Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
[naam] B.V., Maatschap [naam] , [naam] en [naam] B.V., te [vestigingsplaats] , verzoekers,
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Cuijk, verweerder
[naam] en [naam], te [woonplaats]
Procesverloop
SHE 21/1947.
.Derde-partijen zijn verschenen
,bijgestaan door hun gemachtigde
.
Overwegingen
€ 11.000,00 per week, met een maximum van € 66.000,00 (last 2).
Met het wegen bedoelen wij ook het daarmee samenhangende gebruik van de zuidelijk gelegen uitrit die verbonden is met de zandweg.”
In de uitspraak van 17 augustus 2021 heeft de voorzieningenrechter het bestreden besluit geschorst. In deze uitspraak staat niets over het primaire besluit, maar uit de overwegingen blijkt dat de uitspraak ook betrekking heeft op het primaire besluit. Om het nog ingewikkelder te maken, wordt in het bestreden besluit de last inzake mesthandel herhaald en verduidelijkt, maar blijkt uit het bestreden besluit onvoldoende of ook de begunstigingstermijn opnieuw is gaan lopen. De voorzieningenrechter gaat er van uit dat verweerder dit wel zo heeft bedoeld. Als dit anders zou zijn, dan zou dat betekenen dat verzoekers wordt gelast het gebruik van de zuidelijke uitrit ten behoeve van mesthandel met terugwerkende kracht te beëindigen en dat is in strijd met de rechtszekerheid. Om te voorkomen dat hierover discussie ontstaat, ziet de voorzieningenrechter aanleiding om in deze uitspraak te verduidelijken dat zowel het volledige primaire besluit (beide lasten) als het bestreden besluit zijn geschorst. De voorzieningenrechter zal de voorlopige voorziening met betrekking tot de eerste last (de verwijdering van de weegbrug) opheffen met ingang van 11 december 2021. Dat betekent dat de weegbrug binnen één maand moet zijn verwijderd.
.
Beslissing
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit, voor zover hierin verzoekers is gelast de lichtmast te verwijderen en laat het bestreden besluit voor het overige in stand;
- heft de voorlopige voorziening die is getroffen in de uitspraak van 17 augustus 2021 op;
- treft de voorlopige voorziening dat de lasten 1 en 2 in het primaire besluit en bevestigd en aangevuld in het bestreden besluit zijn geschorst met ingang van het einde van de in het primaire besluit geboden begunstigingstermijn;
- heft de getroffen voorziening, voor zover deze betrekking heeft op last 1 (de verwijdering van de weegbrug) op met ingang van 11 december 2021;
- heft de getroffen voorziening, voor zover deze betrekking heeft op last 2 (het beëindigen van de mesthandel) op met ingang van 25 november 2021 onder de voorwaarde dat verzoekers géén mest afkomstig van derden of andere locaties aanvoeren;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht met een totaalbedrag van € 720,00 (tweemaal € 360,00) aan verzoekers te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoekers tot een bedrag van € 1.496,00.