ECLI:NL:RBOBR:2021:5971

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
16 november 2021
Publicatiedatum
15 november 2021
Zaaknummer
370869 / EX RK 21-73
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot voorlopig getuigenverhoor in verband met onrechtmatig handelen bij rapportage over wethouder

In deze zaak heeft de rechtbank Oost-Brabant op 16 november 2021 een beschikking gegeven naar aanleiding van een verzoek tot een voorlopig getuigenverhoor. Verzoeker, een wethouder van de gemeente Someren, heeft het verzoek ingediend om getuigen te horen over de totstandkoming van een rapport dat door [gedaagde sub 1] is opgesteld. Dit rapport bevatte conclusies die verzoeker onrechtmatig achte, en hij stelt dat hij hierdoor schade heeft geleden. De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoeker belang heeft bij het horen van getuigen om zijn kansen in een eventuele bodemprocedure te kunnen inschatten. De rechtbank heeft de verweren van [gedaagde sub 1] en de gemeente, die stelden dat verzoeker geen belang had bij het verzoek, verworpen. De rechtbank oordeelde dat het belang van waarheidsvinding zwaarder weegt dan de vertrouwelijkheid van de verklaringen van de ambtenaren. Uiteindelijk heeft de rechtbank het verzoek tot het bevelen van een voorlopig getuigenverhoor toegewezen, waarbij de procedure verder zal worden vastgesteld in overleg met de partijen.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK OOST-BRABANT

Civiel Recht
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
zaaknummer / rekestnummer: C/01/370869 / EX RK 21-73
Beschikking van 16 november 2021
in de zaak van
[verzoeker],
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker,
advocaat: mr. E.H.J. van Gerven te Someren,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde sub 1]
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
verweerster,
advocaat: mr. G. Bosma te Utrecht,
2. de publiekrechtelijke rechtspersoon
GEMEENTE SOMEREN,
zetelend te Someren,
belanghebbende,
advocaat: mr. I.C. Engels en mr. J. Perenboom te ‘s-Gravenhage.
Partijen worden hierna “ [verzoeker] ”, “ [gedaagde sub 1] ” en “de gemeente” genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift met twaalf (12) producties, ter griffie ingekomen op 14 mei 2021;
  • het verweerschrift van de zijde van de gemeente met acht (8) producties, ter griffie ingekomen op 27 september 2021;
  • het verweerschrift van de zijde van [gedaagde sub 1] met drie (3) producties, ter griffie ingekomen op 28 september 2021;
- de mondelinge behandeling van 5 oktober 2021. Daarbij was aanwezig: [verzoeker] , bijgestaan door zijn advocaat. Namens [gedaagde sub 1] is verschenen [directeur-eigenaar] (directeur-eigenaar van [gedaagde sub 1] ), bijgestaan door mr. Bosma voornoemd. Namens de gemeente is verschenen mr. A.A.M. Kuijken, eveneens bijstaan door voornoemde advocaten. Tijdens de mondelinge behandeling heeft zowel (de advocaat van) [verzoeker] als (de advocaat van) de gemeente spreekaantekeningen overgelegd. Deze zijn voorgedragen.
1.2.
Ten slotte is bepaald dat een beschikking zal worden gegeven.

2.De feiten

2.1.
[verzoeker] is na de gemeenteraadsverkiezingen in 2018 benoemd tot wethouder bij de gemeente Someren met als portefeuille Ruimtelijke ordening bebouwde kom, Volkshuisvesting, Financiën, Grondzaken en Grondexploitaties, Sport, Energietransitie, Verkeer en vervoer en Afval.
2.2.
[verzoeker] is ook in de periode van 2010 tot en met 2014 wethouder geweest bij de gemeente Someren.
2.3.
Medio 2020 zijn binnen de gemeente vragen gerezen over het handelen van [verzoeker] bij woningbouwproject Groote Hoeven. Naar aanleiding daarvan is de gemeentesecretaris, in opdracht van de burgemeester, op 24 september 2020 gestart met een intern vooronderzoek. Uit dit onderzoek kwam naar voren dat er verschillende elementen waren van de schijn dat niet altijd integer was gehandeld door [verzoeker] . Het advies van de gemeentesecretaris luidde om een nader onderzoek te laten uitvoeren. Dit advies is door de burgemeester overgenomen.
2.4.
Het vervolgonderzoek is uitgevoerd door [gedaagde sub 1] . Dit onderzoek is gestart op 3 november 2020 waarbij door [gedaagde sub 1] onder meer drie betrokken ambtenaren, alle wethouders en de burgemeester zijn geïnterviewd.
2.5.
Op 18 december 2020 heeft [gedaagde sub 1] het concept-rapport voor zienswijze (productie 1 bij het verzoek) aan [verzoeker] toegestuurd. [verzoeker] heeft daarop aan [gedaagde sub 1] gevraagd om alle stukken ter beschikking te stellen die aan het rapport ten grondslag hebben gelegen. [gedaagde sub 1] heeft negatief op dit verzoek gereageerd, onder meer met het argument dat met de geïnterviewde personen vertrouwelijkheid was afgesproken.
2.6.
De burgemeester heeft [verzoeker] in de gelegenheid gesteld om vanaf 7 januari 2021 de stukken waarnaar wordt verwezen in de voetnoten van het rapport geanonimiseerd in te zien. De interviewverslagen zaten niet bij deze stukken. [verzoeker] heeft vervolgens een zienswijze opgesteld en ingediend.
2.7.
[gedaagde sub 1] heeft het definitieve rapport genaamd “Integriteitsonderzoek handelen wethouder Gemeente Someren” (productie 6 bij het verzoek) (hierna: het rapport) op 18 januari 2021 gepresenteerd. Daarin zijn de volgende conclusies getrokken:
“(…) Conclusie 1 – In het selectieproces om woningen te bouwen in Groote Hoeven, is Bouwbedrijf K door het handelen van wethouder [verzoeker] bevoordeeld ten opzichte van andere geïnteresseerde bouwbedrijven. (…)
Conclusie 2 – Wethouder [verzoeker] heeft op twee momenten toezeggingen aan Bouwbedrijf K gedaan die ertoe hebben geleid dat de gemeente een groot financieel risico loopt en de gemeente zich een onbetrouwbare samenwerkingspartner toont richting andere bouwbedrijven. (…)
Conclusie 3 – Wethouder [verzoeker] deelt na het collegebesluit van 21 april 2020 van de selectie van bouwers weliswaar geen geheime informatie met zijn zoon over te bouwen starterswoningen in Groote Hoeven, maar deze informatie was niet publiek beschikbaar. Dit heeft zijn zoon een voordeel gegeven in het kopen van een woning in het project. (…)
Conclusie 4 – Wethouder [verzoeker] heeft het college van B&W niet geïnformeerd over het kopen van een woning in Groote Hoeven door zijn zoon, waar dit wel verwacht had mogen worden. (…)
Conclusie 5 – Door vragen van ambtenaren over zaken gerelateerd aan de woningkoop door zijn zoon te beantwoorden, vermengt wethouder [verzoeker] zijn rol als bestuurder met die van hem als privépersoon. (…)
Conclusie 6 – Ambtelijk wordt uitvoering gegeven aan de constructie van de waarborgsom zonder dat daartoe in het college een besluit wordt genomen. Wethouder [verzoeker] is daarvan op de hoogte, maar heeft daar geen passende actie op ondernomen. (…).”.
2.8.
Het rapport is onder door de burgemeester opgelegde geheimhouding besproken in het Presidium en, eveneens onder geheimhouding, voorgelegd aan de gemeenteraad en het college. Raadsleden zijn in de gelegenheid gesteld om vragen te stellen.
2.9.
Op 9 februari 2021 heeft de gemeenteraadsvergadering plaatsgevonden waarbij het onderzoek van [gedaagde sub 1] is besproken. Aan het einde van deze vergadering is een motie van wantrouwen tegen [verzoeker] ingediend en aangenomen. Omdat [verzoeker] de motie naast zich neerlegde, heeft de raad [verzoeker] ontslagen.

3.Het verzoek en het verweer

3.1.
Het verzoekschrift strekt ertoe dat de rechtbank een voorlopig getuigenverhoor zal bevelen.
3.2.
[verzoeker] legt aan zijn verzoek, zakelijk weergegeven, het volgende ten grondslag.
[gedaagde sub 1] heeft door de manier waarop zij het rapport tot stand heeft gebracht onrechtmatig jegens [verzoeker] gehandeld. Ook de inhoud van het rapport is op bepaalde onderdelen onrechtmatig tegenover [verzoeker] . [gedaagde sub 1] heeft gehandeld in strijd met haar zorgplicht. [gedaagde sub 1] had onpartijdig en onbevooroordeeld te werk moeten gaan en [verzoeker] een reële mogelijkheid voor hoor en wederhoor moeten bieden. Ook had [gedaagde sub 1] duidelijke en voor [verzoeker] kenbare spelregels moeten hanteren en transparant dienen te zijn over haar werkwijze. Ook heeft [gedaagde sub 1] niet getrouw en evenwichtig gerapporteerd. De door haar getrokken conclusies zijn niet, althans onvoldoende inzichtelijke en draagkrachtig gemotiveerd en steunen niet afdoende op door [gedaagde sub 1] vastgestelde feiten.
Door het handelen van [gedaagde sub 1] heeft [verzoeker] schade geleden. Voordat [verzoeker] een bodemprocedure aanhangig maakt, heeft hij belang bij een voorlopig getuigenverhoor. [verzoeker] wenst door middel van een voorlopig getuigenverhoor de handelwijze van [gedaagde sub 1] nader te onderzoeken. [verzoeker] wenst enkele ambtenaren van de gemeente Someren te bevragen over de verklaringen die door hen zijn afgelegd en/of de informatie die door hen is verstrekt aan de onderzoekers van [gedaagde sub 1] . Ook wenst [verzoeker] de ambtenaren te bevragen over hun rol en aandeel bij het beantwoorden van de vragen die door de gemeenteraad waren gesteld en hoe hun antwoorden hebben geluid. [verzoeker] wenst voorts één of meer onderzoekers van [gedaagde sub 1] te bevragen, onder meer over de toepassing van hoor en wederhoor en over de vraag hoe nader onderzoek is verricht naar de verschillende argumenten die van de zijde van [verzoeker] naar voren zijn gebracht.
3.3.
[gedaagde sub 1] en de gemeente voeren verweer tegen het verzoek.
3.3.1.
[gedaagde sub 1] voert, kort weergegeven, het volgende aan.
Het verzoek dient te worden afgewezen, omdat [verzoeker] geen belang heeft bij het horen van de getuigen, hij met zijn verzoek misbruik maakt van recht, het verzoek stuit op een zwaarwichtig bezwaar en het verzoek in strijd is met een goede procesorde.
Het verzoek van [verzoeker] is niet concreet genoeg; hij laat na te benoemen welke conclusie en/of stelling uit het rapport niet-herleidbaar zou zijn. Daarnaast heeft [verzoeker] zijn conclusies ten aanzien van zijn stelling dat [gedaagde sub 1] onrechtmatig jegens hem zou hebben gehandeld al getrokken. Een voorlopig getuigenverhoor kan daarom alleen nog maar gericht zijn op het verzamelen van nog meer informatie, waardoor het een “fishing expedition” wordt. Ook ontbreekt elk belang omdat de omstandigheden en feiten die tot het ontslag van [verzoeker] hebben geleid reeds volop openbaar en bekend zijn en deze feiten niet door [verzoeker] zijn betwist. Meer specifiek heeft [verzoeker] geen belang bij het horen van de door hem genoemde ambtenaren als getuigen en bij het horen van de door hem genoemde onderzoeker van [gedaagde sub 1] . Voorts heeft [verzoeker] op voorhand ingestemd met de werkwijze van het onderzoek en het doel daarvan en ingestemd met het afzien van elke aansprakelijkstelling van [gedaagde sub 1] , zodat hij ook om die reden geen belang heeft bij het verzoek. Door ondanks al deze hiervoor genoemde redenen toch over te gaan tot het indienen van dit verzoek, maakt [verzoeker] tevens misbruik van recht. Ook is sprake van een zwaarwichtig belang, op grond waarvan het verzoek moet worden afgewezen, te weten het belang van de vertrouwelijkheid van hetgeen de betrokken ambtenaren hebben verklaard. Verder is het verzoek van [verzoeker] in strijd met de goede procesorde, vanwege het feit dat [verzoeker] de rechtbank in zijn verzoekschrift onjuist dan wel onvolledig heeft geïnformeerd.
3.3.2.
De gemeente voert, zakelijk weergegeven, het volgende verweer.
Het verzoek ten aanzien van de twee genoemde te horen ambtenaren en de voormalig ambtenaar (hierna: de ambtenaren) dient te worden afgewezen. [verzoeker] heeft bij toewijzing daarvan geen belang, nu hij dit belang onvoldoende heeft onderbouwd. [verzoeker] heeft niet duidelijk gemaakt waarover hij deze getuigen specifiek wil horen en op welke wijze hun verklaringen van belang zouden kunnen zijn met het oog op een eventuele bodemprocedure tegen [gedaagde sub 1] . Voorts stelt [verzoeker] dat het door hem gewenste getuigenverhoor ertoe dient om vragen te stellen over het (vermeend onrechtmatige) onderzoek en rapport van [gedaagde sub 1] en om zijn positie in een eventuele procedure tegen [gedaagde sub 1] te beoordelen. De vragen van de gemeenteraad en de beantwoording daarvan zijn echter van latere datum dan het definitieve rapport, zodat niet valt in te zien hoe het horen van de ambtenaren over de beantwoording van de raadsvragen voor [verzoeker] van belang kan zijn. Ook valt het opstellen van de raadsvragen onder verantwoordelijkheid van de burgemeester. [verzoeker] heeft ook geen belang bij het horen van de ambtenaren over hetgeen zij bij [gedaagde sub 1] hebben verklaard en de informatie die zij aan [gedaagde sub 1] hebben verstrekt. Het feit dat [verzoeker] [gedaagde sub 1] heeft gevrijwaard van enige aansprakelijkheid, onderstreept dat hij bij toewijzing van het verzoek geen belang heeft. Ook staat een zwaarwichtig belang aan toewijzing van het verzoek in de weg. Het (kunnen) nakomen van de afgesproken vertrouwelijkheid staat eraan in de weg dat de ambtenaren over de beoogde onderwerpen worden gehoord. Subsidiair verzoekt de gemeente dat de rechtbank de onderwerpen van het voorlopig getuigenverhoor beperkt.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, verder ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Vooropgesteld wordt dat bij de beoordeling van een verzoek tot het bevelen van een voorlopig getuigenverhoor aan de kantonrechter geen discretionaire bevoegdheid toekomt. In beginsel heeft de verzoeker recht op zo’n verhoor behoudens het bestaan van een afwijzingsgrond. Slechts in geval van strijd met de goede procesorde, misbruik van bevoegdheid (art. 3:13 BW) of als het verzoek afstuit op een ander, door de rechter zwaarwichtig geoordeeld bezwaar kan een verzoek worden geweigerd. Ook kan een verzoek worden geweigerd als de verzoekende partij bij toewijzing van het verzoek onvoldoende belang heeft (art. 3:303 BW). Bij de beoordeling van een verzoek tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor ligt niet de toewijsbaarheid van de beoogde vordering ter toetsing voor.
4.2.
Een voorlopig getuigenverhoor kan onder meer worden verzocht om een betere inschatting te kunnen maken van de kansen in een (eventuele) bodemprocedure. Blijkens het verzoekschrift en naar aanleiding van hetgeen tijdens de mondelinge behandeling naar voren is gebracht, overweegt [verzoeker] een bodemprocedure aanhangig te maken jegens [gedaagde sub 1] die gebaseerd zal zijn op de stelling dat [gedaagde sub 1] onrechtmatig jegens [verzoeker] heeft gehandeld door de manier waarop zij het rapport tot stand heeft gebracht. Daarnaast is de inhoud van het rapport volgens [verzoeker] onrechtmatig jegens hem. Hierdoor heeft hij – zo stelt [verzoeker] – schade geleden. [verzoeker] wenst door middel van een voorlopig getuigenverhoor de handelwijze van [gedaagde sub 1] nader te onderzoeken.
4.3.
Zowel [gedaagde sub 1] als de gemeente voeren aan dat [verzoeker] geen belang heeft bij het verzoek.
4.3.1.
Allereerst voert [gedaagde sub 1] aan dat [verzoeker] geen belang heeft bij het verzoek omdat hij niet concreet genoeg stelt over welke feiten en omstandigheden hij de getuigen wenst te bevragen. Ook de gemeente voert een dergelijk verweer. Tijdens de mondelinge behandeling heeft [verzoeker] zijn verzoek nader toegelicht en gesteld dat hij door het horen van de getuigen wil achterhalen op basis van welke – voor hem onbekende – informatie de conclusies zijn getrokken die in het rapport van [gedaagde sub 1] staan vermeld. Vast staat dat [verzoeker] geen inzage heeft gekregen in de door de tijdens het onderzoek geïnterviewde ambtenaren afgelegde verklaringen. Met dit getuigenverhoor wil [verzoeker] nagaan wat feitelijk is gezegd door de geïnterviewden, hoe dat vervolgens is geanalyseerd door de onderzoekers en welke conclusie daaruit door de onderzoekers is getrokken. [verzoeker] heeft naar het oordeel van de rechtbank daarmee voldoende concrete feiten gesteld die hij met het voorlopig getuigenverhoor wenst te onderzoeken en voldoende onderbouwd wat de te horen getuigen daarover kunnen verklaren.
4.3.2.
Ook het verweer dat sprake zou zijn van een “fishing expedition”, omdat [verzoeker] met het getuigenverhoor enkel op zoek gaat naar informatie zonder deze voldoende specifiek te omschrijven, wordt om die reden verworpen. Voldoende duidelijk is over welk onderwerp [verzoeker] de getuigen wenst te horen.
4.3.3.
Voorts is aangevoerd dat [verzoeker] geen belang zou hebben bij zijn verzoek, omdat hij de feiten zoals [gedaagde sub 1] deze in het onderzoeksrapport heeft vermeld niet betwist. Dit maakt echter nog niet dat [verzoeker] geen belang heeft bij zijn verzoek. [verzoeker] stelt immers dat [gedaagde sub 1] aan de hand van de hem bekende stukken niet de conclusies heeft kunnen trekken die [gedaagde sub 1] in het rapport heeft getrokken. De vraag of [verzoeker] vervolgens al dan niet ontslagen had mogen worden, valt – zo is de rechtbank het met [gedaagde sub 1] eens – onder de bevoegdheid van de gemeenteraad. Dat levert echter geen reden op om het verzoek zoals dat thans voorligt af te wijzen.
4.3.4.
Door de gemeente is voorts aangevoerd dat [verzoeker] ook geen belang heeft bij het verzoek omdat de vragen die door de gemeenteraad zijn gesteld vallen onder de verantwoordelijkheid van de burgemeester en deze vragen dateren van ná de datum waarop het rapport is uitgebracht. [verzoeker] heeft daarop tijdens de mondelinge behandeling toegelicht dat zijn belang om de ambtenaren daarover te bevragen is gelegen in het feit dat [gedaagde sub 1] in de beantwoording van die vragen ook een rol heeft gespeeld. Voor [verzoeker] is – zo stelt hij – niet duidelijk wie welke vragen heeft beantwoord en in hoeverre de antwoorden van zowel [gedaagde sub 1] als de antwoorden van de ambtenaren corresponderen met de uiteindelijke antwoorden die aan de gemeenteraad zijn verstrekt. De rechtbank is van oordeel dat [verzoeker] zijn verzoek daarmee voldoende nader heeft toegelicht en ook op dit punt voldoende belang heeft bij zijn verzoek.
4.3.5.
Verder is door [gedaagde sub 1] en door de gemeente aangevoerd dat [verzoeker] geen belang heeft bij zijn verzoek omdat [verzoeker] [gedaagde sub 1] heeft gevrijwaard van enige aansprakelijkheid. Dit is echter een verweer dat in een (eventuele) bodemprocedure gevoerd kan worden, maar doet niet af aan de toewijsbaarheid van dit verzoek.
4.4.
Door [gedaagde sub 1] is aangevoerd dat [verzoeker] , omdat hij geen belang heeft bij het verzoek, door indiening van dit verzoek misbruik maakt van zijn bevoegdheid en het verzoek daarom in strijd is met de goede procesorde. Omdat de rechtbank hiervoor tot het oordeel is gekomen dat [verzoeker] wél belang heeft bij zijn verzoek, is ook geen sprake van misbruik van bevoegdheid dan wel van strijd met de goede procesorde. Voor zover door [gedaagde sub 1] tijdens de mondelinge behandeling is aangevoerd dat het verzoek moet worden afgewezen omdat [verzoeker] ook openheid van zaken kan krijgen door een raadsenquête te laten plaatsvinden, is de rechtbank van oordeel dat ook dit geen reden kan zijn om het verzoek af te wijzen. Niet gesteld of gebleken is immers dat [verzoeker] zelf om een raadsenquête kan verzoeken. Daarnaast kan het instrument van een raadsenquête enkel een rol spelen in een verzoek om een voorlopig getuigenverhoor wanneer sprake is van een (eventuele) bodemprocedure tegen de gemeente. Het verzoek van [verzoeker] richt zich thans echter enkel tegen (het door hem gestelde onrechtmatig handelen van) [gedaagde sub 1] .
4.5.
Zowel [gedaagde sub 1] als de gemeente hebben zich eveneens beroepen op een zwaarwichtig belang vanwege de vertrouwelijkheid die aan de door [gedaagde sub 1] geïnterviewde ambtenaren is toegezegd ten aanzien van de door hen bij [gedaagde sub 1] afgelegde verklaringen. Bij de beantwoording van de vraag of dit een dusdanig zwaarwegend belang oplevert, dat het verzoek tot het bevelen van een voorlopig getuigenverhoor moet worden afgewezen, moet ook het door [verzoeker] genoemde belang van de waarheidsvinding worden betrokken.
4.5.1.
De rechtbank is van oordeel dat het door [gedaagde sub 1] en de gemeente aangevoerde belang van de vertrouwelijkheid een onvoldoende zwaarwichtig belang oplevert om het verzoek af te wijzen. Het belang van de waarheidsvinding dient in het kader van dit verzoek te prevaleren. [verzoeker] kan immers, nu hij over die verklaringen niet beschikt, op geen enkele wijze controleren of de door [gedaagde sub 1] getrokken conclusies daarop gebaseerd hadden kunnen worden. Daarnaast is weliswaar in de verhouding tussen de door [gedaagde sub 1] geïnterviewde ambtenaren geheimhouding overeengekomen, maar dit betekent nog niet dat de door [verzoeker] genoemde ambtenaren niet als getuige kunnen worden gehoord in het kader van een voorlopig getuigenverhoor. Niet is immers gesteld of gebleken dat partijen zijn overeengekomen dat de gehoorde ambtenaren (en onderzoekers) ook niet in het kader van een voorlopig getuigenverhoor gehoord kunnen en/of mogen worden.
4.6.
Omdat de verweren van [gedaagde sub 1] en de gemeente geen doel treffen, wijst de rechtbank het verzoek van [verzoeker] tot het bevelen van een voorlopig getuigenverhoor toe.
4.7.
De rechtbank heeft tijdens de mondelinge behandeling aan partijen voorgehouden of zij het wenselijk achten om het getuigenverhoor achter gesloten deuren te laten plaatsvinden, gelet op de hiervoor genoemde bezwaren van [gedaagde sub 1] en de gemeente omtrent de door de ambtenaren onder vertrouwelijkheid afgelegde verklaringen. [gedaagde sub 1] en de gemeente hebben daarop verklaard dat zij enkel bereid zijn om in te stemmen met een getuigenverhoor achter gesloten deuren indien de verklaringen van de gehoorde getuigen ook ná het getuigenverhoor vertrouwelijk blijven. Daar kan [verzoeker] zich niet in vinden, omdat hij de verklaringen dan ook niet in een (eventuele) bodemprocedure zou kunnen gebruiken als bewijs. De rechtbank is van oordeel dat [gedaagde sub 1] en de gemeente op dit moment onvoldoende hebben gesteld om reeds nu, alvorens tot het getuigenverhoor wordt overgegaan, te bepalen dat het getuigenverhoor achter gesloten deuren moet plaatsvinden en dat hetgeen de ambtenaren zullen gaan verklaren vertrouwelijk dient te blijven. Mocht een van de partijen daar bij gelegenheid van het voorlopig getuigenverhoor om verzoeken, zal de rechter-commissaris daar alsdan een beslissing over nemen.
4.8.
Bij het oproepen van de getuigen moet er rekening mee worden gehouden dat het verhoor van een getuige gemiddeld 60 minuten duurt. De namen en woonplaatsen van de getuigen en de tijdstippen waartegen zij zijn opgeroepen, dienen ten minste een week voor het verhoor aan de wederpartij en aan de griffier van de rechtbank te worden opgegeven.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
beveelt een voorlopig getuigenverhoor,
5.2.
benoemt een nog aan te wijzen rechter van deze rechtbank tot rechter-commissaris,
5.3.
bepaalt dat [verzoeker] binnen 14 dagen na heden de verhinderdata van alle partijen en van de getuigen voor de komende drie maanden dient op te geven, waarna dag en uur voor het horen van de getuigen zullen worden vastgesteld,
5.4.
wijst af wat meer of anders is verzocht.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.E. Bartels en in het openbaar uitgesproken op 16 november 2021.