ECLI:NL:RBOBR:2021:5907

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
11 november 2021
Publicatiedatum
11 november 2021
Zaaknummer
SHE 21/1845
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over de legaliteit van een weegbrug bij een mesthandel op agrarisch perceel

De rechtbank Oost-Brabant heeft op 11 november 2021 uitspraak gedaan in een geschil over de legaliteit van een weegbrug bij een mesthandel op een agrarisch bedrijf. Eiseres, een maatschap die een melkveebedrijf exploiteert, had een omgevingsvergunning aangevraagd voor de weegbrug, maar deze was eerder geweigerd door de gemeente Cuijk. De rechtbank oordeelde dat de weegbrug niet in overeenstemming was met het bestemmingsplan, omdat het gebruik van de weegbrug voor mesthandel en andere activiteiten die niet onder de functieaanduiding 'agrarisch loonbedrijf' vallen, niet toegestaan is. De rechtbank stelde vast dat de gemeente niet onterecht had gehandeld door de vergunning te weigeren, aangezien de weegbrug ook gebruikt zou worden voor activiteiten die in strijd zijn met de bestemming van het perceel. Eiseres had onvoldoende bewijs geleverd dat de weegbrug uitsluitend voor de agrarische activiteiten van het melkveebedrijf zou worden gebruikt. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en legde geen proceskostenveroordeling op.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT

Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummer: SHE 21/1845

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 11 november 2021 in de zaak tussen

Maatschap [naam] , uit [vestigingsplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. W.P.N. Remie),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Cuijk, verweerder

(gemachtigden: E.D.M. van Grinsven en mr. B.A.A. Lucas-Jasperse).
Als derde-partijen nemen aan het geding deel:
[naam] en [naam], te [woonplaats]
(gemachtigde: mr. E.T. Stevens).

Procesverloop

In het besluit van 15 januari 2021 (primair besluit) heeft verweerder geweigerd om aan eiseres een omgevingsvergunning te verlenen voor het realiseren van een weegbrug op het perceel [adres] .
In het besluit van 29 juni 2021 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 21 oktober 2021 op zitting behandeld, tegelijkertijd met de zaken SHE 21/522 en SHE 21/1947. Namens eiseres is [naam] verschenen, bijgestaan door de gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden. De derde-partijen zijn verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde.

Overwegingen

1. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten.
 Eiseres exploiteert op het perceel [adres] (het perceel) een melkveebedrijf. Daarnaast is op het perceel een loonbedrijf gevestigd. In het verleden was er ook een mesthandel gevestigd.
 Op het perceel is het bestemmingsplan “Buitengebied 2010, Herziening 2016” van toepassing. Het perceel heeft hierin de bestemming “Agrarisch” met de functieaanduidingen “agrarisch loonbedrijf” en “specifieke vorm van agrarisch-veehouderij”.
 Derde-partijen wonen aan de [adres] tegenover het perceel.
 Eiseres heeft direct naast de [adres] een weegbrug gebouwd en een aan de zuidkant van het perceel een uitrit naar de [adres] gerealiseerd.
 Eiseres heeft vervolgens alsnog een omgevingsvergunning voor de activiteit “bouwen” aangevraagd voor de gerealiseerde weegbrug. Verweerder heeft op 30 mei 2017 een omgevingsvergunning verleend. In het besluit op bezwaar van 12 december 2017 heeft verweerder het besluit van 30 mei 2017 herroepen en de omgevingsvergunning alsnog geweigerd. Hierover is een procedure gevoerd bij deze rechtbank en de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling). De rechtbank heeft in een uitspraak van 13 juli 2018 (zaaknummer SHE 18/152) het beroep gegrond verklaard maar de rechtsgevolgen grotendeels in stand gelaten, waarna de weigering onherroepelijk is geworden. In de uitspraak van de Afdeling van 26 juni 2019 (ECLI:NL:RVS:2019:2000) heeft de Afdeling het hoger beroep van eiseres ongegrond verklaard. Hierin overweegt de Afdeling onder meer het volgende: “Wat betreft het wegen van zand, aarde, puin/granulaat en mest die afkomstig is van en bestemd is voor derden, overweegt de Afdeling dat aan het perceel de aanduiding "agrarisch loonbedrijf" is toegekend, zodat daarop een agrarisch loonbedrijf is toegestaan. Wat moet worden verstaan onder een "agrarisch loonbedrijf" als bedoeld in artikel 3, onder 3.1, aanhef en onder b, aanhef en onder 5, van de regels van het bestemmingplan staat niet in die regels. De rechtbank heeft overwogen dat het college voor de uitleg van dat begrip aansluiting kon zoeken bij een omschrijving van "loonbedrijf" in Van Dale, groot woordenboek van de Nederlandse taal. Volgens die omschrijving is een loonbedrijf een bedrijf dat tegen loon werk verricht voor derden, met name in de landbouw. De werkzaamheden van een agrarisch loonbedrijf betreffen, gezien die omschrijving, het verhuren van mankracht en machines voor het verrichten van werkzaamheden op een perceel van een derde. Het bestemmingsplan kent ook de aanduiding "agrarisch technisch hulpbedrijf", die niet aan het perceel is toegekend. In artikel 1 van de planregels staat dat onder "agrarisch technisch hulpbedrijf" onder meer moet worden begrepen een bedrijf dat in overwegende mate is gericht op het leveren van goederen en diensten aan agrarische bedrijven, zoals een loonwerkbedrijf. Hieruit kan, anders dan de maatschap heeft betoogd, niet worden afgeleid dat in de planregels het leveren van goederen aan agrarische bedrijven wordt aangemerkt als een activiteit die onderdeel vormt van de bedrijfsactiviteiten van een agrarisch loon(werk)bedrijf dat is toegestaan op gronden met de aanduiding "agrarisch loonbedrijf". Het opslaan van goederen als zand, aarde, puin/granulaat en mest die van een derde afkomstig is, en het leveren van die goederen bij inhuur van mankracht en machines heeft de rechtbank, gezien het vorenstaande, terecht geen onderdeel geacht van de werkzaamheden van een agrarisch loonbedrijf. De rechtbank heeft dan ook terecht overwogen dat het gebruik van de weegbrug in strijd is met de aan het perceel toegekende bestemming en aanduiding, voor zover dat het wegen van genoemde goederen betreft.”.
 Eiseres heeft vervolgens op 18 september 2020 een nieuwe aanvraag ingediend. Deze aanvraag is enkele keren aangevuld. Hierbij is onder meer door eiseres een onderbouwing gegeven voor het gebruik van de weegbrug voor het ter plaatse aanwezige melkveebedrijf.
2.1
In het primaire besluit van 15 januari 2021 heeft verweerder geweigerd om de gevraagde vergunning te verlenen, omdat de weegbrug gezien de aanvraag en de toelichting daarop ook zal worden gebruikt voor activiteiten die in strijd zijn met het bestemmingsplan. Verweerder is niet bereid om een omgevingsvergunning te verlenen voor afwijking van het bestemmingsplan. Verweerder verwijst hiervoor naar het advies van de Agrarische Commissie Bouwaanvragen (AAB). Daarnaast is verweerder van mening dat de weegbrug niet past binnen de functie-aanduiding “agrarisch loonbedrijf”, omdat de weegbrug volgens het AAB-advies wordt gebruikt voor het wegen en leveren van zaaizaden, meststoffen en kalk aan klanten. Deze activiteiten kunnen, zoals in de uitspraak van de Afdeling van
26 juni 2019 is geoordeeld, niet worden gezien als een onderdeel van een loonbedrijf.
2.2
In het bestreden besluit heeft verweerder het primaire besluit tot weigering van de aangevraagde omgevingsvergunning voor het bouwen van een weegbrug in stand gelaten, met overneming van het advies van de commissie bezwaarschriften (commissie).
3. Tussen partijen is niet in geschil dat de weegbrug (als bouwwerk geen gebouw zijnde) niet in strijd is met de bouwregels in het bestemmingsplan. Centraal staat de vraag of de weegbrug zal worden gebruikt voor doeleinden in strijd met de bestemming in het bestemmingsplan. Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling dient bij toetsing van een bouwplan aan een bestemmingsplan niet slechts te worden bezien of het bouwwerk overeenkomstig de bestemming kan worden gebruikt, maar dient mede te worden beoordeeld of het bouwwerk ook met het oog op zodanig gebruik wordt opgericht. Dit houdt in dat een bouwwerk in strijd met de bestemming moet worden geoordeeld als redelijkerwijs valt aan te nemen dat het bouwwerk uitsluitend of mede zal worden gebruikt voor andere doeleinden dan die waarin de bestemming voorziet. Het concrete, beoogde gebruik van het bouwwerk vormt op voorhand een reden om een omgevingsvergunning te weigeren als redelijkerwijs valt aan te nemen dat dit gebruik uitsluitend of mede betrekking heeft op andere doeleinden dan die waarin de bestemming voorziet. In dit verband is het in de eerste plaats aan de aanvrager om de noodzakelijke gegevens te verstrekken waaruit blijkt dat het beoogde gebruik in overeenstemming is met de bestemming. [1] Er moet ook worden gekeken naar andere feiten en omstandigheden. [2]
4.1
Volgens eiseres zal de weegbrug alleen worden gebruikt voor het ter plaatse gevestigde loonbedrijf en het landbouwbedrijf, bestaande uit een veehandel en een akkerbouwbedrijf. Volgens de AAB is een weegbrug een gebruikelijke voorziening bij een loonbedrijf. Het ten behoeve van de eigen bedrijfslocatie beschikken over een weegbrug voor het wegen van producten zoals kalk en meststoffen in samenhang met de uitvoering van werkzaamheden heeft volgens de AAB een meerwaarde voor het bedrijf en komt de bedrijfsvoering ten goede. Van een mesthandel is geen sprake meer dus de verwijzing naar de eerdere uitspraak van de Afdeling over de eerdere geweigerde omgevingsvergunning gaat niet op, omdat de daaraan ten grondslag liggende aanvraag betrekking had op een gebruik door de mesthandel en het wegen van onder andere puin ten behoeve van derden. Dit is niet aangevraagd. Als de weegbrug desondanks wordt gebruikt voor mesthandel kan hiertegen handhavend worden opgetreden.
4.2
Verweerder benadrukt dat de AAB zich alleen heeft uitgelaten over de vraag of de weegbrug voor het loonbedrijf of voor het melkveebedrijf waarop de aanvraag betrekking heeft, een gebruikelijke voorziening is. De AAB vermeldt ook nadrukkelijk dat de conclusies ten aanzien van die vraag los staan van de vraag of het gebruik van de weegbrug op grond van het bestemmingsplan is toegestaan. Sommige activiteiten zoals het gebruik van de weegbrug voor het vervoeren en wegen van gewassen die afkomstig zijn van elders gelegen landbouwpercelen en naar elders worden getransporteerd, het wegen van mest die wordt getransporteerd van de leverancier naar de afnemer en het leveren van kalk en meststoffen, zijn niet in overeenstemming met de functieaanduiding “agrarisch loonbedrijf”. Volgens de omschrijving van “loonbedrijf” in Van Dale is dit een bedrijf dat tegen betaling loonwerk verricht voor derden, met name in de landbouw. Deze omschrijving is ook gehanteerd in de eerder gevoerde procedure en door de Afdeling overgenomen.
4.3
Op het aanvraagformulier is vermeld dat de vergunning is aangevraagd voor de realisatie van de weegbrug ten dienste van het aanwezige melkveebedrijf. In aanvulling daarop is aangegeven dat de weegbrug ook wordt gebruikt voor het akkerbouwbedrijf en het loonbedrijf. Voor het melkveebedrijf wordt de weegbrug gebruikt voor het wegen van gras en mais, afkomstig van percelen die worden gebruikt door eiseres ten behoeve van ruwvoer voor het melkvee binnen de inrichting. Het gebruik voor het loonbedrijf betreft het wegen van gras, mais, hooi en akkerbouwproducten en het wegen van producten ten behoeve van de bemesting, uitgevoerd door het loonbedrijf. In de aanvulling is verder nog opgenomen dat het loonwerkbedrijf zich ook nog bezig houdt met de bemesting van percelen van het eigen melkveebedrijf en van andere agrariërs met ruwe rundveemest door middel van een mestinjecteur of het bemesten met kalk.
4.4
De AAB heeft in haar advies aangegeven dat de weegbrug in het melkveebedrijf een ongebruikelijk voorziening is en vrijwel geen nut heeft voor de bedrijfsvoering.
Ten aanzien van de bedrijfsvoering van een loonbedrijf stelt de AAB dat een weegbrug voor loonbedrijven een meer voorkomende voorziening is. Het is gebruikelijk dat loonbedrijven in samenhang met de werkzaamheden die zij uitvoeren voor agrarische bedrijven tevens producten zoals zaaizaden, meststoffen en kalk leveren aan klanten. Zo worden meststoffen gebruikt in samenhang met de uitvoering van diverse zaaiwerkzaamheden. Het wegen van gewassen en mest als dienstverlening voor derden beschouwt de AAB niet als een noodzakelijk onderdeel van het loonbedrijf maar als het aanbieden van een aparte, losstaande dienst.
4.5
In navolging van het AAB advies is de rechtbank van oordeel dat verweerder er niet in redelijkheid van uit hoeft te gaan dat de weegbrug zal worden gebruikt voor het melkveebedrijf inclusief de bemesting van de daarbij behorende percelen. Het wegen van gewassen en mest als dienstverlening voor derden ziet de rechtbank in navolging van de AAB als losstaande dienstverlening. Dit kan ook niet worden geschaard onder het ter plaatse planologisch toegestane loonbedrijf. Het wegen van producten zoals mest of kalk ten behoeve van loonwerkzaamheden op percelen van derden is volgens de rechtbank niet toegestaan als deze producten afkomstig zijn van opslag op het perceel van eiseres. Een dergelijk gebruik is immers hetzelfde gebruik dat de Afdeling heeft beoordeeld in de eerdere uitspraak (en dus in strijd met het bestemmingsplan). In hoeverre sprake is van dit gebruik, blijkt niet uit het advies van de AAB. Het blijkt ook niet uit de door eiseres aangeleverde onderbouwing. In deze onderbouwing laat eiseres in het midden waar de mest en de kalk vandaan komen die in kader van het loonbedrijf worden gebruikt. Eiseres had hier wel meer duidelijkheid over moeten verschaffen en heeft dat niet gedaan. Mede gelet op het feit dat eiseres in het verleden mest en kalk leverde vanuit de opslag op het eigen perceel, heeft verweerder hieraan de conclusie mogen verbinden dat bij de nieuwe aanvraag ook mest en kalk worden geleverd vanuit de opslag op het eigen perceel en dat in zoverre niets is veranderd ten opzichte van de vorige aanvraag. Ten overvloede voegt de rechtbank daar aan toe dat zij niet inziet waarom het extra wegen van mest en kalk afkomstig van derden voordat deze wordt gebruikt op de percelen van derden niet moet worden beschouwd als een losstaande dienst die geen noodzakelijk onderdeel vormt van een loonbedrijf. Gelet op het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat verweerder heeft mogen aannemen dat het voorgenomen gebruik van de weegbrug mede betrekking heeft op andere doeleinden dan die waarin de bestemming voorziet.
5. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.J.H.M. Verhoeven, rechter, in aanwezigheid van
mr.A.G.M. Willems, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
11 november 2021.
Griffier
Rechter
De rechter is verhinderd deze uitspraak
te ondertekenen.
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 4 juli 2018, ECLI:NL:RVS:2018:2185.
2.Zie de uitspraak van de Afdeling van 20 maart 2019 (ECLI:NL:RVS:2019:858.