ECLI:NL:RBOBR:2021:6166

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
19 november 2021
Publicatiedatum
26 november 2021
Zaaknummer
21/2553 en 21/2554
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening tegen kapvergunningen en de vereiste omgevingsvergunning voor het verwijderen van stobben

Op 19 november 2021 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om voorlopige voorziening in het kader van een beroepsprocedure tegen kapvergunningen. De verzoeker had bezwaar gemaakt tegen de kap van een moeraseik en een kleinbladige linde, die inmiddels gekapt waren, maar waarvan de stobben nog in de grond zaten. De rechtbank oordeelde dat voor het verwijderen van deze stobben een omgevingsvergunning vereist was, die onlosmakelijk verbonden is met de kapvergunning. De voorzieningenrechter stelde vast dat de verweerder, het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Meierijstad, niet had onderkend dat de aanvrager in de gelegenheid gesteld had moeten worden om ook toestemming te vragen voor het uitvoeren van de werkzaamheden. Dit leidde tot de conclusie dat de kapvergunningen in strijd waren met artikel 2.7 van de Wabo.

In de bezwaarprocedure had de verweerder betoogd dat er geen kapvergunningen nodig waren, omdat de oude APV van Veghel niet meer van kracht zou zijn. De voorzieningenrechter wees dit standpunt van de verweerder af, omdat dit zou betekenen dat er in Veghel geen enkele boom meer beschermd zou zijn tegen kap. De rechtbank oordeelde dat de Bomenverordening van de gemeente Meierijstad van toepassing was en dat de relevante bepalingen van de oude APV Veghel opnieuw waren vastgesteld. De voorzieningenrechter verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit en droeg de verweerder op een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen. Tevens schorste de voorzieningenrechter de primaire besluiten tot twee weken na de beslissing op bezwaar en veroordeelde de verweerder tot vergoeding van de proceskosten en griffierechten aan de verzoeker.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT

Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummers: SHE 21/2553 en SHE 21/2554
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van 19 november 2021 in de zaken tussen

[naam] , te [woonplaats] , verzoeker

(gemachtigde: mr. A.A.P.M. Theunen),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Meierijstad, verweerder
(gemachtigde: mr. H.J.M. Marcus).

Procesverloop

Bij besluiten van 15 maart 2021 en 29 april 2021 (de primaire besluiten ) heeft verweerder aan verzoeker omgevingsvergunningen verleend voor de kap van een moeraseik en een kleinbladige linde respectievelijk een rode paardenkastanje aan het adres [adres] .
Bij besluit van 13 oktober 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de omgevingsvergunningen herroepen en het verzoek om proceskostenveroordeling van verzoeker afgewezen
Verzoeker heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld (geregistreerd onder zaaknummer SHE 21/2554). Hij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen (geregistreerd onder zaaknummer SHE 21/2553).
De rode paardenkastanje en de moeraseik, zijn gekapt. De stobben van deze bomen zijn achtergebleven. Op 10 november heeft de voorzieningenrechter van deze rechtbank het bestreden besluit en het primaire besluit buiten zitting geschorst tot na de behandeling op zitting.
De zaak is behandeld op de zitting van 19 november 2021 (gelijktijdig met de zaken SHE 21/2215 en SHE 21/2256). Verzoeker is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan zowel op het verzoek om voorlopige voorziening als in de hoofdzaak.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op een nieuw besluit op bezwaar te nemen;
- geeft hierbij de aanwijzing dat verweerder moet bevorderen dat dit besluit wordt genomen gelijktijdig met het besluit op bezwaar tegen de omgevingsvergunning voor de bouw van 15 appartementen op het adres [adres] ;
- schorst de primaire besluiten tot twee weken na de bekendmaking van de beslissing op bezwaar;
- draagt verweerder op de betaalde griffierechten van 2 x € 18100- (in de hoofdzaak en in de voorlopige voorziening) aan verzoeker te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten tot een bedrag van € 2.244,00, te betalen aan verzoeker.

Overwegingen

1. Na afloop van de zitting is de voorzieningenrechter tot de conclusie gekomen dat nader onderzoek niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak. De voorzieningenrechter doet daarom op grond van artikel 8:86 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) niet alleen uitspraak op het verzoek om voorlopige voorziening, maar ook op het beroep.
2. De voorzieningenrechter gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
  • Bij besluit van 29 juli 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan derde-partij een omgevingsvergunning verleend voor de bouw van 15 appartementen en het aanleggen van een uitweg op het perceel [adres] (hierna: de projectlocatie).
  • Op de projectlocatie zijn meerdere bestemmingsplannen van toepassing waaronder het bestemmingsplan “Koolenkampen-Iepenlaan” dat is vastgesteld in 2009. In dit bestemmingsplan heeft de projectlocatie de dubbelbestemming ‘archeologie’. Op basis van artikel 17.4 van de planregels is een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1., eerste lid onder b, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) vereist voor het rooien van bomen.
  • De derde-partij heeft op 8 februari 2021 ten behoeve van de bouw van een appartementencomplex van 15 woningen aan de [adres] een omgevingsvergunning voor de kap van twee bomen en het verplaatsen van één boom aangevraagd.
  • Op 26 maart 2021 heeft derde-partij een omgevingsvergunning gevraagd voor de kap van de boom die aanvankelijk zou worden verplaatst.
  • Het bezwaarschrift van verzoeker tegen de verleende omgevingsvergunningen zijn bij het bestreden besluit niet-ontvankelijk verklaard omdat volgens verweerder voor de kap van de bomen geen omgevingsvergunning nodig was. De kap van twee bomen heeft inmiddels reeds plaatsgevonden. De derde boom kan uiteindelijk toch blijven staan.
  • Voor het verwijderen van de boomstronken en wortels van de gekapte bomen heeft derde-partij een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder b, van de Wabo aangevraagd. Op deze aanvraag is nog niet beslist.
3. De voorzieningenrechter is van oordeel dat voor het rooien van bomen ook een omgevingsvergunning is vereist voor het uitvoeren van werkzaamheden. Deze toestemming is onlosmakelijk verbonden met de toestemming op grond van artikel 2.2 eerste lid, aanhef en onder g van de Wabo voor het vellen van bomen. Verweerder had, na ontvangst van de aanvragen van de derde-partij, de derde-partij in de gelegenheid moeten stellen om ook toestemming te vragen voor het uitvoeren van werkzaamheden. Dat heeft verweerder niet onderkend. De primaire besluiten zijn daarom genomen in strijd met artikel 2.7 van de Wabo.
4. In het bestreden besluit is verweerder tot de conclusie gekomen dat voor het kappen van bomen in Veghel geen kapvergunning meer is vereist omdat de oude Algemene Plaatselijke Verordening (APV) van Veghel niet meer geldt op grond van artikel 28 van de Wet algemene regels herindeling (Wet Arhi). Dit standpunt zou betekenen dat iedere boom in Veghel zonder vergunning kan worden gekapt. Daar denkt de voorzieningenrechter anders over.
5. Van toepassing is de Bomenverordening gemeente Meierijstad (Bomenverordening). In de Verordening Fysieke Leefomgeving Meierijstad is een hoofdstuk 5 gereserveerd voor kapvergunningen maar dat is nog niet in werking getreden.
Op basis van artikel 2 in de Bomenverordening stelt verweerder een ‘Groene Kaart’ vast met beschermde houtopstanden. Er is alleen een kapvergunning vereist voor het vellen van beschermde houtopstanden (artikel 3 van de Bomenverordening) of aangewezen solitaire bomen (artikel 5 van de Bomenverordening). In artikel 19, derde lid van de Bomenverordening is het volgende bepaald: “Na inwerkingtreding van de verordening, gelden tot aan het onherroepelijk zijn van de vastgestelde Groene Kaart, voor de gebieden van de voormalige gemeenten Schijndel en Sint-Oedenrode, de regels van de Bomenverordening gemeente Schijndel 2012. Voor het gebied van de voormalige gemeente Veghel gelden tot aan het onherroepelijk zijn van de vastgestelde Groene Kaart, de regels van hoofdstuk 4, afdeling 3, ‘Het bewaren van houtopstanden’ Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Veghel 2012”.
De in artikel 2 van de Bomenverordening bedoelde Groene Kaart is vastgesteld op 12 oktober 2021. Deze Groene Kaart is nog niet onherroepelijk.
De volledige tekst van de artikelen staat in de bijlage bij dit proces-verbaal.
6. Verweerder ziet in artikel 19, derde lid van de Bomenverordening een verwijzing naar de APV van Veghel die inderdaad is vervallen ingevolge artikel 28 van de Wet Arhi. De voorzieningenrechter legt artikel 19 van de Bomenverordening anders uit. Volgens de voorzieningenrechter moet artikel 19, derde lid van de Bomenverordening zo worden gelezen dat de relevante bepalingen in de APV Veghel zijn herhaald en ingelast in artikel 19, derde lid van de Bomenverordening. Met de vaststelling van de Bomenverordening is ook de tekst van hoofdstuk 4, afdeling 3, van de APV Veghel dus opnieuw vastgesteld. Artikel 28 van de Wet Arhi is niet van toepassing op een verordening die is vastgesteld na de herindeling per 1 januari 2017. Artikel 29 van de Wet Arhi voorziet juist in de vaststelling van een nieuwe verordening. Dit heeft verweerder niet onderkend.
7. Daarom vernietigt de voorzieningenrechter het bestreden besluit. Hiermee herleven de primaire besluiten. Om te voorkomen dat de twee stobben worden verwijderd op basis van de primaire besluiten, schorst de voorzieningenrechter de primaire besluiten tot verweerder een nieuw besluit op het bezwaarschrift van verzoeker heeft genomen.
8. Omdat de voorzieningenrechter het verzoek toewijst, bepaalt de voorzieningenrechter dat verweerder aan verzoeker het door hem betaalde griffierecht vergoedt. Omdat de voorzieningenrechter het beroep gegrond verklaart, moet verweerder ook het griffierecht in de beroepszaak vergoeden. De voorzieningenrechter veroordeelt verweerder in de door verzoeker gemaakte proceskosten voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift, 1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting).
9. Partijen zijn gewezen op de mogelijkheid om tegen de mondelinge uitspraak, voor zover deze ziet op de beroepszaak, in hoger beroep te gaan op de hieronder omschreven wijze.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar door mr. M.J.H.M Verhoeven, rechter, in aanwezigheid van R.G. van der Korput, griffier op 19 november 2021.
griffier de rechter is niet in de gelegenheid deze uitspraak mede te ondertekenen
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop dit proces-verbaal is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Bijlage

Artikel 28 Wet Arhi
De op de dag, voorafgaande aan de datum van herindeling, voor een overgaand gebied geldende gemeentelijke voorschriften behouden gedurende twee jaren na die datum voor dat gebied hun rechtskracht, voor zover het bevoegde orgaan van de gemeente waaraan dat gebied is toegevoegd, deze voorschriften niet eerder vervallen verklaart.
Artikel 29 Wet Arhi
Het bevoegde orgaan van een nieuwe gemeente kan vóór afloop van de in artikel 28 bedoelde termijn een voorschrift als in dat artikel bedoeld voor het gehele gebied der gemeente geldend verklaren.
Op gelijke wijze maken burgemeester en wethouders van de nieuwe gemeente tijdig vóór afloop van de in artikel 28 bedoelde termijn bekend welke overige in dat artikel bedoelde voorschriften na afloop van die termijn voor het gehele gebied der gemeente zullen gelden.
Artikelen 2, 3 en 19 van de Bomenverordening
Artikel 2 Groene Kaart
Het college stelt een Groene Kaart vast.
De Groene Kaart bevat een samenhangend geheel van te beschermen Hoofdgroenstructuren, Wijkgroenstructuren, bomenlanen, bomenrijen, boomvlakken, solitaire houtopstanden, landschapselementen en Monumentale en Waardevolle houtopstanden.
De Groene Kaart kan na eerste vaststelling eenmalig na 1 jaar worden herzien en kan vervolgens een keer in de 5 jaar door het college worden herzien.
Artikel 3 lid 1 en 2
Het is verboden Beschermde houtopstanden te vellen of te doen vellen.
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning om Beschermde houtopstanden te vellen verlenen, dan wel onder voorschriften of beperkingen verlenen.
Artikel 19 Overgangsbepaling
De vergunningen of omgevingsvergunningen die verleend zijn krachtens de in artikel 18 derde en vierde lid genoemde verordeningen, blijven van kracht tot de tijd waarvoor zij verleend werden, verstreken is, of totdat zij worden ingetrokken.
Aanvragen voor een vergunning of omgevingsvergunning die zijn ingediend vóór de inwerkingtreding van deze verordening worden afgehandeld volgens het recht zoals dat gold vóór het tijdstip waarop deze verordening in werking is getreden.
Na inwerkingtreding van de verordening, gelden tot aan het onherroepelijk zijn van de vastgestelde Groene Kaart, voor de gebieden van de voormalige gemeenten Schijndel en Sint-Oedenrode, de regels van de Bomenverordening gemeente Schijndel 2012. Voor het gebied van de voormalige gemeente Veghel gelden tot aan het onherroepelijk zijn van de vastgestelde Groene Kaart, de regels van hoofdstuk 4, afdeling 3, ‘Het bewaren van houtopstanden’ Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Veghel 2012.