ECLI:NL:RBOBR:2021:5829

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
11 november 2021
Publicatiedatum
10 november 2021
Zaaknummer
20/3130
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuursrechtelijke procedure omgevingsvergunning en kwaliteitsbijdrage in Noord Brabant

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 11 november 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de verlening van een omgevingsvergunning voor de bouw van een bedrijfsgebouw. Eiseres, een logistiek bedrijf, heeft beroep ingesteld tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Landerd, dat een omgevingsvergunning had verleend aan een derde-partij voor de bouw van een bedrijfspand. Eiseres heeft diverse beroepsgronden aangevoerd, waaronder de onduidelijkheid over de kwaliteitsbijdrage die vereist is volgens de Interim Omgevingsverordening Noord Brabant (IOV). De rechtbank oordeelde dat het bestreden besluit niet voldoende waarborgt dat de vergunde ontwikkeling gepaard gaat met een fysieke verbetering van de landschappelijke kwaliteit van de omgeving. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard en het bestreden besluit vernietigd, met de opdracht aan verweerder om vóór 31 december 2021 een nieuw besluit te nemen waarin de kwaliteitsbijdrage en de bijbehorende voorwaarden duidelijk worden vastgelegd. De rechtbank benadrukte dat de bijdrage moet worden gebruikt voor de noodzakelijke kwaliteitsverbetering van het gebied. Tevens werd verweerder opgedragen het betaalde griffierecht aan eiseres te vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT

Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummer: SHE 20/3130

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 11 november 2021 in de zaak tussen

[naam] B.V., te [vestigingsplaats] , eiseres

(gemachtigde: G.C.J.P. van Dongen),
en

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Landerd, verweerder

(gemachtigden: L. Hövels, mr. W. de Wit en mr. J. van Hout).

Als derde-partij neemt aan het geding deel: [naam] BV, te [vestigingsplaats] .

Procesverloop

In het besluit van 23 september 2020 (bestreden besluit) heeft verweerder aan derde-partij een omgevingsvergunning verleend voor de activiteiten bouw en het gebruik van gronden of bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Zij heeft ook een verzoek om voorlopige voorziening ingediend.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 1 oktober 2021 op zitting behandeld. Namens eiseres zijn gemachtigde en [naam] verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden. Namens derde-partij is [naam] verschenen. Na de zitting heeft verweerder nog informatie verschaft en heeft eiseres gereageerd.

Overwegingen

1. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten.
 Op 20 februari 2020 heeft de derde-partij een aanvraag ingediend voor het bouwen van een bedrijfspand met opslaghal, kantoor en bijeenkomstruimtes naast [adres] . Het bedrijfsperceel is 6415 m² groot waarvan 3070 m² wordt bebouwd. Het perceel wordt verder aangeduid als de projectlocatie.
 Eiseres heeft een logistiek bedrijf op het perceel naast de projectlocatie.
 Op de projectlocatie gelden de bestemmingsplannen “Bedrijventerrein Voederheil II” en “Parapluplan wonen en parkeren Landerd”.
 Eiseres heeft zienswijzen ingediend tegen het ontwerpbesluit. Die hebben geleid tot een aanpassing van de ruimtelijke onderbouwing.
2. De vergunning is verleend met de uitgebreide voorbereidingsprocedure voor de activiteiten bouw en handelen in strijd met regels ruimtelijke ordening en onder de voorwaarde dat er voor ingebruikname 81 parkeerplaatsen moeten zijn gerealiseerd op eigen terrein en daarna in stand gehouden worden gelaten conform tekening behorende bij de vergunning. De ruimtelijke onderbouwing maakt deel uit van het bestreden besluit. In het bestreden besluit is afgeweken van de planregels zodat het vergunde gebouw 11 meter hoog mag worden en er mag worden gebouwd op de perceelsgrens.
3.1
Eiseres merkt op dat in de contour van het besluitgebied als aangegeven op de website ‘ruimtelijkeplannen.nl’ abusievelijk een gedeelte van de weg Landweer is meegenomen, De publicatie van het besluit is onjuist en niet in overeenstemming met het besluit van verweerder, reden waarom eiser verzoekt het besluit tot vergunningverlening te vernietigen.
3.2
Verweerder stelt zich op het standpunt dat deze aanpassing nog niet is doorgevoerd op www.ruimtelijkeplannen.nl. Dit terwijl verweerder dat wel besloten heeft bij het verlenen van de omgevingsvergunning. De juiste plancontour zal daarom alsnog worden verwerkt op ruimtelijkeplannen.nl.
3.3
De rechtbank is van oordeel dat een verkeerde publicatie geen gevolgen heeft voor het bestreden besluit. In het bestreden besluit is het besluitgebied goed weergegeven. Tussen partijen bestaat hierover geen verschil van mening. Dit is geen reden voor vernietiging van het bestreden besluit. Overigens moet verweerder er wel voor zorgen dat op de website ruimtelijkeplannen.nl de juiste situatie wordt weergegeven.
4.1
Eiseres voert verder aan dat zij ondanks toezeggingen van verweerder niet de gelegenheid heeft gehad om een gedeelte van de gronden die derde-partij heeft verworven van verweerder te kopen.
4.2
Verweerder stelt zich op het standpunt dat het al dan niet doen van toezeggingen voor het aankopen van grond geen rol kan spelen bij de vergunningverlening. Daarnaast stelt verweerder zich op het standpunt dat in de precontractuele fase met betrekking tot de grondoverdracht aan derde-partij met eiseres is gesproken over diverse opties. Verweerder dacht dat in de omgevingsvergunning toepassing is gegeven aan de voorkeursvariant van eiser, maar dit blijkt anders te liggen.
4.3
De derde-partij heeft aangegeven dat hij bereid was tegemoet te komen aan eiseres. Die diende echter toch een verzoek om voorlopige voorziening in waardoor de bouw kwam stil te liggen en de derde-partij schade heeft geleden. Hij is niet meer bereid mee te werken.
4.4
De rechtbank stelt voorop dat in deze procedure het draait om de vraag of het bouwplan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. Dat is het toetsingskader voor het verlenen van de omgevingsvergunning. Weliswaar is gesproken over verkoop van grond maar de rechtbank beschouwt dit niet als een evidente private belemmering die in de weg staat van de bouw van het pand. Verweerder heeft immers de grond van de projectlocatie verkocht en geleverd aan de derde-partij en de derde-partij kan dus een omgevingsvergunning aanvragen om vervolgens op dit perceel te bouwen. Het is geen reden voor vernietiging van de omgevingsvergunning. De rechtbank begrijpt dat eiseres door het niet nakomen van de door haar gestelde toezegging van de gemeente in een lastig parket zit. Zij wil uitbreiden maar heeft nu een te klein perceel en kan de grond van de derde-partij niet meer kopen om uit te breiden. In haar reactie na de zitting geeft eiseres daarnaast aan dat de gemeente Landerd alle aansprakelijkheid van de hand wijst. Deze uitspraak gaat echter over de rechtmatigheid van de omgevingsvergunning en niet over het al dan niet nakomen van toezeggingen. De rechtbank geeft partijen (eiseres en de gemeente) in overweging om dit eens uit te praten en te kijken welke mogelijkheden er nog zijn voor eiseres.
5.1
Eiseres heeft kritiek op de aangepaste ruimtelijke onderbouwing. Zijn pand is lager dan dat van de derde-partij en ook eiseres had een hoger pand willen hebben. Hij ziet niet in dat door het gebouw een meer open uitstraling ontstaat,
5.2
Verweerder heeft ingestemd met een bouwhoogte van 11 meter vanwege de bedrijfsvoering derde-partij. Door een hoger pand is er meer opslagcapaciteit. Verweerder vindt deze hoogte van 11 meter op deze plek acceptabel omdat enkele bestaande bedrijven al een bouwhoogte van 11 meter hebben en het gebouw van derde-partij na de ontwikkeling van Voederheil II (Fase 2) midden op het bedrijventerrein komt te liggen, met uitzondering van de westkant van het perceel. Aan deze kant is het kantoorgebouw geprojecteerd met een bouwhoogte van ca. 8 meter. Hierdoor wordt de overgang van de lagere naar hogere bebouwing op het perceel versterkt. Het bedrijfspand zal geen afbreuk doen aan de ruimtelijke kwaliteiten in de omgeving.
5.3
Ter zitting hebben partijen en de rechtbank foto’s bekeken van de panden alsmede andere panden. Het is juist dat er ook andere panden zijn met een hogere bouwhoogte. De rechtbank is verder van oordeel dat verweerder zich op het standpunt heeft kunnen stellen dat het bedrijfspand geen afbreuk zal doen aan de ruimtelijke kwaliteiten in de omgeving. Ofschoon niet zonder meer valt in te zien waarom eiseres dan een pand van slechts 8 meter hoogte mocht bouwen, wil dat nog niet zeggen dat de omgevingsvergunning voor het pand van de derde-partij niet deugt.
6.1
Eiseres voert voorts aan dat de kwaliteitsbijdrage die wordt vereist in de Interim Omgevingsverordening Noord Brabant (IOV) onvoldoende financieel, juridisch en feitelijk is geborgd.
6.2
Verweerder stelt zich primair op het standpunt dat artikel 3.9 van de IOV niet strekt tot bescherming van de belangen van eiseres. Verder stelt verweerder dat naar aanleiding van de zienswijze van de provincie Noord Brabant verweerder heeft verweerder besloten om een financiële bijdrage voor de exploitatie van Voederheil II (fase 2) op te nemen waarbij in verband met het bestreden besluit een bijdrage van € 7.973,00 wordt gelabeld aan de kwaliteitsverbetering. Dit is vermeld in de ruimtelijke onderbouwing. Verweerder heeft na de zitting aangegeven dat de gemeente Landerd geen landschapsfonds heeft maar dat hij in de collegevergadering van 22 september 2021 in een apart besluit heeft besloten om in de grondexploitatie voor het gebied een kostenpost op te nemen voor de noodzakelijke kwaliteitsverbetering. Dit is als volgt geformuleerd: “...
in de grondexploitatie voor Voederheil (fase 2) een kostenpost op te nemen voor de kwaliteitsverbetering van Voederheil (fase 2) en hieraan een bijdrage van € 7.973,00 te labelen vanuit de grondverkoop met betrekking tot dit perceel.”. Verweerder denkt dat hiermee een bijdrage aan een verantwoorde landschappelijke inpassing voldoende is geborgd en heeft verder aangegeven dat hij het niet passend vond om dit als voorschrift in de omgevingsvergunning op te nemen omdat dan de kostenbijdrage op het bordje van de derde-partij zou komen.
6.3
De rechtbank is van oordeel dat artikel 3.9 van de IOV (zie de bijlage bij deze uitspraak) wel degelijk strekt tot bescherming van de belangen van eiseres. Dit artikel bepaalt dat een omgevingsvergunning als de onderhavige gepaard gaat met een fysieke verbetering van de landschappelijke kwaliteit van het gebied of de omgeving. Eiseres heeft een pand in het gebied (het ligt er naast!) dus is gebaat bij een verbetering van de kwaliteit van het gebied. Daarnaast merkt de rechtbank op dat artikel 6:13 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) er niet aan in de weg staat om dit pas in beroep aan te voeren. Eiseres is belanghebbende, dit is een besluit op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsecht en artikel 6:13 van de Awbkan haar niet worden tegengeworpen na de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 4 mei 2021, ECLI:NL:RVS:2021:953.
6.4
Het bestreden besluit is in artikel 3.1 van de IOV gelijk gesteld met een bestemmingsplan. De hoogte van de bijdrage is niet geschil tussen partijen. De ruimtelijke onderbouwing maakt deel uit van het bestreden besluit. Weliswaar staat hierin vermeld dat een bijdrage van € 7.973,00 wordt gelabeld aan de kwaliteitsverbetering, maar er staat niet bij wie die bijdrage gaat betalen, wanneer deze bijdrage wordt betaald en op welke wijze is verzekerd dat deze bijdrage wordt gebruikt voor de noodzakelijke kwaliteitsverbetering. Dat is wel vereist ingevolge artikel 3.9 van de IOV. De enkele vermelding in de ruimtelijke onderbouwing is onvoldoende. Door middel van het aparte besluit van 22 september 2020 is eveneens onvoldoende geborgd dat een bijdrage van € 7.973,00 zal worden bepaald. Verweerder heeft slechts bepaald dat in de grondexploitatie een kostenpost ten behoeve van de kwaliteitsverbetering in verband met het bestreden besluit wordt opgenomen, maar het is de rechtbank niet duidelijk wat verweerder precies bedoelt. De rechtbank acht het mogelijk dat in een exploitatieplan als bedoeld in artikel 6:12 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) een kostenpost in verband met een kwaliteitsverbetering wordt opgenomen. De bevoegdheid tot het vaststellen van een exploitatieplan ligt niet bij verweerder maar bij de gemeenteraad (zie artikel 6.13 eerste lid van de Wet ruimtelijke ordening). In dit geval heeft de gemeenteraad bij vaststelling van het bestemmingsplan “Bedrijventerrein Voederheil II” in 2012 afgezien van het opstellen van een exploitatieplan omdat het verhaal van kosten van de grondexploitatie over de in het plan of de vergunning begrepen gronden anderszins is verzekerd. Het is de rechtbank niet duidelijk hoe een kostenpost die in 2020 is ontstaan in 2012 al was voorzien. De gemeenteraad kan de bevoegdheden in artikel 6.12, eerste en tweede lid van de Wro delegeren aan verweerder met betrekking tot een omgevingsvergunning zoals het bestreden besluit. Het is de rechtbank niet gebleken dat dit is gebeurd en, als het al is gedelegeerd, waarom verweerder dan heeft afgezien van het vaststellen van een exploitatieplan bij het bestreden besluit en op welke wijze het verhaal van de kosten gepaard gaande met kwaliteitsverbetering anderszins is verzekerd. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat verweerder niet lijkt te willen dat de derde-partij de kosten moet dragen, maar dat verweerder in het midden laat wie dan wel voor de kosten opdraait, de gemeente Landerd of anderen. Bovendien is onduidelijk of en (zo ja,) wanneer de bijdrage zal worden gebruikt ten behoeve van de kwaliteitsverbetering van het gebied. Verweerder dient op basis van artikel 3.9 van de IOV in het bestreden besluit zeker te stellen dat de betreffende bijdrage wordt voldaan en wordt gebruikt ten behoeve van de kwaliteitsverbetering in het gebied. Dat is niet gebeurd. Deze beroepsgrond slaagt.
7.1
Eiseres voert tot slot aan dat het gebouw wordt gebouwd op een afstand van 40 meter van de rand van een perceel met een bouwvlak met de bestemming paardenhouderij. Hierdoor kan de paardenhouderij worden beperkt in haar bedrijfsvoering alsmede de mogelijkheid om nieuwe stallen te bouwen.
7.2
De rechtbank is van oordeel dat de toepasselijke vaste afstandsnorm in artikel 3.119 van het Activiteitenbesluit milieubeheer niet strekt tot bescherming van de belangen van eiseres maar tot bescherming van de belangen van de paardenhouderij. De paardenhouderij heeft haar beroep ingetrokken. Deze beroepsgrond kan niet leiden tot vernietiging van het bestreden besluit, gelet op artikel 8:69a van de Awb.
8.1
Eiseres vindt dat verweerder het bestreden besluit heeft genomen zonder dat sprake is van een goede ruimtelijke onderbouwing. Daarom komt volgens eiseres het bestreden besluit om deze reden voor vernietiging in aanmerking.
8.2
Verweerder stelt zich op het standpunt dat in de ruimtelijke onderbouwing op de in artikel 3.1.6. Besluit ruimtelijke ordening vereiste aspecten is onderbouwd dat de vergunning voldoet aan een goede ruimtelijke ordening. De omgevingsvergunning past binnen geldend beleid en voldoet aan een goede ruimtelijke ordening en is volgens verweerder terecht verleend. Daarbij is er een zorgvuldige belangenafweging gemaakt en is voldaan aan de verschillende milieu-hygiënische aspecten.
8.3
In de algemene klacht van eiseres ziet de rechtbank geen aanleiding voor het oordeel dat het bestreden besluit is genomen in strijd met een goede ruimtelijke ordening of zonder goede ruimtelijke onderbouwing.
9. Gelet op rechtsoverweging 6 van deze uitspraak is het beroep gegrond. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit wegens strijd met artikel 3.9 van de IOV voor zover hierin niet is verzekerd dat de vergunde ontwikkeling gepaard gaat met een fysieke verbetering van de landschappelijke kwaliteit van het gebied of de omgeving. Voor de goede orde merkt de rechtbank op dat dit niet betekent dat de hele omgevingsvergunning wordt vernietigd en dat het pand van de derde-partij nu ineens illegaal is. Het aparte besluit van 22 september 2020 vormt geen aanleiding om de rechtsgevolgen van het vernietigde gedeelte van het bestreden besluit in stand te laten, gelet op hetgeen is overwogen in rechtsoverweging 6. De rechtbank ziet geen aanleiding verweerder de gelegenheid te bieden om het gebrek in deze procedure te herstellen gelet op de aanstaande herindeling van de gemeenten Uden en Landerd. De rechtbank draagt verweerder op om vóór 31 december 2021 een besluit te nemen waarin wordt verzekerd dat de vergunde ontwikkeling gepaard gaat met een fysieke verbetering van de landschappelijke kwaliteit van het gebied of de omgeving. Hiertoe zal verweerder moeten aangeven wie de bijdrage van € 7.973,00 betaalt, wanneer de bijdrage moet zijn betaald en zal verweerder moeten verzekeren dat deze bijdrage wordt aangewend voor een fysieke verbetering van de landschappelijke kwaliteit van het gebied of de omgeving.
10. Omdat het beroep gegrond wordt verklaard moet verweerder het betaalde griffierecht aan eiseres vergoeden.

Beslissing

De rechtbank
 verklaart het beroep gegrond;
 vernietigt het bestreden besluit voor zover hierin niet is verzekerd dat de vergunde ontwikkeling gepaard gaat met een fysieke verbetering van de landschappelijke kwaliteit van het gebied of de omgeving;
 draagt verweerder op om vóór 31 december 2021 een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak;
 draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 354,00 aan eiseres te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.J.H.M Verhoeven, rechter, in aanwezigheid van R.G. van der Korput, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 11 november 2021.
griffier
de rechter is niet in de gelegenheid deze
uitspraak mede te ondertekenen
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Bijlage

Artikel 8:69a Awb

De bestuursrechter vernietigt een besluit niet op de grond dat het in strijd is met een geschreven of ongeschreven rechtsregel of een algemeen rechtsbeginsel, indien deze regel of dit beginsel kennelijk niet strekt tot bescherming van de belangen van degene die zich daarop beroept.

Artikel 3.1 eerste lid onder c van de IOV

Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt onder bestemmingsplan tevens begrepen: een omgevingsvergunning waarbij met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onderdeel a, onder 3°, Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van het bestemmingsplan of de beheersverordening wordt afgeweken;

Artikel 3.9 Kwaliteitsverbetering landschap

Lid 1 Een bestemmingsplan dat een ruimtelijke ontwikkeling mogelijk maakt in Landelijk Gebied bepaalt dat die ruimtelijke ontwikkeling gepaard gaat met een fysieke verbetering van de landschappelijke kwaliteit van het gebied of de omgeving.
Lid 2 Het bestemmingsplan motiveert dat de verbetering past binnen de gewenste ontwikkeling van het gebied én op welke wijze de uitvoering is geborgd door dat:
• a. dit financieel, juridisch en feitelijk is geborgd in het plan; of
• b. de afspraken uit het regionaal overleg, bedoeld in afdeling 5.4 Regionaal samenwerken, worden nagekomen.
Lid 3 Een verbetering van de landschappelijke kwaliteit kan mede de volgende aspecten omvatten:
• a. de op grond van deze verordening verplichte landschappelijke inpassing;
• b. het toevoegen, versterken of herstellen van landschapselementen die een bijdrage leveren aan de versterking van de landschapsstructuur of de relatie stad-land;
• c. het behoud of herstel van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing of terreinen;
• d. het wegnemen van verharding;
• e. het slopen van bebouwing;
• f. de realisering van het Natuur Netwerk Brabant en ecologische verbindingszones;
• g. het aanleggen van extensieve recreatieve mogelijkheden.
Lid 4 Ingeval er toepassing wordt gegeven aan het tweede lid onder b geldt dat een passende financiële bijdrage in een landschapsfonds is verzekerd én over de besteding van dat fonds periodiek verslag wordt gedaan in het regionaal overleg, bedoeld in afdeling 5.4 Regionaal samenwerken.