Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
[verdachte] ,
De tenlastelegging.
zij op of omstreeks 13 juni 2018 te Maastricht, althans te Nederland, als werkgever, al dan niet opzettelijk, handelingen heeft verricht of nagelaten in strijd met de Arbeidsomstandighedenwet en/of de daarop berustende bepalingen, door een werknemer genaamd [slachtoffer] werkzaamheden te laten verrichten bestaande uit het verrichten van snijbrandwerkzaamheden teneinde een liftkooi te slopen hangende ter hoogte van de 6de verdieping, immers heeft zij, verdachte, in strijd met
- artikel 3.28, eerste lid Arbeidsomstandighedenbesluit er geen zorg voor gedragen dat de liftkooi, zijnde een werkplek op een bouwplaats die niet op de begane grond is gesitueerd, stabiel en stevig is en waarvoor zo nodig ten behoeve van de stabiliteit doeltreffende bevestigingsmiddelen zijn aangebracht, immers was deze liftkooi ondeugdelijk of niet gezekerd en/of;
- artikel 3.28, tweede lid Arbeidsomstandighedenbesluit er geen zorg voor gedragen dat de stabiliteit en de stevigheid van de werkplek op een bouwplaats, te weten de liftkooi regelmatig en doeltreffend is gecontroleerd en/of;
- artikel 5, eerste lid van de Arbeidsomstandighedenwet bij het voeren van het arbeidsomstandighedenbeleid niet in een inventarisatie en evaluatie schriftelijk vastgelegd welke risico's het slopen van een liftkooi hangende ter hoogte van de 6de verdieping behelst en/of;
- artikel 8, eerste lid van de Arbeidsomstandighedenwet er niet voor gezorgd dat de werknemer doeltreffend werd(en) ingelicht over de risico’s die verbonden zijn aan die te verrichten werkzaamheden alsmede over de maatregelen die erop gericht zijn deze risico's te voorkomen of te beperken en/of;
- artikel 8, vierde lid van de Arbeidsomstandighedenwet niet (afdoende) toezien op de naleving van de instructies en voorschriften gericht op het voorkomen en/of beperken van de in het artikel 8, eerste lid genoemde risico’s immers heeft zij, verdachte, onvoldoende of geen toezicht gehouden op het veilig werken op hoogte en/of nagegaan of de liftkooi was gezekerd
terwijl daardoor, naar zij wist of redelijkerwijs moest weten, levensgevaar of ernstige schade aan de gezondheid van [slachtoffer] en/of van een of meer andere werknemer(s) ontstond of te verwachten was;
- terwijl die werkzaamheden en de daaraan verbonden risico's en de mogelijk te nemen maatregelen onvoldoende geïnventariseerd waren en/of;
- terwijl de liftkooi niet was gezekerd of op een andere manier doeltreffend was bevestigd zodat deze stabiel en stevig was en/of;
- terwijl deze liftkooi niet regelmatig en doeltreffend is gecontroleerd op stabiliteit en stevigheid en/of;;
- terwijl die werkzaamheden werden verricht terwijl [slachtoffer] niet doeltreffend is voorgelicht, immers de instructie was niet eenduidig, is niet op papier gezet en er is geen toolbox gegeven over het slopen van de lift en/of;
- zonder voldoende toezicht te houden op de naleving van de instructies (zoals het veilig werken op hoogte en/of nagegaan of de liftkooi was gezekerd) en/of;
- zonder het uitvoeren van een controle (zoals een TRA of een LMRA) vlak voorafgaand aan de sloop van de lift;
waardoor [slachtoffer] , de vanginstallaties waar de rem aan hing heeft door gesnijbrand terwijl de lift niet gezekerd was met als gevolg dat de liftkooi met daarin [slachtoffer] circa 35 meter naar beneden is gevallen en het aan haar schuld te wijten is dat [slachtoffer] als gevolg van de bij de val opgelopen verwondingen op 13 juni 2018 is komen te overlijden.
De formele voorvragen.
De beoordeling van de ten laste gelegde feiten.
De bewezenverklaring.
- artikel 3.28, eerste lid Arbeidsomstandighedenbesluit er geen zorg voor gedragen dat de liftkooi, zijnde een werkplek op een bouwplaats die niet op de begane grond is gesitueerd, stabiel en stevig is en waarvoor zo nodig ten behoeve van de stabiliteit doeltreffende bevestigingsmiddelen zijn aangebracht, immers was deze liftkooi ondeugdelijk of niet gezekerd en;
- artikel 3.28, tweede lid Arbeidsomstandighedenbesluit er geen zorg voor gedragen dat de stabiliteit en de stevigheid van de werkplek op een bouwplaats, te weten de liftkooi regelmatig en doeltreffend is gecontroleerd en;
- artikel 5, eerste lid van de Arbeidsomstandighedenwet bij het voeren van het arbeidsomstandighedenbeleid niet in een inventarisatie en evaluatie schriftelijk vastgelegd welke risico's het slopen van een liftkooi hangende ter hoogte van de 6de verdieping behelst en;
- artikel 8, eerste lid van de Arbeidsomstandighedenwet er niet voor gezorgd dat de werknemer doeltreffend werd ingelicht over de risico’s die verbonden zijn aan die te verrichten werkzaamheden alsmede over de maatregelen die erop gericht zijn deze risico's te voorkomen of te beperken en;
- artikel 8, vierde lid van de Arbeidsomstandighedenwet niet (afdoende) toezien op de naleving van de instructies en voorschriften gericht op het voorkomen en/of beperken van de in het artikel 8, eerste lid genoemde risico's, immers heeft zij, verdachte, onvoldoende of geen toezicht gehouden op het veilig werken op hoogte en is zij, verdachte, niet nagegaan of de liftkooi was gezekerd
terwijl daardoor, naar zij wist, levensgevaar of ernstige schade aan de gezondheid van [slachtoffer] ontstond of te verwachten was;
- terwijl die werkzaamheden en de daaraan verbonden risico's en de mogelijk te nemen maatregelen onvoldoende geïnventariseerd waren en;
- terwijl de liftkooi niet was gezekerd of op een andere manier doeltreffend was bevestigd zodat deze stabiel en stevig was en;
- terwijl deze liftkooi niet regelmatig en doeltreffend is gecontroleerd op stabiliteit en stevigheid en;
- terwijl die werkzaamheden werden verricht terwijl [slachtoffer] niet doeltreffend is voorgelicht, immers de instructie was niet eenduidig, is niet op papier gezet en er is geen toolbox gegeven over het slopen van de lift en;
- zonder voldoende toezicht te houden op de naleving van de instructies (zoals het veilig werken op hoogte en nagaan of de liftkooi was gezekerd) en;
- zonder het uitvoeren van een controle (zoals een TRA of een LMRA) vlak voorafgaand aan de sloop van de lift;
waardoor [slachtoffer] , de vanginstallaties waar de rem aan hing heeft door gesnijbrand terwijl de lift niet gezekerd was, met als gevolg dat de liftkooi met daarin [slachtoffer] circa 35 meter naar beneden is gevallen en het aan haar schuld te wijten is dat [slachtoffer] als gevolg van de bij de val opgelopen verwondingen op 13 juni 2018 is komen te overlijden.
De strafbaarheid van het feit.
De strafbaarheid van verdachte.
Oplegging van straf.
De vordering van de benadeelde partij [naam 3] .
Toepasselijke wetsartikelen.
DE UITSPRAAK
overtreding van het bepaalde bij artikel 32 van de Arbeidsomstandighedenwet,
opzettelijk begaan door een rechtspersoon
geldboetevan
€ 75.000,- waarvan € 25.000,- voorwaardelijkmet een proeftijd van 2 jaren