht aan het zakelijke e-mailadres van
[persoon 1] bij [benadeelde] ,
met daarin opgenomen -zakelijk weergegeven- een op 19 januari 2015 aan het
e-mailadres van hem, verdachte voornoemd doorgestuurde e-mail van een
onafhankelijk broker genaamd [persoon 3] van [bedrijf 2]
met een onafhankelijke verklaring, onder andere inzake de prijzen/prijs van
de/het product(en) FAME 0 en/of ISCC FAME 0 (DOC-421)
- zijnde dat e-mailbericht gedateerd 20 januari 2015 met die onafhankelijke
verklaring voornoemd een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit
te dienen- valselijk heeft opgemaakt of heeft vervalst,
immers heeft hij, verdachte, toen aldaar opzettelijk valselijk en/of in strijd
met de waarheid -zakelijk weergegeven-, in die onafhankelijke verklaring, deel
uitmakend van dat e-mailbericht voornoemd, de door [persoon 3] voornoemd
oorspronkelijk vermelde zinsnede 'The last official report was on the 19th.
(enclosed to the email.)' verwijderd en/of gewist en/of de door [persoon 3]
oorspronkelijk vermelde productnaam 'FAME 0' gewijzigd in de productnaam
'N-ISCC FAME 0' en/of door [persoon 3] oospronkelijk vermelde prijzen/prijs
van dat product over de diverse perioden van 2015 (telkens) (aanzienlijk)
verlaagd en/of de door [persoon 3] oorspronkelijk vermelde prijzen/prijs
van het product ISCC FAME 0 over de diverse perioden van 2015 (telkens)
(aanzienlijk) verlaagd (zie eerste tabel op pag. 000280 proces-verbaal),
zulks met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken of
door een ander of anderen te doen gebruiken;
art 225 lid 1 Wetboek van Strafrecht
3.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 28 mei 2013
tot en met 15 januari 2015, althans van de maand mei 2013 tot en met de maand
januari 2015 in de gemeente Rotterdam, althans in Nederland, (telkens) tezamen
en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen,
meermalen, althans eenmaal, (telkens) (een deel van) het interne (digitale)
handelssysteem van [benadeelde] , genaamd [handelssysteem] , als onderdeel van de
bedrijfsadministratie van die B.V.
- zijnde dat (deel van dat) interne (digitale) handelssysteem genaamd [handelssysteem]
voornoemd (telkens) (een) (samenstel van) geschrift(en) die/dat bestemd
waren/was om tot bewijs van enig feit te dienen- (telkens) valselijk heeft
opgemaakt of heeft vervalst,
hebbende hij, verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s), toen aldaar
(telkens) opzettelijk valselijk en/of in strijd met de waarheid -zakelijk
weergegeven-,
in dat (deel van dat) interne (digitale) handelssysteem genaamd [handelssysteem]
voornoemd (telkens) opgenomen en/of verwerkt en/of ingevoerd, althans doen of
laten opnemen en/of verwerken en/of invoeren,
acht, althans een of meer Consult commodity commitment(s) tussen [bedrijf 3]
en [benadeelde] met de/het contractnummer(s) [nummer 1] en/of
[nummer 2] en/of [nummer 3] en/of [nummer 4] en/of [nummer 5] en/of [nummer 6] en/of [nummer 7]
en/of [nummer 7] , (telkens) inzake de inkoop en/of verkoop door [benadeelde] van
biodiesel (DOC-608 t/m DOC-612 en DOC-649), zulks terwijl die/dat Consult
commodity commitment(s) voornoemd in werkelijkheid (telkens) niet tussen
[bedrijf 3] en [benadeelde] waren/was afgesloten,
zulks (telkens) met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te
gebruiken of door een ander of anderen te doen gebruiken;
art 225 lid 1 Wetboek van Strafrecht
4.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 18 oktober
2013 tot en met de maand juni 2015 in de gemeente Breda, althans in Nederland,
(telkens) tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen,
meermalen, althans eenmaal, (telkens) (een deel van) de (digitale)
(bedrijfs)administratie (op naam) van [bedrijf 4]
- zijnde (dat deel van) die (digitale) (bedrijfs)administratie voornoemd
(telkens) (een) (samenstel van) geschrift(en) die/dat bestemd waren/was om tot
bewijs van enig feit te dienen- (telkens) valselijk heeft opgemaakt of heeft
vervalst,
hebbende hij, verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s), toen aldaar
(telkens) opzettelijk valselijk en/of in strijd met de waarheid -zakelijk
weergegeven-,
in (dat deel van) die (digitale) (bedrijfs)administratie voornoemd (telkens)
opgenomen en/of verwerkt en/of ingevoerd, althans doen of laten opnemen en/of
verwerken en/of invoeren,
= tien, althans een of meer factu(u)r(en), (telkens) van [bedrijf 4]
en gericht aan mr. [persoon 4] van [bedrijf 5] (DOC-349 t/m DOC-359 en/of
= een factuur van [bedrijf 4] aan [bedrijf 3] (DOC-373),
(telkens) terzake Consultancy,
terwijl die factu(u)r(en) voornoemd in werkelijkheid (telkens) geen betrekking
had(den) op consultancy (maar (telkens) betrekking had(den) op door hem,
verdachte, via [bedrijf 4] verrichte werkzaamheden als trader en/of
broker),
zulks (telkens) met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te
gebruiken of door een ander of anderen te doen gebruiken;
art 225 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of een omissie voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Inleiding.

Verdachte heeft sinds 1 december 2008 tot 6 mei 2015 gewerkt voor [benadeelde] , een internationale onderneming die zich bezighoudt met de verwerking, opslag en fysieke en papieren handel in agrarische producten en biobrandstoffen.
Verdachte is gestart als trainee trader en werkte laatstelijk in de functie van Trade Manager Biofuel op de afdeling Biofuels. De afdeling Biofuels hield zich met name bezig met de papieren en fysieke handel in biobrandstoffen waarvan het speculeren op prijsdalingen en prijsdalingen een onderdeel was.
Aan verdachte wordt onder de feiten 1 en 2 verweten dat hij door derden opgestelde documenten met betrekking tot marktprijzen van bepaalde producten heeft vervalst door - kort gezegd - prijzen van producten aan te passen, en dat hij deze vervalste documenten heeft opgenomen in e-mail berichten die zijn gestuurd aan de heer [persoon 1] , de market risk manager bij het bedrijf.
Verdachte heeft erkend zich aan deze feiten 1 en 2 schuldig te hebben gemaakt.
Onder feit 3 wordt verdachte verweten dat hij een deel van het interne (digitale) handelsadministratiesysteem van zijn werkgever, [handelssysteem] genaamd, heeft vervalst door daarin niet bestaande in- en verkoopcontracten in te voeren.
Tot slot wordt verdachte onder feit 4 verweten dat hij valselijk opgemaakte facturen in de bedrijfsadministratie van zijn bedrijf [bedrijf 4] heeft verwerkt; de valsheid heeft volgens de tenlastelegging betrekking op de aanduiding dat “consultancy” werkzaamheden zijn verricht terwijl in werkelijkheid werkzaamheden als “trader” en/of “broker” zijn verricht.

Bewijs

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot bewezenverklaring van alle ten laste gelegde feiten.
Mede op grond van de bekennende verklaring van verdachte acht de officier van justitie de feiten 1 en 2 wettig en overtuigend bewezen.
Feit 3 acht de officier van justitie eveneens wettig en overtuigend bewezen. In zijn schriftelijke requisitoir heeft de officier van justitie de bewijsmiddelen vermeld, waarnaar de rechtbank op deze plaats kortheidshalve verwijst.
De officier van justitie acht redengevend dat [bedrijf 3]
(hierna: [bedrijf 3]) het afsluiten van de beweerdelijke contracten met [benadeelde] nooit heeft bevestigd en dat deze ook nimmer in de administratie van [bedrijf 3] zijn teruggevonden. Voor de officier van justitie is genoegzaam komen vast te staan dat de contracten door verdachte in het handelssysteem van [benadeelde] zijn ingevoerd. Van belang acht de officier van justitie ook dat verdachte na tal van verzoeken van een of meer collega’s om deze contracten te (laten) bevestigen, gedurende langere tijd meermalen de indruk heeft gewekt daarover nog met [bedrijf 3] in gesprek te zijn. De verklaringen van verdachte dat hij invoerfouten heeft gemaakt, past volgens de officier van justitie niet bij deze gedragingen en past evenmin bij de inhoud van de mailwisseling die verdachte met de heer [naam 1] van [bedrijf 3] heeft gevoerd op 2 maart 2015 over de 3 verkoopcontracten. In die e-mail zegt hij dat hij die business, qua verhandelde hoeveelheden en gehanteerde prijs passend bij de inhoud van de 3 contracten, eruit zal halen, daar die business nooit gesloten is.
Tot slot acht de officier van justitie feit 4 wettig en overtuigend bewezen.
De 12 facturen zijn aangetroffen op een computer die verdachte in gebruik had in het bedrijfspand van een andere vennootschap van hem.
Volgens de officier van justitie is de vermelding “consultancy” op de facturen in strijd met de werkelijkheid aangezien feitelijk sprake was van verrichte brokeractiviteiten.
Redengevend acht de officier van justitie de omstandigheden dat verdachte de vergoeding relateerde aan metrische tonnen passende bij brokeractiviteiten en dat nergens in de administratie van verdachte stukken zijn gevonden die duiden op advieswerkzaamheden. Daarnaast hebben vertegenwoordigers van de bedrijven aan wie verdachte de facturen stuurde en die deze ook hebben betaald, als getuigen verklaard dat zij (het bedrijf van) verdachte beschouwden als broker en dat hij brokerwerkzaamheden voor die bedrijven verrichtte. Van door verdachte verrichte advieswerkzaamheden is in het onderzoek helemaal niets gebleken. De accountant van verdachte heeft verklaard geen documenten te kennen die zien op door verdachte verrichte consultancywerkzaamheden.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank wat betreft bewezenverklaring van de feiten 1 en 2 nu verdachte deze feiten heeft erkend.
Namens verdachte is vrijspraak bepleit voor feit 3.
Aangevoerd is dat opzet op de onjuistheid van de contracten niet bewezen kan worden nu sprake is van foutief invoeren van gegevens; verdachte moest naar aanleiding van een transactie al heel snel uit het hoofd in het bedrijfssysteem invoeren wat met partijen was afgesproken. Waar gehakt wordt, vallen spaanders.
Ook ten aanzien van feit 4 is vrijspraak bepleit.
Daartoe is aangevoerd dat de term “consultancy” zo onbepaald is dat ook broker-werkzaamheden eronder kunnen vallen, zodat de conclusie dat in strijd met de waarheid is gehandeld, niet te rechtvaardigen is. Aangevoerd is tevens dat binnen de bedrijven waarvoor verdachte advieswerkzaamheden verrichtte, de termen “consultancy” en “brokery/brokerage” door elkaar werden gebruikt en er, de getuigenverklaringen welbeschouwd, door de bedrijven kennelijk geen waarde werd gehecht aan welke term werd gebruikt.
Nu telkens slechts aan één partij werd gefactureerd, kunnen de facturen geen betrekking hebben gehad op broker-werkzaamheden omdat in het geval van brokerage twee partijen betrokken zouden zijn voor wie verdachte als broker zou hebben opgetreden en ook aan twee partijen zou zijn gefactureerd.
Tot slot acht de verdediging het onbegrijpelijk en niet gepast dat, terwijl niet-ambtelijke corruptie niet is ten laste gelegd, door het Openbaar Ministerie wel wordt gesteld dat de facturen vals zijn en deze de facto dan dus op omkoping zouden zijn gebaseerd.
Het oordeel van de rechtbank.
De door de rechtbank gebezigde bewijsmiddelen zijn opgenomen en uitgewerkt in een bewijsbijlage (bijlage 1). Deze bewijsmiddelenbijlage maakt integraal onderdeel uit van dit vonnis.
Nu verdachte de bewezen te verklaren feiten onder 1 en 2 ter terechtzitting heeft bekend, zal de rechtbank gelet op het bepaalde in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering de in de bewijsmiddelenbijlage te noemen bewijsmiddelen met betrekking tot die feiten niet uitwerken, maar volstaan met de vermelding ervan.
Met betrekking tot feit 3 overweegt de rechtbank als volgt. Dit feit gaat over 3 contracten die in 2015, en 5 contracten die in 2013 ten onrechte zijn ingevoerd in [handelssysteem] , het interne handelsadministratiesysteem van [benadeelde]
De 3 contracten uit 2015
Ten aanzien van de drie contracten uit 2015, genummerd [nummer 6] , [nummer 7] en [nummer 7] (
hierna: [nummer 6]) geldt dat verdachte deze contracten op 15 januari 2015 heeft ingevoerd in [handelssysteem] als met [bedrijf 3] overeengekomen en afgesloten contracten. Uit de verklaring van getuige [naam 1] blijkt echter dat in de administratie van [bedrijf 3] deze overeenkomsten niet zijn terug te vinden en daarom niet werkelijk bestaande contracten zijn.
Op 16 januari 2015 werd verdachte per e-mail ervan op de hoogte gesteld dat de bevestigingen van deze contracten ontbraken en werd verdachte verzocht om de bevestigingen van deze contracten te sturen. Op 21 januari 2015 stuurde verdachte vervolgens per email emailcorrespondentie tussen hem en de heer [naam 1] van [bedrijf 3] betreffende de verkoop van 7.500 Mt UCOME voor USD 1009/t van [benadeelde] aan [bedrijf 3] (DOC 584). Volgens deze emailcorrespondentie zou verdachte op 7 januari 2015 om 15.05 uur een mail ten behoeve van een bevestiging van de contracten [nummer 6] hebben verstuurd aan [naam 1] en op 8 januari om 10.46 uur zou [naam 1] de transacties hebben bevestigd.
De rechtbank stelt vast dat deze e-mailcorrespondentie door verdachte vervalst moet zijn.
Uit de verklaring van getuige [naam 2] blijkt dat de contractnummers [nummer 6] op 7 januari 2015 nog niet beschikbaar waren in het bedrijfssyteem [handelssysteem] . Dat betekent dat het feitelijk onmogelijk is dat verdachte op deze datum contracten met deze nummers heeft verstuurd naar [naam 1] .
Verdachte heeft op 7 en 8 januari 2015 wél via een e-mail met [naam 1] gecorrespondeerd over een ander contract, met nummer [nummer 8] . In deze twee e-mailberichten staan precies dezelfde tijdstippen van verzenden als in de mailberichten met betrekking tot de contracten [nummer 6] , en hoewel er andere hoeveelheden verhandeld product, een andere prijs en andere contractnummers worden genoemd, zijn de opzet, strekking en inhoud van de e-mailberichten nagenoeg gelijk. Daarbij komt dat het opvallend en – ook naar het inzicht van getuige [naam 2] – onverklaarbaar is dat er in de verkoopcontracten [nummer 6] enerzijds en in het contract [nummer 8] anderzijds voor hetzelfde product en op hetzelfde tijdstip aanzienlijk verschillende prijzen worden gehanteerd door dezelfde contractanten.
Voorts constateert de rechtbank dat de verklaring van verdachte over het moment van invoer in [handelssysteem] – dit diende binnen 24 uur na het sluiten van de deal te geschieden, volgens verdachte nog vóórdat er een bevestiging van de andere partij ontvangen was – haaks staat op de gang van zaken in dit geval, waar verdachte pas op 15 januari 2015 de contracten [nummer 6] heeft ingevoerd, terwijl deze volgens de door hem per e-mail van 21 januari meegestuurde mailcorrespondentie reeds op 8 januari 2015 zouden zijn bevestigd door de andere partij.
Tot slot is uit het onderzoek gebleken dat de contracten [nummer 6] onbekend waren in de bedrijfsadministratie van [bedrijf 3] .
Met het e-mailbericht van verdachte aan de heer [naam 1] van [bedrijf 3] op 2 maart 2015 (DOC 585), inhoudende dat" Zoals
eerder besproken de7,5
k short ( 1009$/t) zullen we eruit halen daar die business nooit geslotenis .. ", heeft verdachte in feite ook aangegeven dat de op deze business betrekking hebbende contracten nooit zijn gesloten en derhalve ten onrechte zijn ingevoerd in [handelssysteem] .
Op grond van het voorgaande oordeelt de rechtbank dat het niet anders kan zijn dan dat verdachte de e-mailcorrespondentie van 7 en 8 januari 2015 met betrekking tot contract [nummer 8] heeft bewerkt ter onderbouwing van de niet gesloten deal waarop de contracten [nummer 6] betrekking zouden hebben, en dat verdachte willens en wetens de contracten met de nummer [nummer 6] heeft ingevoerd in het [handelssysteem] systeem terwijl hij wist dat deze contracten niet waren overeengekomen en gesloten met [bedrijf 3] .
De 5 contracten uit 2013
Met betrekking tot de contracten genummerd [nummer 9] tot en met [nummer 10] is gebleken dat deze door verdachte zijn ingevoerd op 28 mei 2013. Gebleken is dat geen van deze contracten zijn terug te vinden in de administratie van [bedrijf 3] .
De verklaring van verdachte dat sprake moet zijn geweest van het per ongeluk foutief invoeren van contracten en/of dat sprake was van een kopieerfout, acht de rechtbank ongeloofwaardig.
Deze verklaring voor de foutieve invoer past niet bij de onderhavige situatie, waarin bij zowel het invoeren van de gegevens als bij het invoeren met gebruikmaking van de kopieerfunctie diverse bewuste handelingen moeten worden verricht en dat bij elk contract de bewaarfunctie gebruikt moet worden (
rechtbank: door getuige [naam 3] ‘saven’genoemd).
Dat verdachte opzettelijk contracten heeft ingevoerd die niet bestonden, wordt naar het oordeel van de rechtbank ondersteund door het feit dat hij het nadien, aan zijn collega [naam 4] , steeds heeft doen voorkomen alsof er contact met [bedrijf 3] was over deze contracten en de bevestigingen nog zouden volgen. Mevrouw [naam 4] heeft hier veelvuldig over gemaild naar verdachte. Op 5 juni 2013 heeft verdachte in reactie aangegeven dat er sprake was van wisseling in afnemer ( [bedrijf 6] in plaats van [bedrijf 3] ), terwijl hij op 27 juni 2013 weer laat weten dat hij navraag zou doen bij [bedrijf 3] . Op 4 juli 2013 mailt hij dat hij navraag heeft gedaan bij [bedrijf 3] en op 5 november 2013 geeft hij aan er nog op terug te komen.
De rechtbank is van oordeel dat de bewijsmiddelen met betrekking tot feit 3 in onderling verband en samenhang bezien het wettige en overtuigende bewijs opleveren dat verdachte de valsheden heeft gepleegd. Er kan niet worden bewezen dat sprake was van medeplegen.

Vrijspraak feit 4.

De verdenking houdt in dat verdachte in zijn facturen zijn werkzaamheden heeft omschreven als “consultancy”, terwijl in feite sprake zou zijn geweest van trader en/of broker-werkzaamheden.
De rechtbank komt om twee redenen niet tot bewezenverklaring van deze verdenking. Allereerst geldt dat de rechtbank, met de raadsman, van oordeel is dat het niet duidelijk is geworden wat in de branche waarbinnen verdachte opereerde “consultancy”-werkzaamheden waren en wat “broker”- en/of trader-werkzaamheden waren, of het onderscheid ook zo duidelijk kan worden gemaakt en of het een het ander uitsluit. In zijn algemeenheid geldt dat de term “consultancy” een omschrijving betreft waar een scala aan werkzaamheden onder kan vallen. Op de factuur van [bedrijf 3] (DOC 373) is “consultancy as agreed” opgenomen als beschrijving met daarachter een prijs en een aanduiding per volume. Verdachte heeft hierover verklaard dat het ging om brokerwerkzaamheden en dat daarover ook geen twijfel kan bestaan, omdat er een prijs en een volume-aanduiding vermeld zijn. Dit terwijl hij toch de term consultancy in de factuur heeft opgenomen.
De rechtbank is van oordeel dat het gebruik van de term consultancy en de omschrijving “consultancy as agreed” ook zou kunnen inhouden dat het gaat om andere soort werkzaamheden, zoals broker- of trade-werkzaamheden of aanverwante werkzaamheden.
Ten tweede geldt nog dat het de rechtbank – behoudens bij de hiervoor aangehaalde factuur – in het geheel niet duidelijk is geworden welke werkzaamheden van verdachte concreet ten grondslag hebben gelegen aan de facturen. Óf die werkzaamheden trader- of broker-werkzaamheden betroffen, kan de rechtbank derhalve ook niet vaststellen.
De rechtbank komt daarom tot de conclusie dat niet kan worden bewezen dat verdachte de facturen valselijk heeft opgemaakt of vervalst zoals in de tenlastelegging is verwoord. De rechtbank acht daarom niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan verdachte onder feit 4 is ten laste gelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Nu verdachte wordt vrijgesproken van feit 4 komt de rechtbank niet toe aan het behandelen van de voorwaardelijke verzoeken van de verdediging tot het horen van een aantal getuigen ten aanzien van deze verdenking.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
1.
op 7 oktober 2014 in de gemeente Rotterdam,
een e-mailbericht gedateerd 7 oktober 2014 vanuit het zakelijke e-mailadres
van hem verdachte bij [benadeelde] , gericht aan het zakelijke e-mailadres van
[persoon 1] bij [benadeelde] , met daarin opgenomen -zakelijk
weergegeven- een op 6 oktober 2014 door een onafhankelijk broker genaamd [persoon 2]
van [bedrijf 1] aan het zakelijke e-mailadres van hem, verdachte
voornoemd gerichte onafhankelijke verklaring (DOC-413)
- zijnde dat e-mailbericht gedateerd 7 oktober 2014 met die onafhankelijke
verklaring voornoemd een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit
te dienen- valselijk heeft opgemaakt,
immers heeft hij, verdachte, toen aldaar opzettelijk valselijk en in strijd
met de waarheid -zakelijk weergegeven-, in die onafhankelijke verklaring,
deel uitmakende van dat e-mailbericht voornoemd, de door [persoon 2]
(oorspronkelijk) vermelde productnaam, te weten 'Certified 'ISCC EU' Used
Cooking Oil Methyl Esters compliant with UK RTFO quality requirements',
gewijzigd in 'Certified 'ISCC EU' Used Cooking Oil Methyl Esters compliant
with UK RTFO and NEA DC quality requirements' en/of de waarde, te weten 'Argus
RED FO avg + 115 USD/mt FOB, ARA', gewijzigd in 'between 1565 and 1590 USD/mt
FOB, ARA',
zulks met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken of
door een ander of anderen te doen gebruiken;
2.
op 20 januari 2015 in de gemeente Rotterdam,
een e-mailbericht gedateerd 20 januari 2015 van het zakelijke e-mailadres van
hem verdachte bij [benadeelde] , gericht aan het zakelijke e-mailadres van
[persoon 1] bij [benadeelde] ,
met daarin opgenomen -zakelijk weergegeven- een op 19 januari 2015 aan het
e-mailadres van hem, verdachte voornoemd doorgestuurde e-mail van een
onafhankelijk broker genaamd [persoon 3] van [bedrijf 2]
met een onafhankelijke verklaring, onder andere inzake de prijzen/prijs van
de/het product(en) FAME 0 en/of ISCC FAME 0 (DOC-421)
- zijnde dat e-mailbericht gedateerd 20 januari 2015 met die onafhankelijke
verklaring voornoemd een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit
te dienen- valselijk heeft opgemaakt,
immers heeft hij, verdachte, toen aldaar opzettelijk valselijk en in strijd
met de waarheid -zakelijk weergegeven-, in die onafhankelijke verklaring, deel
uitmakend van dat e-mailbericht voornoemd, de door [persoon 3] voornoemd
oorspronkelijk vermelde zinsnede 'The last official report was on the 19th.
(enclosed to the email.)' verwijderd en/of gewist en de door [persoon 3]
oorspronkelijk vermelde productnaam 'FAME 0' gewijzigd in de productnaam
'N-ISCC FAME 0' en de door [persoon 3] oorspronkelijk vermelde prijzen/prijs
van het product ISCC FAME 0 over de diverse perioden van 2015
aanzienlijk verlaagd,
zulks met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken of
door een ander of anderen te doen gebruiken;
3.
op tijdstippen in de periode van 28 mei 2013 tot en met 15 januari 2015 in de gemeente Rotterdam,
meermalen, telkens een deel van het interne digitale handelssysteem van [benadeelde] , genaamd [handelssysteem] , als onderdeel van de bedrijfsadministratie van die B.V.
- zijnde dat deel van dat interne digitale handelssysteem genaamd [handelssysteem]

voornoemd telkens een samenstel van geschriften dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen- telkens valselijk heeft opgemaakt,

hebbende hij, verdachte toen aldaar telkens opzettelijk valselijk en in strijd met de waarheid -zakelijk weergegeven-,
in dat deel van dat interne digitale handelssysteem genaamd [handelssysteem] voornoemd telkens ingevoerd,
acht Consult commodity commitments tussen [bedrijf 3] en [benadeelde] met de/het contractnummers [nummer 1] en [nummer 2] en [nummer 3] en [nummer 4] en [nummer 5] en [nummer 6] en [nummer 7] en [nummer 7] , telkens inzake de inkoop en/of verkoop door [benadeelde] van biodiesel (DOC-608 t/m DOC-612 en DOC-649), zulks terwijl die Consult commodity commitments voornoemd in werkelijkheid telkens niet tussen [bedrijf 3] en [benadeelde] waren afgesloten,
zulks telkens met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken of door een ander of anderen te doen gebruiken.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en/of maatregel.

De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft – rekening houdend met een overschrijding van de redelijke termijn – de oplegging gevorderd van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden en een geldboete van € 50.000,- subsidiair 285 dagen hechtenis.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht (bijlage 2).
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging komt tot een andere bewezenverklaring dan de officier van justitie en is mede daarom van mening dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf niet opportuun is.
De verdediging heeft gepleit voor een voorwaardelijke gevangenisstraf, eventueel in combinatie met een taakstraf.
Een geldboete acht de verdediging niet passend gelet op de civielrechtelijke claim die op verdachte rust.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het meermalen plegen van valsheid in geschrift.
Verdachte heeft in mailcorrespondentie valselijk de door een onafhankelijke broker vastgestelde waardering van een product verhoogd om deze gelijk te trekken met de waardering van het product in het interne digitale handelssysteem van zijn toenmalige werkgever. Hierdoor werd de voorraad van zijn werkgever ten onrechte te hoog gewaardeerd hetgeen het resultaat van de biobrandstoffenafdeling, waar verdachte niet alleen werkzaam was, maar waar hij bovendien manager was, positief beïnvloedde.
Verdachte heeft daarnaast in mailcorrespondentie valselijk de door een onafhankelijke broker vastgestelde waardering van een product verlaagd, ook weer om deze te laten corresponderen met het interne digitale handelssysteem, terwijl deze onderwaardering tot een positiever resultaat in de boeken leidde.
Verdachte heeft verder in 2013 vijf fictieve inkoopcontracten en in 2015 drie fictieve verkoopcontracten met een bekende zakenpartner in het interne digitale handelssysteem ingevoerd en mensen die hem daarop aanspraken langere tijd aan het lijntje gehouden in mailwisselingen. Ook hiermee zijn de resultaten van zijn biobrandstoffenafdeling positiever in de boeken gekomen dan zij feitelijk waren.
Dergelijke cijfers en gegevens worden aan externen, zoals bijvoorbeeld de accountant, gepresenteerd en komen uiteindelijk in de jaarstukken van een bedrijf tot uiting. Een bedrijf maakt naar aanleiding van deze cijfers en gegevens risico-inschattingen, keuzes qua investeringen, en personele beslissingen. De werkgever van verdachte zat in de ten laste gelegde periode in een overname-traject. In een zodanig traject zijn juist de boekhoudkundige cijfers van cruciaal belang. De verdachte heeft zich van dergelijke belangen niets aangetrokken en heeft misbruik gemaakt van het vertrouwen dat in het maatschappelijke en economische verkeer pleegt te worden gesteld in schriftelijke stukken met bewijsbestemmingen als de onderhavige. Hoewel verdachte heeft ontkend dat de valsheden waren bestemd om hem (geldelijk) gewin op te leveren, is wel te zien dat verdachte aanzienlijke bonussen heeft ontvangen in zijn periode bij [benadeelde] en dat hij in relatief korte tijd is gepromoveerd van trainee naar manager. De resultaten, inclusief de vervalste, die hij boekten zullen daar ongetwijfeld een rol bij hebben gespeeld.
De rechtbank zal, anders dan door de officier van justitie is gevorderd, geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf opleggen, nu de rechtbank komt tot een vrijspraak van feit 4 en van oordeel is dat de straf die de rechtbank zal opleggen de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt.
De rechtbank acht de oplegging van een taakstraf voor de duur van 200 uren wel een passende straf.
De rechtbank zal daarnaast een gevangenisstraf in voorwaardelijke vorm opleggen om verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.

Redelijke termijn.

Er zijn 4 jaren verstreken na het eerste verhoor van verdachte op 6 september 2017. De rechtbank beschouwt die datum, evenals de officier van justitie, in de onderhavige zaak als de aanvangsdatum van de redelijke termijn, waarbij als uitgangspunt heeft te gelden dat de behandeling ter terechtzitting dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar nadat de redelijke termijn is aangevangen. In dit geval is sprake geweest van een omvangrijk en arbeidsintensief onderzoek waarvan het eindproces-verbaal is gesloten op 3 januari 2018 en waarna nog een aanvullend proces-verbaal is geproduceerd op 3 januari 2019, en waarbij ook getuigen door de rechter-commissaris (ook in het buitenland) zijn gehoord. Om die reden is de redelijke termijn in dit geval te stellen op drie jaar. De redelijke termijn is aldus met één jaar overschreden. Daarom zal de rechtbank een korting op de op te leggen straf toepassen en zal zij in plaats van een taakstraf van 200 uren een taakstraf opleggen van 180 uren.

Beslag.

De rechtbank zal de teruggave gelasten van de in de aangehechte beslaglijst vermelde in beslag genomen voorwerpen aan beslagenen, nu naar het oordeel van de rechtbank het belang van strafvordering zich niet meer verzet tegen de teruggave van de in beslag genomen goederen.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57 en 225 van het Wetboek van Strafrecht.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:

verklaart het onder feit 4 ten laste gelegde feit niet wettig en overtuigend bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
verklaart het ten laste gelegde onder 1, 2 en 3 bewezen zoals hiervoor is omschreven.
verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt haar daarvan vrij.
het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
ten aanzien van feit 1: valsheid in geschrift;
ten aanzien van feit 2: valsheid in geschrift;
ten aanzien van feit 3: valsheid in geschrift, meermalen gepleegd.
verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
legt op de volgende straffen:
 een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 maandenvoorwaardelijkmet een proeftijd van 2 jaren.
Voorwaarde is dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan enig strafbaar feit.
 een
taakstrafvoor de duur van
180 urensubsidiair 90 dagen hechtenis.
De rechtbank gelast de teruggave van de in beslag genomen goederen aan de beslagene, te weten: de op de aangehechte beslaglijst vermelde documenten.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. W.F. Koolen, voorzitter,
mr. A.C. Palmboom en mr. J.T.M. Groenendijk, leden,
in tegenwoordigheid van mr. H.J.G. van der Sluijs, griffier,
en is uitgesproken op 27 september 2021.