In deze zaak, die zich afspeelt in het kort geding, vorderen eisers, die een woning huren van UCP, de schorsing van de executie van een verstekvonnis dat op 30 september 2021 door de kantonrechter is uitgesproken. Dit vonnis verleende UCP toestemming om de huurovereenkomst te ontbinden en de woning te ontruimen, omdat eisers zouden zijn tekortgeschoten in hun verplichtingen. Eisers stellen dat de betekening van de dagvaarding niet rechtsgeldig was, omdat zij expliciet hun woonplaats hadden gekozen aan het kantooradres van hun advocaat, en dat UCP deze keuze had stilzwijgend aanvaard. De advocaat van eisers had dit ook schriftelijk bevestigd aan UCP. De deurwaarder heeft echter de dagvaarding betekend op het woonadres van eisers, wat volgens hen onrechtmatig was.
De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat er voldoende grond is om de executie van het verstekvonnis te schorsen. De belangenafweging valt in het voordeel van eisers, omdat zij dreigen hun woning te verliezen en geen alternatief hebben. De voorzieningenrechter oordeelt dat UCP niet voldoende heeft aangetoond dat de betekening op het woonadres van eisers rechtsgeldig was, en dat de belangen van eisers zwaarder wegen dan die van UCP. De vordering van eisers om de executie te schorsen is toegewezen, met de voorwaarde dat zij voor 1 november 2021 de verzetdagvaarding indienen. UCP wordt veroordeeld in de proceskosten van eisers, die zijn begroot op € 1.450,09, te vermeerderen met wettelijke rente.