ECLI:NL:RBOBR:2021:6547

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
20 december 2021
Publicatiedatum
17 december 2021
Zaaknummer
01/148459-21
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor brandstichtingen en verduistering in dienstbetrekking met levensgevaar voor slachtoffers

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 20 december 2021 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1999, die zich schuldig heeft gemaakt aan drie brandstichtingen en verduistering in dienstbetrekking. De brandstichtingen vonden plaats in de gemeente Meierijstad, waarbij bij één van de branden levensgevaar voor een bewoonster was te duchten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 4 juni 2021 opzettelijk brand heeft gesticht in de tuin van een woning, waarbij aanmaakblokjes en benzine zijn gebruikt. Dit leidde tot gemeen gevaar voor de woning en de inboedel, en levensgevaar voor de bewoonster. Daarnaast heeft de verdachte op 21 mei 2021 brand gesticht onder caravans, wat eveneens gemeen gevaar voor goederen met zich meebracht. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 19 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren. Bij de strafoplegging zijn bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een klinische behandeling voor de problematiek van de verdachte en een locatieverbod ten aanzien van één van de slachtoffers. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de psychische problematiek van de verdachte en zijn alcoholverslaving, en heeft geadviseerd tot behandeling in een forensische setting.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Locatie 's-Hertogenbosch
Strafrecht
Parketnummer: 01.148459.21
Datum uitspraak: 20 december 2021
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1999,
wonende te [woonplaats] , [adres 1] ,
thans gedetineerd te: P.I. Vught - Nieuw Vosseveld 1 HVB.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 6 december 2021.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 28 juli 2021.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 4 juni 2021 te [plaats 2] , gemeente Meierijstad
opzettelijk
brand heeft gesticht in/bij de tuin van de woning [adres 2] door open vuur in aanraking te brengen met aanmaakblokjes en/of met benzine, gedeponeerd op/bij een tuinslang en/of tuinmeubilair en/of een kliko,
althans met een brandbare stof
ten gevolge waarvan die tuinslang en/of tuinmeubilair en/of kliko en/of een deur van die woning geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk
geval brand is ontstaan,
en daarvan gemeen gevaar voor die woning en/of de daarin aanwezige inboedel, in elk geval gemeen gevaar voor
goederen en/of
levensgevaar voor de in die woning aanwezige bewoonster [slachtoffer 1] , in elk geval levensgevaar voor een ander of
anderen en/of
gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor die [slachtoffer 1] , in elk geval gevaar voor
zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen
te duchten was;
2
hij op meerdere tijdstippen op of omstreeks 21 mei 2021 te [plaats 2] , gemeente Meierijstad
(telkens) opzettelijk
brand heeft gesticht door open vuur in aanraking te brengen met (telkens) een onder een caravan gedeponeerde hoeveelheid papier en/of afval,
althans met een brandbare stof
ten gevolge waarvan (telkens) die caravan(s) en/of de onder die caravan(s) aanwezige bestrating geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk
geval brand is ontstaan,
en daarvan gemeen gevaar voor (telkens) die caravan(s) en/of de in die caravan(s) aanwezige inboedel en/of die onder die caravan(s) aanwezige bestrating, in elk geval gemeen gevaar voor
goederen, te duchten was;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij meermalen op of omstreeks 21 mei 2021 te [plaats 2] , gemeente Meierijstad
(telkens) opzettelijk en wederrechtelijk een caravan, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 2] en/of aan [slachtoffer 3] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt (door (telkens) onder die caravan(s) brand te stichten);
3
hij op meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 10 april 2021 tot en met 26 april 2021 te [plaats] , gemeente Meierijstad
(telkens) opzettelijk
een hoeveelheid benzine, in elk geval enig goed,
dat (telkens) geheel of ten dele toebehoorde aan [slachtoffer 4] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,
en welk goed verdachte (telkens) uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking, te weten [beroep] bij [slachtoffer 4] , elk geval (telkens) anders dan door misdrijf onder zich had,
wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Bewijs.

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gevorderd het ten laste gelegde onder 1, 2 primair en 3 wettig en overtuigend bewezen te verklaren. De officier van justitie heeft ten aanzien van het ten laste gelegde onder 2 primair geen levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel aangenomen.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsvrouwe heeft verzocht verdachte vrij te spreken van het ten laste gelegde onder 1, 2 primair en 2 subsidiair op grond van het ontbreken van voldoende wettig en overtuigend bewijs. De raadsvrouwe heeft aangevoerd dat het dossier geen bewijsmiddelen bevat waaruit blijkt dat verdachte betrokken is geweest bij de brandstichtingen. Verdachte is enkel gezien in dezelfde wijk als waar de brandstichtingen hebben plaatsgevonden. Niet is komen vast te staan hoe de branden zijn ontstaan. Verdachte heeft verklaard dat hij zich niets kan herinneren van enige brandstichting.
De raadsvrouwe heeft zich ten aanzien van een bewezenverklaring van het ten laste gelegde onder 3 voor zover dit betreft het tanken op 25 en 26 april 2021 gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Verdachte heeft het ten laste gelegde in zoverre bekend. De raadsvrouwe heeft verzocht verdachte vrij te spreken van het ten laste gelegde voor zover dit betreft het tanken op 10 en 12 april 2021. De raadsvrouwe heeft aangevoerd dat verdachte niet is waargenomen op de beelden van het tankstation op die data, terwijl verdachte daaromtrent geen duidelijke verklaring heeft afgelegd.
Het oordeel van de rechtbank. [1]
Feiten 1 en 2
Aan verdachte is een drietal brandstichtingen ten laste gelegd, te weten twee brandstichtingen op 21 mei 2021 onder caravans aan [adres 3] en [adres 4] te [plaats 2] en een brandstichting op 4 juni 2021 in een tuin aan [adres 2] in dezelfde plaats.
Feit 2
Aangever [slachtoffer 2] heeft verklaard dat hij op 21 mei 2020 (de rechtbank leest: 2021) omstreeks 22.50 uur de deurbel van zijn woning aan [adres 3] te [plaats 2] , gemeente Meierijstad, hoorde, dat hij naar de voordeur liep en zijn buurjongen hoorde zeggen dat er iets onder zijn caravan brandde. [slachtoffer 2] heeft verder verklaard dat hij een vuurtje onder zijn caravan zag, dat hij het vuurtje heeft geblust en dat hij resten van afgebrand karton en papier onder zijn caravan zag liggen. [2]
Getuige [naam 1] heeft verklaard dat hij op 21 mei 2021 tussen 22.45 uur en 22.50 uur vertrok bij zijn ouders wonende op [adres 5] te [plaats 2] , dat hij direct een brandlucht rook, dat hij bij de parkeerplaats een caravan zag staan en dat hij zag dat onder de caravan een hoopje van kranten en papier lag dat in brand stond. [naam 1] heeft verder verklaard dat hij zijn moeder hoorde zeggen dat de caravan van de overbuurman is, dat hij de overbuurman heeft aangesproken en dat de overbuurman is meegelopen naar de caravan en de brand bluste. [3]
Aangever [slachtoffer 3] heeft verklaard dat zijn caravan op de parkeerplaats aan [adres 4] te [plaats 2] stond, dat op 21 mei 2021 omstreeks 23.10 uur zijn buurman [naam 2] op het raam van zijn woning stond te kloppen, dat hij hem hoorde zeggen dat er brand was onder zijn caravan, dat hij direct naar zijn caravan is gelopen, dat hij vuur en rook onder zijn caravan vandaan zag komen, dat de buurman met een bezem verbrand plastic afval onder de caravan vandaan haalde en dat hij emmers water heeft gehaald om het vuur uit te maken. [slachtoffer 3] heeft verder verklaard dat hij zag dat er een man langs kwam lopen en dat hij de man (onder andere) als volgt kan omschrijven: 20 tot 30 jaar oud, 1.90 tot 2.00 meter lang, smal/mager postuur, kalend voorhoofd, droeg een vest met rode accenten en droeg een rugzak op zijn rug. [4] [slachtoffer 3] heeft verklaard dat hij de persoon op de door de politie aan hem getoonde foto herkent als de persoon die hij zag toen hij met buurman [naam 2] bij zijn caravan stond en daarna wegrende. [slachtoffer 3] heeft verklaard dat hij hem herkent aan het postuur en lengte, het rode vlak bij zijn bovenlichaam of kleding, het haar achterover met kalend voorhoofd en de rugzak zoals hij die op de rug droeg. Verbalisant [naam 3] heeft gerelateerd dat hij [slachtoffer 3] een foto toonde met daarop de afbeelding van een persoon en dat de foto een printscreen is afkomstig van een camera van een bewoner aan [adres 3] . [5]
Getuige [naam 2] heeft verklaard dat hij woont aan [adres 4] te [plaats 2] , dat hij op 21 mei 2021 tussen 23.00 uur en 23.15 uur de kliko buiten ging zetten, dat hij plastic rook, dat hij zag dat er brand onder de caravan was, dat hij zag dat een jongen vanuit de brandgang kwam aangelopen en dat hij de jongen (onder andere) als volgt kan omschrijven: 24-25 jaar, blank, lang, slank postuur, bruine rugzak, bruin rode jas. [naam 2] heeft verder verklaard dat hij naar de buurman is gelopen, dat hij samen met de buurman het vuur heeft uitgemaakt, dat hij met de buurman de spullen onder de caravan uit heeft gehaald, dat hij zag dat het een plastic zak met bierblikken en plastic betrof, dat hij dezelfde jongen zag lopen, dat hij hem heeft aangesproken, dat hij hoorde dat de jongen ‘godverdomme’ zei en dat hij zag dat de jongen wegrende. [6] Verdachte heeft verklaard dat hij langs [adres 4] heeft gelopen rond genoemd tijdstip en dat hij daar door iemand is aangesproken met de vraag of hij de caravan in brand heeft gestoken. [7] Getuige [naam 2] heeft verklaard dat hij de persoon op de door de politie aan hem getoonde foto 100% herkent als de persoon die hij twee keer zag bij de parkeerplaats waar de caravan van zijn buurman stond en waarover hij heeft verklaard. [naam 2] heeft verklaard dat hij hem herkent aan het postuur, zijn lengte, de rugzak op de rug en het rode vlak bij de jas aan de voorkant. Verbalisant [naam 3] heeft gerelateerd dat hij [naam 2] een foto toonde met daarop de afbeelding van een persoon en dat de foto een printscreen is afkomstig van een camera van een bewoner aan [adres 3] . [8]
Getuige [naam 4] , wonende aan [adres 6] te [plaats 2] , heeft verklaard dat hij op 22 mei 2021, samen met de politie, de camerabeelden aan de achterzijde van zijn woning heeft bekeken op zijn telefoon en dat hij op de beelden een persoon zag lopen die hij (onder andere) omschrijft als een lange jongen. [naam 4] heeft verder verklaard dat hij de beelden, nadat de politie weg was, heeft bekeken op een groot scherm en dat hij zag dat dezelfde jongen als die achter voorbij kwam, voor zijn huis voorbij liep. [9]
Verbalisant [naam 3] heeft gerelateerd dat hij samen met collega [naam 5] doende was met buurtonderzoek op [adres 3] te [plaats 2] , dat op [adres 6] de hem ambtshalve bekende [naam 4] woont, dat hij aan de achterzijde van de woning een garage heeft waarop een camera staat en dat [naam 4] hemelsbreed binnen 50 meter van de plaats delict op [adres 3] en binnen 100 meter van de plaats delict op [adres 4] woont. [naam 3] heeft verder gerelateerd dat [naam 4] in hun bijzijn de beelden middels zijn mobiele telefoon controleerde, dat zij op het scherm van zijn telefoon een manspersoon aan de achterzijde van zijn woning zagen, komend vanuit de richting van de plaats delict en dat de tijd 22.51 uur aanwees. [naam 3] heeft gerelateerd dat hij [naam 4] een printscreen van het beeld met de persoon erop vorderde waaraan hij voldeed, dat de persoon zichtbaar een rugzak op de rug met zich meedroeg, de bovenkleding is donker met iets roods en de persoon heeft een lang slank postuur. [naam 3] heeft gerelateerd dat hij de printscreen afzonderlijk heeft getoond aan aangever [slachtoffer 3] en getuige [naam 2] . [10] Verdachte heeft verklaard dat hij lijkt op de persoon die op de beelden van de [adres 6] te zien is. [11]
Verbalisant [naam 6] heeft gerelateerd dat hij op 25 mei 2021 om 13.45 uur te [plaats 2] een manspersoon zag fietsen, dat hij zag dat de man een donkerkleurig jack droeg met aan de zijkant een rood vlak en op de mouw een rood vlak en dat hij zag dat de man een lang/tenger postuur had. [naam 6] heeft gerelateerd dat hij zag dat de fietser door een heg fietste en dat hij de indruk had dat de fietser aan een controle probeerde te ontkomen. [naam 6] heeft verder gerelateerd dat hij de fietser om 13.47 uur wederom zag fietsen, dat hij zijn dienstvoertuig voor de fietser plaatste om hem tot stoppen te dwingen, dat hij een identiteitsbewijs vorderde, dat hij zag dat de man opgaf te zijn: [verdachte] , geboren op [geboortedatum] 1999 en dat hij met zijn toestemming enkele fotografische opnamen van [verdachte] nam. [naam 6] heeft gerelateerd dat hij de camerabeelden van het adres [adres 6] te [plaats 2] heeft bekeken, dat hij kan zeggen dat [verdachte] met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid de persoon op de camerabeelden is, dat hij de jas van [verdachte] voor 100% herkent als zijnde de jas die de persoon op de camerabeelden draagt en dat hij de jas herkent aan de rode vlakken en de diverse logo’s aan de voorzijde van de jas. [12]
Verbalisant [naam 7] heeft een rapportage gemaakt met betrekking tot de camerabeelden voorzijde [adres 6] , achterzijde [adres 6] en woonerf [adres 7] ter hoogte van [huisnummer] . [naam 7] heeft gerelateerd dat de persoon op de screenshots van de voorzijde van [adres 6] op 21 mei 2021 om 22.37 uur een jongvolwassene lijkt te zijn, dat het een blanke man is met een smal gezicht, dat hij vrij lang en tenger is, dat hij in de rechterhand een grote bruine papieren tas draagt waarvan duidelijk is dat deze niet leeg is en dat hij een rugzak op zijn rug draagt. [naam 7] heeft gerelateerd dat de persoon om 22.40 uur voor de eerste maal wordt geregistreerd door de camera achterzijde [adres 6] en dat hij ook hier een grote papieren draagtas in zijn rechterhand draagt. [naam 7] heeft gerelateerd dat de persoon om 22.45 uur voor de tweede maal door de camera wordt geregistreerd en dat hij nu niet meer de papieren tas draagt. Om 22.51 uur wordt de persoon voor de derde maal geregistreerd door de camera achterzijde [adres 6] . [naam 7] heeft gerelateerd dat de persoon door de camera woonerf [adres 7] ter hoogte van [huisnummer] wordt geregistreerd om 23.10 uur en dat hij om 23.17 uur in tegengestelde richting weer in beeld komt, nu rennend. [naam 7] heeft in de rapportage een vergelijking gemaakt tussen de screenshots van de genoemde camera’s en de foto’s die van verdachte zijn gemaakt door verbalisant [naam 6] . [13] De rechtbank neemt waar dat de jas die wordt gedragen door de persoon op de screenshots van de genoemde camera’s en die wordt gedragen door verdachte zoals te zien op de foto’s die door verbalisant [naam 6] van verdachte zijn gemaakt, dezelfde jas betreft, zijnde een ‘Red Bull Racing’ jas. [14]
Verbalisant [naam 8] heeft gerelateerd dat een doorzoeking heeft plaatsgevonden van de slaapkamer van verdachte [verdachte] , dat een laptop in beslag is genomen, dat hij de browsergeschiedenis heeft bekeken en dat is gezocht op kliknieuws. [naam 8] heeft gerelateerd dat er op 22 mei 2021 om 06.10 uur vier resultaten staan, tweemaal met de zoekterm “kliknieuws+ [plaats 2] ” en tweemaal “kliknieuws”. [15]
Bewijsoverweging ten aanzien van feit 2
De rechtbank acht gelet op bovengenoemde bewijsmiddelen en hetgeen hierna is overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de twee brandstichtingen op 21 mei 2021 heeft gepleegd zoals ten laste gelegd onder 2 primair. Verdachte was rond de tijdstippen van de brandstichtingen in de buurt van de plaatsen delict. Door de camera’s zijn rond die tijdstippen geen andere personen geregistreerd. Verdachte heeft vlak voor de brandstichting op [adres 3] een bruine papieren tas in zijn hand en zeer kort na de ontdekking van de brand niet meer, terwijl aangever [slachtoffer 2] resten van afgebrand karton en papier onder zijn caravan zag liggen. Ongeveer 15 minuten later wordt op korte afstand van deze brand een tweede brand op [adres 4] ontdekt. Wederom betreft het een caravan en is de brand gestart door brandend materiaal onder de caravan te plaatsen. Getuige [naam 2] heeft verklaard dat hij kort na het ontdekken van de brandstichting op [adres 4] een persoon in de buurt van de plaats delict heeft gezien, dat hij deze persoon nog een keer heeft gezien na het blussen van de brand, dat deze persoon na aanspreken wegrende en dat hij deze persoon herkent als verdachte. Verdachte heeft bevestigd dat hij langs [adres 4] heeft gelopen rond genoemd tijdstip en dat hij daar door iemand is aangesproken met de vraag of hij de caravan in brand heeft gestoken. Verdachte heeft in de vroege ochtend na de brandstichtingen op zijn laptop op kliknieuws gezocht, terwijl hij dat op andere data niet heeft gedaan.
Feit 1
Aangeefster [slachtoffer 1] heeft verklaard dat zij op 4 juni 2021 omstreeks 01.30 uur via de achterdeur van de bijkeuken van haar woning aan de [adres 2] te [plaats 2] , gemeente Meierijstad, naar buiten keek, dat zij haar tuinstoel aan de kopse kant van de tafel in brand zag staan, dat zij direct emmers water is gaan vullen om te blussen, dat zij zag dat ook de tuinstoel het dichtst bij de tuin in brand stond en dat zij ongeveer een half uur bezig is geweest met blussen voordat zij 112 kon bellen. [slachtoffer 1] heeft verklaard dat het hele tuinstel onder haar veranda staat, welke tegen haar woning staat en een houten plafond heeft. [slachtoffer 1] heeft verder verklaard dat de politie zag dat ook haar groene kliko in brand stond, dat zij haar zoon heeft gebeld en dat hij zag dat er een aanmaakblokje bij de tuinslag lag, dat deze was aangestoken, dat de tuinslang was gesmolten en dat de tuinslang onder een afdakje hangt tegen de bijkeuken. [16] [slachtoffer 1] heeft verklaard dat zij op 4 juni 2021 omstreeks 08.15 uur zag dat haar deur onderin aangebrand was, dat de onderkant van de deur was voorzien van een zwarte laag roet, dat de dorpel van de deur was gesmolten, dat het kozijn aan de binnenkant aangebrand was en dat zij daardoor merkte dat de brand aan de deur de woning in was geslagen. [17]
Verbalisanten [naam 9] en [naam 10] hebben gerelateerd dat zij zich op 4 juni 2021 omstreeks 10.30 uur verplaatsten naar [adres 2] te [plaats 2] voor het verrichten van een buurtonderzoek, dat zij in de woning met aangeefster [slachtoffer 1] spraken, dat zij een sterke verbrandingslucht in de woning roken, dat zij zagen dat meerdere goederen in de achtertuin zwaar beschadigd waren en dat zij zagen dat de brandschade zich zowel aan de binnenzijde van de achterdeur bevond als aan de buitenzijde. [naam 9] heeft verder gerelateerd dat zij [slachtoffer 1] hoorde zeggen dat zij laatst een vreemde situatie had meegemaakt met haar voormalige [beroep] , dat zij haar auto in onderhoud had bij [slachtoffer 4] , dat haar voertuig altijd wordt opgehaald en teruggebracht door een [beroep] , dat deze jongen bij haar achter in de straat woont, ergens op [naam 24] , dat de jongen ongeveer 23 jaar is en een smal en lang postuur heeft, dat de jongen op 23 mei 2021 voor de deur stond, dat de jongen aangaf dat hij haar auto niet meer mee zou nemen naar het garagebedrijf omdat hij ontslag gekregen had, dat de jongen aangaf dat hij verliefd op haar is, dat zij hem heeft afgewezen en dat zij het een zeer vreemde situatie vond dat een jongen van 23 jaar de liefde verklaarde aan een vrouw van 79 jaar oud. [naam 9] heeft gerelateerd dat hij [slachtoffer 1] een foto uit het RDW register van [verdachte] toonde en dat hij hoorde en zag dat [slachtoffer 1] direct en volmondig bevestigde dat dat inderdaad haar voormalige [beroep] betrof. [18]
Verbalisant [naam 11] heeft gerelateerd dat hij op 5 juni 2021 om 15.03 uur op het adres [adres 2] te [plaats 2] was, dat hij zag dat er stukken van een aanmaakblokje op de grond lagen achter en tussen de tuinslang aan de achterzijde van de woning onder een afdakje tegen de achtergevel, dat het aanmaakblokje voornamelijk wit van kleur was en dat er ook brandplekken op de stukken van het aanmaakblokje te zien waren. [naam 11] heeft gerelateerd dat hij de drie grootste stukken van het aanmaakblokje in beslag nam en dat hij tijdens het veiligstellen een penetrante lucht rook gelijkend op de lucht van wasbenzine. [naam 11] heeft verder gerelateerd dat hij op 6 juni 2021 omstreeks 15.45 uur hoorde dat er een aanmaakblokje was aangetroffen in een tas in de auto van verdachte [verdachte] , dat hij zag dat er een foto van dit aanmaakblokje was toegevoegd aan het proces-verbaal van bevindingen en dat hij zag dat het aanmaakblokje op de foto wit van kleur was en gelijkenissen toonde met de stukken van het aanmaakblokje dat hij in beslag nam. [19]
Verbalisanten [naam 12] en [naam 13] hebben gerelateerd dat zij op 6 juni 2021 om 10.15 uur zijn begonnen aan de doorzoeking van het voertuig van verdachte [verdachte] en dat zij bij het openen van het voertuig een sterk penetrante chemische lucht roken. [naam 12] heeft gerelateerd dat zij de achterklep opende, dat zij zag dat er vijf flessen wasbenzine in de achterbak lagen, waarvan drie lege flessen en twee volle flessen, dat zij zag dat voor de bijrijdersstoel een zwarte tas met opdruk ‘Basic Fit’ lag, dat zij in de tas keek, dat zij zag dat onderin de tas witte kleine brokjes/kruimeltjes zaten, dat zij in het zijvakje van de tas keek, dat zij zag dat hier een wit blokje inzat die zij herkende als een aanmaakblokje, dat zij ook om de tas een sterke lucht rook die zij herkende als de geur van aanmaakblokjes, dat dit een sterke penetrante chemische lucht is en dat dit de lucht is waar het gehele voertuig naar rook. [20]
Verbalisant [naam 14] heeft gerelateerd dat zij de camerabeelden heeft uitgekeken overhandigd door de bewoners van [adres 8] te [plaats 2] , dat zij zag dat de camerabeelden afkomstig waren van een zogenoemde “Ring” deurbel en dat zij van de eigenaar vernam dat de datum en tijdsweergave op de camerabeelden overeenkwamen met de daadwerkelijke atoomtijd. [naam 14] heeft gerelateerd dat zij zag dat op 4 juni 2021 om 01.39 uur een persoon links in beeld komt, dat zij zag dat de persoon om 01.40 uur rechtsboven in beeld, tussen de geparkeerde auto’s uit beeld verdween, dat zij zag dat de persoon onvast ter been was, dat zij de persoon (onder andere) als volgt kan omschrijven: man, blanke huidskleur, ca 20 tot 25 jaar oud, lang slank iets wat slungelig postuur, rugzak op zijn rug en dat zij de persoon herkende als verdachte [verdachte] . [naam 14] heeft verder gerelateerd dat de route welke verdachte aflegt hemelsbreed in de richting van de [adres 2] is. [21]
Verbalisant [naam 15] heeft gerelateerd dat hij bekeek op welk tijdstip de melding binnen kwam bij de meldkamer en dat hij uit de vastlegging opmaakt dat de brand om 02.07 uur werd gemeld. [naam 15] heeft verder gerelateerd dat hij via Google Maps zag dat de afstand tussen [adres 2] en [adres 8] te [plaats 2] , als er via de [naam 16] wordt gelopen, 200 meter betrof en dat dit binnen 2 minuten kan worden bewandeld. [22]
De kleindochter van aangeefster, getuige [naam 17] [naam 18] , heeft verklaard dat zij en haar broer op 21 maart 2021 een man hebben gezien in de achtertuin van aangeefster en dat zij deze man herkent op een foto van het garagebedrijf waar de auto van aangeefster in onderhoud was. [23] Verbalisant [naam 14] heeft gerelateerd dat zij de foto’s, waarover getuige [naam 17] [naam 18] heeft verklaard, zag staan op de Facebook pagina van [slachtoffer 4] , dat de persoon in het midden van de foto’s verdachte [verdachte] was en dat zij hem herkende omdat zij eerder al twee keer een verhoor bij hem had afgenomen. [24]
De schoondochter van aangeefster, getuige [naam 19] , heeft verklaard dat zij twee of drie weken na 21 maart 2021 ook een man in de achtertuin van aangeefster zag staan, dat zij en haar man hier met de kinderen over gingen praten en dat de kinderen aangaven dat het dezelfde man kon zijn die zij op 21 maart 2021 hadden gezien, omdat de signalementen overeenkwamen. [25]
Verbalisant [naam 8] heeft gerelateerd dat een doorzoeking heeft plaatsgevonden van de slaapkamer van verdachte [verdachte] , dat een laptop in beslag is genomen, dat hij de browsergeschiedenis heeft bekeken en dat is gezocht op kliknieuws. [naam 8] heeft gerelateerd dat er op 4 juni 2021 te 08.12 uur drie resultaten staan, tweemaal met de zoekterm “kliknieuws+ [plaats 2] ” en eenmaal “kliknieuws”. [26]
Bewijsoverweging feit 1
De rechtbank acht gelet op bovengenoemde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang bezien met de bewijsmiddelen en overwegingen zoals hiervoor opgenomen ten aanzien van feit 2 primair, alsmede gelet op hetgeen hierna is overwogen, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte ook de brandstichting op 4 juni 2021 heeft gepleegd. Verdachte was rond het tijdstip van de brandstichting in de buurt van de plaats delict. Door de camera zijn rond dat tijdstip geen andere personen geregistreerd. Op de plaats delict is een aanmaakblokje gevonden dat rook naar wasbenzine. In de tas van verdachte is een soortgelijk aanmaakblokje aangetroffen, terwijl dat geen gebruikelijk voorwerp is om in een tas te vervoeren. Voorts zijn in de auto van verdachte zowel volle als lege flessen wasbenzine aangetroffen.
Verdachte kende aangeefster ook: de auto van aangeefster was in onderhoud bij de garage waar verdachte werkzaam was en verdachte was degene die de auto bij de halfjaarlijkse onderhoudsbeurten ophaalde en weer retour bracht. Verdachte heeft kennelijk een ongewone belangstelling voor aangeefster opgevat: verdachte heeft 11 dagen voor deze brandstichting dronken aan haar deur gestaan en heeft haar de liefde verklaard. De kleinkinderen van aangeefster hebben op 21 maart 2021 een man in de achtertuin zien staan, die later door de kleindochter is herkend als verdachte. Ook twee of drie weken later heeft een man, die voldoet aan het signalement van verdachte, volgens de schoondochter van aangeefster in de achtertuin gestaan.
Verdachte heeft in de ochtend na de brandstichting op zijn laptop op kliknieuws gezocht. Verdachte had slechts éénmaal eerder naar kliknieuws gezocht en dat was de dag nadat hij brand heeft gesticht onder de twee caravans, zoals ten laste gelegd onder 2.
De rechtbank acht in tegenstelling tot de officier van justitie wel wettig en overtuigend bewezen dat door de brandstichting levensgevaar voor de in de woning aanwezige bewoonster [slachtoffer 1] te duchten was. De brand is gesticht in de nacht om 01.30 uur, een tijdstip dat mensen doorgaans liggen te slapen. Uit de verklaring van [slachtoffer 1] en de bevindingen van verbalisanten [naam 9] en [naam 10] volgt dat de brandschade zich zowel aan de binnenzijde van de achterdeur bevond als aan de buitenzijde. Aangeefster is een vrouw op leeftijd en woont alleen. Dat dit gevaar zich niet heeft gerealiseerd is te danken aan de bewoonster die gelukkig nog wakker was en de brand tijdig heeft ontdekt en geblust.
Feit 3
Aangever [naam 20] heeft verklaard dat hij mede-eigenaar is van [slachtoffer 4] en dat hij aangifte wil doen van ongeoorloofd tanken met de tankpas van de zaak. [naam 20] heeft verklaard dat hij twee facturen ontving van [naam 21] , dat hij deze controleerde, dat hij zag dat er tankmomenten op stonden die hij niet goed kon plaatsen, te weten op zaterdag 10 april om 13.55 uur, op maandag 12 april om 07.07 uur, op zondag 25 april om 14.28 uur en op maandag 26 april om 07.09 uur, dat hij contact heeft opgenomen met [naam 21] , dat hij te horen kreeg dat er een keer is getankt met een donkergrijze Audi A3 met een kenteken dat eindigt op [nummer] en dat hij dacht aan monteur [verdachte] , rijdend in een grijze Audi A3 voorzien van het [kenteken] . [naam 20] heeft verder verklaard dat [verdachte] de tankpas weet te liggen, dat hij ook bij de tankpas kan en dat hij beschikt over de code omdat hij op zaterdagen leen- en verkoopauto’s van het bedrijf tankt. [27] Als bijlagen bij de aangifte zijn de facturen van [naam 21] gevoegd en daarop is het station [naam 22] vermeld. [28]
Verbalisant [naam 23] heeft gerelateerd dat hij de gevorderde camerabeelden van het tankstation [naam 22] gevestigd te [plaats] bekeek. [naam 23] heeft gerelateerd dat zij op 26 april 2021 om 07.09 uur het voertuig Audi A3 met het [kenteken] zag stoppen bij de tankautomaat, dat zij zag dat de persoon eerst de auto tankte en daarna een jerrycan, dat hij betaalde middels de betaalautomaat naast de pomp, dat zij de persoon (onder andere) als volgt kan beschrijven: jongen, slank postuur, lengte tussen 1.90 en 2.00 meter, ‘Redbull’ jack met rode vlakken. [naam 23] heeft gerelateerd dat zij op het beeldfragment van 25 april 2021 omstreeks 14.28 uur het voertuig [kenteken] zag stoppen bij de tankautomaat, dat zij zag dat de persoon betaalde middels de betaalautomaat naast de pomp en vervolgens zijn auto tankte en dat zij zag dat dit dezelfde persoon was als op de camerabeelden van 26 april 2021. [naam 23] heeft verder gerelateerd dat zij in het politiesysteem zag dat het voertuig [kenteken] op naam staat van [verdachte] , geboren op [geboortedatum] 1999. [29]
Verbalisant [naam 6] heeft gerelateerd dat hij het verzoek kreeg om enkele beeldfragmenten te bekijken naar aanleiding van het tanken met een verduisterde tankpas bij het tankstation [naam 22] gevestigd te [plaats] . [naam 6] heeft gerelateerd dat hij de persoon op de beeldfragmenten van 25 april 2021 en 26 april 2021 voor 100% herkent als de hem ambtshalve bekende [verdachte] en dat hij hem herkende aan zijn gelaat, zijn postuur en zijn kleding. [30]
Op de beeldfragmenten aangeleverd van 10 en 12 april 2021 zijn andere auto’s dan de auto van verdachte en andere personen dan verdachte waargenomen. Uit het dossier volgt dat mogelijk de verkeerde beelden zijn aangeleverd en dat de (juiste) beelden niet meer beschikbaar zijn.
Verdachte heeft verklaard dat hij een auto, Audi A3 [kenteken] , heeft. Verdachte heeft verklaard dat hij bij [slachtoffer 4] werkte, dat hij wel eens auto’s moest tanken, dat hij dit deed met een tankpasje, dat hij het pasje uit de lade van het kantoor haalde, dat hij de code wist, dat hij 3 keer heeft getankt bij [naam 22] in [plaats] , dat hij denkt dat hij op zaterdag 10 april, maandag 12 april en 25 april heeft getankt en dat hij het ook geweest kan zijn op maandag 26 april om 7 uur ’s morgens. [31]
Bewijsoverweging feit 3
De rechtbank acht gelet op bovengenoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op alle vier data ongeoorloofd heeft getankt met de tankpas van zijn toenmalige werkgever [slachtoffer 4] .
De rechtbank zal bewezen verklaren dat verdachte enig goed, namelijk een tankpas, zich wederrechtelijk heeft toegeëigend, immers was zijn werkgever [slachtoffer 4] geen eigenaar van de benzine noch heeft verdachte op enig moment zich wederrechtelijk benzine toegeëigend.
De rechtbank verwerpt de verweren van de raadsvrouwe.

De bewezenverklaring.

De rechtbank acht, op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de bewijsmiddelen, wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte
T.a.v. feit 1:
op 4 juni 2021 te [plaats 2] , gemeente Meierijstad, opzettelijk brand heeft gesticht in de tuin van de woning [adres 2] door open vuur in aanraking te brengen met aanmaakblokjes en/of met benzine, gedeponeerd op/bij een tuinslang en tuinmeubilair en een kliko, ten gevolge waarvan die tuinslang en tuinmeubilair en kliko en een deur van die woning geheel of gedeeltelijk zijn verbrand, en daarvan gemeen gevaar voor die woning en de daarin aanwezige inboedel en levensgevaar voor de in die woning aanwezige bewoonster [slachtoffer 1] te duchten was;
T.a.v. feit 2 primair:
op meerdere tijdstippen op 21 mei 2021 te [plaats 2] , gemeente Meierijstad, telkens opzettelijk
brand heeft gesticht door open vuur in aanraking te brengen met telkens een onder een caravan gedeponeerde hoeveelheid papier of afval, ten gevolge waarvan telkens brand is ontstaan, en daarvan gemeen gevaar voor die caravans en de in die caravans aanwezige inboedel te duchten was;
T.a.v. feit 3:
op meerdere tijdstippen in de periode van 10 april 2021 tot en met 26 april 2021 te [plaats] , gemeente Meierijstad, telkens opzettelijk enig goed, dat telkens toebehoorde aan [slachtoffer 4] , welk goed verdachte telkens uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking, te weten [beroep] bij [slachtoffer 4] , onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend.
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en/of maatregel.

De eis van de officier van justitie.

De officier van justitie heeft gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 21 maanden met aftrek van voorarrest waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren en de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden, met uitzondering van het locatieverbod voor [slachtoffer 4] . De officier van justitie heeft gevorderd wel een locatieverbod op te leggen voor de straat waar het slachtoffer [slachtoffer 1] woont, te weten [adres 2] te [plaats 2] . De officier van justitie heeft de dadelijke uitvoerbaarheid van de voorwaarden en het toezicht gevorderd.
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] geheel toe te wijzen, vermeerderd met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.He
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.

Het standpunt van de verdediging.

De raadsvrouwe heeft verzocht bij de strafoplegging rekening te houden met de omstandigheden dat verdachte first offender is en zijn volledige medewerking heeft verleend aan het onderzoek. De raadsvrouwe heeft verder verzocht rekening te houden met het omtrent verdachte opgemaakte psychologische rapport inhoudende dat het denkbaar is dat de brandstichtingen niet geheel aan verdachte zijn toe te rekenen; de raadsvrouwe stelt zich op het standpunt dat verdachte voor de feiten 1 en 2 verminderd toerekeningsvatbaar dient te worden verklaard. De raadsvrouwe heeft verzocht aan verdachte geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, althans niet voor een langere duur dan de tijd die verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, maar hoogstens een beperkte voorwaardelijke gevangenisstraf met de door de reclassering geadviseerde voorwaarden met uitzondering van het locatieverbod voor [slachtoffer 4] . Verdachte heeft zich bereid verklaard tot naleving van die voorwaarden.
De raadsvrouwe heeft primair verzocht de vordering van de benadeelde partij niet ontvankelijk te verklaren gelet op de door haar bepleite vrijspraak. Subsidiair heeft de raadsvrouwe verzocht de vordering voor wat betreft de immateriële schade, de schutting, de beveiligingscamera en de lamp af te wijzen, omdat het rechtstreeks verband met het ten laste gelegde ontbreekt. De raadsvrouwe heeft ten aanzien van de gevorderde immateriële schade aangevoerd dat de benadeelde partij niet naar de huisarts is gegaan en de klachten zijn ook niet of nauwelijks onderbouwd met verifieerbare verklaringen van derden. Meer subsidiair heeft de raadsvrouwe verzocht het gevorderde bedrag voor de schutting, de beveiligingscamera en de lamp te matigen door toewijzing van de kosten van één van die beveiligingsmaatregelen.

Het oordeel van de rechtbank.

Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan drie brandstichtingen waarbij telkens gemeen gevaar voor goederen bestond en bij één van die brandstichtingen ook levensgevaar voor personen. Dergelijke delicten leiden tot een toename van gevoelens van angst en onveiligheid onder burgers. De brandstichtingen hebben onrust veroorzaakt in de wijk [naam 24] in [plaats 2] . In deze wijk waren al eerder branden gesticht en vervolgens is er in korte tijd bij twee caravans brand gesticht en daarna zelfs bij een woning.
Verdachte heeft door zijn gedragingen niet alleen materiële schade veroorzaakt, maar ook een gevaar voor een ander in het leven geroepen. De rechtbank neemt het verdachte kwalijk dat hij zich niets heeft aangetrokken van de belangen van de slachtoffers. Uit de toelichting op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] , een mevrouw van 79 jaar, en uit de ter terechtzitting gegeven toelichting van haar zoon, volgt dat de brandstichting grote indruk op haar heeft gemaakt en dat zij zich niet meer veilig voelt in haar eigen woning.
De rechtbank houdt er rekening mee dat als de brand niet tijdig door mevrouw [slachtoffer 1] was ontdekt, de gevolgen vele malen ernstiger zouden zijn geweest. Er waren immers meerdere brandhaarden onder de houten overkapping aan de woning en bij de houten achterdeur. Als de brand niet bij toeval was ontdekt door aangeefster, hadden deze brandhaarden zich kunnen ontwikkelen tot een ernstige woningbrand. Een woningbrand kan, zeker midden in de nacht wanneer iedereen slaapt, leiden tot letsel (bijvoorbeeld door hevige rookontwikkeling) of zelfs de dood.
De rechtbank houdt in strafverzwarende zin rekening met de omstandigheid dat verdachte tijdens het plegen van de brandstichtingen onder invloed van alcohol verkeerde, waarvan hij de negatieve werking op zijn gedrag kende.
Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan verduistering in dienstbetrekking. Uit verdachtes handelen spreekt minachting voor andermans eigendom.
De rechtbank houdt in strafmatigende zin rekening met de jonge leeftijd van verdachte en de omstandigheid dat hij gemotiveerd is om zich te laten behandelen voor zijn persoonlijkheidsproblematiek en alcoholverslaving. Ook houdt de rechtbank rekening met de omstandigheid dat verdachte naar aanleiding van de verduistering in dienstbetrekking is ontslagen door zijn werkgever.
De rechtbank houdt bij de strafoplegging rekening met het omtrent verdachte door [naam 25] , GZ- en kinder- en jeugdpsycholoog, opgemaakte psychologische rapport d.d. 23 augustus 2021. Dit rapport houdt onder meer het volgende in. Er is bij betrokkene sprake van psychische stoornissen in de vorm van een
aandachtsdeficiëntie-/hyperactiviteitsstoornis (ernst onbekend), een
autismespectrumstoornis (niveau 1) en een ernstige stoornis in alcoholgebruik (in vroege
gedwongen remissie in een gereguleerde omgeving). De persoonlijkheidsontwikkeling is
bedreigd, waarbij reeds borderline trekken in de persoonlijkheid zichtbaar zijn. De genoemde stoornissen waren aanwezig ten tijde van het ten laste gelegde.
Wat betreft de verduistering kan gezegd worden dat er sprake is van gericht,
weloverwogen gedrag. Hij kan geacht worden om het ontoelaatbare van zijn gedrag en de consequenties ervan in te zien, andere gedragskeuzes te maken en conform te handelen. Er wordt derhalve geadviseerd om betrokkene dit ten laste gelegde feit volledig toe te rekenen, indien het ten laste gelegde feit bewezen kan worden verklaard.
Omdat betrokkene zegt niets (meer) te weten van brandstichtingen is er geen advies mogelijk over de mate van toerekening. Wel kan een en ander gezegd worden over de mogelijke doorwerking van de problematiek in het ten laste gelegde (indien bewezen). Er kan gezegd worden dat betrokkene al lange tijd met veel internaliserende negatieve gevoelens (somberheid, eenzaamheid, boosheid) kampte, waarbij hij geneigd is om alles op te kroppen. Hij gaat met deze gevoelens om door het drinken van grote hoeveelheden alcohol, en niet te stoppen met drinken totdat hij zeer dronken is, waarna hij niet voor zichzelf in staat. Mogelijk ervoer hij ten tijde van de ten laste gelegde brandstichtingen veel stress, spanning, verdriet en/of boosheid, die hij in dronken toestand heeft geuit door de branden te stichten, waarbij de alcohol een sterk ontremmende werking had. Het is derhalve denkbaar dat de ten laste gelegde brandstichtingen, indien bewezen, hem niet geheel toe te rekenen zijn.
Omdat een eerder ambulant traject onsuccesvol is gebleken om de ernstige en hardnekkige alcoholverslaving te behandelen, wordt een klinische (start van het) behandeltraject, bijvoorbeeld in een FPA, noodzakelijk geacht om blijvend effect te sorteren. Na het klinisch traject, kan de behandeling bij een forensische polikliniek worden voortgezet. De reclassering dient erop toe te zien dat hij niet terugvalt in alcoholgebruik. Een alcoholverbod als bijzondere voorwaarde dient daarom overwogen te worden. Nader diagnostisch onderzoek tijdens het klinische traject is aangewezen om de psychotische en depressieve/suïcidale klachten, waarmee betrokkene zegt te kampen, verder te onderzoeken. Na het klinische behandeltraject wordt het zeer wenselijk geacht dat betrokkene in een begeleide woonvorm gaat wonen, en niet terugkeert naar zijn moeder. Begeleiding vanuit het beschermd wonen kan zich richten op het vinden van werk, en het regelen van praktische, huishoudelijke en financiële zaken. Psycho-educatie kan betrokkene meer inzicht geven in zijn autismespectrumstoornis, ADHD en zijn persoonlijkheid, en de problemen die hij hierdoor ervaart. Psychotherapie (gesprekstherapie) is aangewezen om negatieve gevoelens bespreekbaar te maken, om te voorkomen dat deze zich bij hem opkroppen en psychische klachten zoals depressie en/of somatische klachten veroorzaken. Geadviseerd wordt om de bovengenoemde interventies te realiseren bij een forensische polikliniek. Het is van belang dat betrokkene na het klinisch behandeltraject weer aan het werk gaat of een opleiding gaat volgen, zodat hij weer een inkomen en een daginvulling heeft.
De rechtbank houdt bij de strafoplegging ook rekening met het omtrent verdachte door Novadic-Kentron opgemaakte reclasseringsrapport d.d. 30 november 2021. De reclassering conformeert zich aan het rapport van de psycholoog en adviseert oplegging van een (deels) voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden, te weten een meldplicht bij SVG Tactus te Zutphen, een opname in zorginstelling FPA [zorginstelling] een ambulante behandeling door een forensische polikliniek, begeleid wonen of maatschappelijke opvang, een alcoholverbod, een locatieverbod voor [slachtoffer 4] en medewerking verlenen aan het zoeken van werk of een opleiding. De reclassering schat het recidiverisico en het gevaarsrisico hoog in, indien betrokkene schuldig wordt bevonden aan de tenlasteleggingen. Het recidiverisico blijft aanwezig, indien betrokkene niet intensief behandeld wordt voor zijn psychische- en alcoholproblematiek.
De rechtbank is van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf voor de duur van 19 maanden. De tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht zal daarop in mindering worden gebracht. De rechtbank zal de straf voor een groot gedeelte, te weten 12 maanden, voorwaardelijk opleggen om verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. Aan deze voorwaardelijke straf zullen de door de reclassering geadviseerde en hierna te noemen bijzondere voorwaarden worden gekoppeld, met uitzondering van een locatieverbod voor [slachtoffer 4] en medewerking verlenen aan het zoeken van werk of een opleiding. Een locatieverbod voor [slachtoffer 4] is naar het oordeel van de rechtbank gelet op de aard van het bewezen verklaarde niet aan de orde en het verlenen van medewerking aan het zoeken van werk of een opleiding valt onder het algemene reclasseringstoezicht zodat dit niet apart hoeft te worden vermeld. De rechtbank zal gelet op de toelichting op de vordering van de benadeelde partij van [slachtoffer 1] wel een locatieverbod opleggen voor de straat waar de benadeelde woont, te weten [adres 2] te [plaats 2] .
Omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de veroordeelde wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, gezien het risico op recidive zolang verdachte nog geen behandeling ondergaat voor zijn psychische- en alcoholproblematiek, zal de rechtbank, gelet op artikel 14e Wetboek van Strafrecht, bepalen dat de gestelde voorwaarden en het uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.
De rechtbank zal de opheffing van het tegen verdachte verleende bevel tot voorlopige hechtenis bevelen met ingang van het tijdstip waarop de duur daarvan gelijk wordt aan de duur van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde vrijheidsstraf.
De rechtbank zal een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf. De rechtbank is van oordeel dat de straf die de rechtbank zal opleggen de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt en heeft daarbij in aanmerking genomen het belang dat verdachte, een jongeman met een blanco strafblad, snel kan gaan werken aan zijn problematiek.

De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] .

De rechtbank acht de vordering gedeeltelijk toewijsbaar, te weten tot een bedrag van
€ 1.201,67. De rechtbank zal, als rechtstreeks door het bewezen verklaarde feit toegebrachte schade, toewijzen de gevorderde bedragen voor tuinstoelen (€ 20,00), Pastoe Cees Braakman tafel (€ 431,67) en immateriële schade (€ 750,00). Naar het oordeel van de rechtbank zijn die posten voldoende onderbouwd. De rechtbank zal het toe te wijzen bedrag vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering voor wat betreft de posten schutting, beveiligingscamera incl. adapteren beugel, lamp en montagemateriaal en toebehoren. Naar het oordeel van de rechtbank is in zoverre geen sprake van rechtstreeks door het bewezen verklaarde feit toegebrachte schade. Volgens jurisprudentie van de Hoge Raad komen algemene beveiligingsmaatregelen in beginsel niet voor vergoeding in aanmerking. De in de vordering van de benadeelde partij vermelde uitspraak waarbij wel sprake was van een vergoeding voor dergelijke beveiligingsmaatregelen is naar het oordeel van de rechtbank niet vergelijkbaar, omdat die zaak een belaging betrof waarbij herhaaldelijk en stelselmatig inbreuk was gemaakt op iemands privacy en daardoor een ernstige vrees voor herhaling speelde. De benadeelde partij kan de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijk rechter aanbrengen.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil. Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot de dag der algehele voldoening.
Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
14a, 14b, 14c, 36f, 57, 157, 321, 322 Wetboek van Strafrecht.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:
Verklaart het ten laste gelegde onder 1, 2 primair en 3 bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
T.a.v. feit 1:
opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is en
opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan levensgevaar voor een ander te duchten is
T.a.v. feit 2 primair:
opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is, meermalen gepleegd
T.a.v. feit 3:
verduistering gepleegd door hem die het goed uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking onder zich heeft
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straf en maatregel.
T.a.v. feit 1, feit 2 primair, feit 3:
Een
gevangenisstrafvoor de duur van
19 maandenmet aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht waarvan
12 maanden voorwaardelijken een proeftijd van 3 jaren.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
En stelt als bijzondere voorwaarden:
- dat veroordeelde zich binnen 3 werkdagen na het ingaan van de proeftijd meldt bij [reclassering] of soortelijke reclasseringsorganisatie bij mogelijke overbruggingszorg. Veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt.
- dat veroordeelde zich laat opnemen in FPA [zorginstelling] of een soortgelijke zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De opname duurt een jaar of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang
gewenst vindt, werkt veroordeelde mee aan de indicatiestelling en plaatsing.
- dat veroordeelde zich laat behandelen door een forensische polikliniek of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start aansluitend aan de klinische behandeling. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling.
- dat veroordeelde verblijft in een instelling voor beschermd wonen, te bepalen door de reclassering. Het verblijf start direct aansluitend aan de klinische behandeling. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld.
- dat veroordeelde gedurende de proeftijd geen alcohol gebruikt en meewerkt aan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) om dit alcoholverbod te controleren. De reclassering bepaalt met welke controlemiddelen en hoe vaak veroordeelde wordt gecontroleerd.
- dat veroordeelde zich gedurende de proeftijd niet bevindt in de straat [adres 2] , te [plaats 2] , tenzij deze aanwezigheid plaatsvindt met uitdrukkelijke schriftelijke toestemming van de reclassering en daarbij de aanwijzingen van de reclassering worden opgevolgd, zolang de reclassering dit locatieverbod noodzakelijk acht.
Geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit nodig acht, daaronder begrepen.
Omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de veroordeelde wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, beveelt de rechter, gelet op artikel 14e Wetboek van Strafrecht dat de gestelde voorwaarden en het uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.
Omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de veroordeelde wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, beveelt de rechter, gelet op artikel 14e Wetboek van Strafrecht dat de gestelde voorwaarden en het uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.
Heft op het tegen verdachte verleende bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van het tijdstip waarop de duur daarvan gelijk wordt aan de duur van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde vrijheidsstraf.
T.a.v. feit 1:
Legt aan de verdachte op de
verplichting tot betalingaan de Staat ten behoeve van
[slachtoffer 1], van een bedrag van
€ 1.201,67. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast van maximaal 22 dagen. De toepassing van deze gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Voormeld bedrag bestaat uit € 451,67 materiële schade en € 750,00 immateriële schade.
Het toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 04 juni 2021 tot aan de dag der algehele voldoening.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] :
Wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij gedeeltelijk toe en veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij, [slachtoffer 1] , van een bedrag van € 1.201,67, bestaande uit € 451,67 materiële schade en € 750,00 euro immateriële schade.
Het toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 04 juni 2021 tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot heden begroot op nihil, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
Bepaalt dat de benadeelde partij in de vordering voor het overige niet ontvankelijk is en de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijk rechter kan aanbrengen.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voorzover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.J.A. Donkersloot, voorzitter,
mr. C.M. Zandbergen en mr. S.F. Dijkman, leden,
in tegenwoordigheid van mr. H. Wildeman, griffier,
en is uitgesproken op 20 december 2021.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld een proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren opgenomen in het einddossier van de politie Oost-Brabant, Districtrecherche ’s-Hertogenbosch, Onderzoek [naam 26] , Onderzoeksnummer OB1R021061, aantal doorgenummerd bladzijden: 398. Waar wordt verwezen naar bijlagen betreffen dit de bijlagen opgenomen in genoemd einddossier.
2.Aangifte [slachtoffer 2] , dossierpagina 219
3.Verklaring getuige [naam 1] , dossierpagina 233
4.Aangifte [slachtoffer 3] , dossierpagina 226-227
5.Verklaring [slachtoffer 3] , dossierpagina 241
6.Verklaring getuige [naam 2] , dossierpagina 237
7.Verklaring verdachte, dossierpagina 106
8.Verklaring getuige [naam 2] , dossierpagina 239
9.Verklaring getuige [naam 4] , dossierpagina 231
10.Proces-verbaal van bevindingen, dossierpagina 242-243
11.Verklaring verdachte, dossierpagina 106
12.Proces-verbaal van bevindingen, dossierpagina 246-247
13.Rapportage screenshots camera’s en foto’s, dossierpagina 266-280
14.Waarneming rechtbank
15.Proces-verbaal van bevindingen, dossierpagina 57-58
16.Aangifte [slachtoffer 1] , dossierpagina 287-288
17.Verklaring aangeefster [slachtoffer 1] , dossierpagina 301
18.Proces-verbaal van bevindingen, dossierpagina 306-307
19.Proces-verbaal van bevindingen, dossierpagina 333-334
20.Proces-verbaal van bevindingen, dossierpagina 44
21.Proces-verbaal van bevindingen, dossierpagina 342-344
22.Proces-verbaal van bevindingen, dossierpagina 345
23.Verklaring getuige [naam 18] , dossierpagina 349-350
24.Proces-verbaal van bevindingen, dossierpagina 339-340
25.Verklaring getuige [naam 19] , dossierpagina 354-355
26.Proces-verbaal van bevindingen, dossierpagina 57
27.Aangifte [naam 20] , dossierpagina 357-358
28.Bijlagen bij aangifte [naam 20] , dossierpagina 360 en 362-364
29.Proces-verbaal van bevindingen, dossierpagina 367
30.Proces-verbaal van bevindingen, dossierpagina 372
31.Verklaring verdachte, dossierpagina 101-103