ECLI:NL:RBOBR:2021:6581

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
17 december 2021
Publicatiedatum
20 december 2021
Zaaknummer
C/01/375990 KG ZA 21-639
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uitleg van een beschikking inzake beslaglegging in een kort geding tussen man en vrouw

In deze zaak, die zich afspeelt in het kader van een kort geding, zijn partijen, aangeduid als de man en de vrouw, in geschil over de uitleg van een beschikking die heeft geleid tot beslaglegging door de vrouw ten laste van de man. De man heeft de vrouw in kort geding gedagvaard met als doel de opheffing van de beslagen en een proceskostenveroordeling. Na de mondelinge behandeling hebben partijen in onderling overleg de beslagen opgeheven, maar de man heeft zijn vordering tot proceskostenveroordeling gehandhaafd.

De voorzieningenrechter heeft de beschikking van de vrouw uitgelegd en geconcludeerd dat de vrouw niet onterecht beslag heeft gelegd. De rechter heeft daarbij de relevante juridische bepalingen in het familierecht in overweging genomen, met name de artikelen 289, 237 en 362 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. De voorzieningenrechter heeft ook verwezen naar een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch, waarin wordt benadrukt dat in familierechtelijke geschillen in beginsel proceskosten worden gecompenseerd, tenzij er sprake is van buitengewone omstandigheden.

In deze zaak is vastgesteld dat de man de alimentatiebetalingen niet conform de eerdere beschikkingen heeft voldaan, wat heeft geleid tot de beslaglegging door de vrouw. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de man niet heeft aangetoond dat er sprake is van misbruik van procesrecht of onrechtmatige daad, en heeft daarom besloten tot compensatie van de proceskosten, waarbij iedere partij zijn eigen kosten draagt. Het vonnis is uitgesproken op 17 december 2021 door mr. E. Loesberg.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Civiel Recht
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
zaaknummer / rolnummer: C/01/375990 / KG ZA 21-639
Vonnis in kort geding van 17 december 2021
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats] ,
eiser,
advocaat mr. drs. J.F.M. van Weegberg te 's-Gravenhage,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde,
advocaat mr. P.A.M. Verkuijlen te Sint-Oedenrode.
Partijen zullen hierna de man en de vrouw genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop blijkt uit:
  • de dagvaarding van 8 november 2021 met 20 producties;
  • het e-mailbericht van mr. Verkuijlen met 6 producties;
  • de brief van 16 november 2021 van mr. Van Weegberg met aanvullende stukken;
  • de mondelinge behandeling van 24 november 2021 die via een Skype-verbinding heeft plaatsgevonden.
1.2.
Tijdens de mondelinge behandeling is besloten om de zaak voor twee weken aan te houden om partijen in de gelegen te stellen om de zaak in der minne te regelen. Bij brief van 2 december 2021 heeft mr. Verkuijlen namens de vrouw bericht dat de gelegde beslagen waarop het kort geding betrekking heeft, zijn opgeheven. Ook heeft mr. Verkuijlen aanvullende stukken toegezonden.
1.3.
Bij brief van 7 december 2021 heeft mr. Van Weegberg de vorderingen 1 tot en met 6 die in de kort gedingdagvaarding zijn opgenomen ingetrokken, maar de man persisteert bij zijn vordering om de vrouw te veroordelen in de proceskosten. Mr. Verkuijlen heeft daarop bij brief van 13 december 2021 gereageerd.
1.4.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Het geschil

2.1.
De man vordert de vrouw te veroordelen in de daadwerkelijk gemaakte proceskosten.
2.2.
De vrouw voert verweer.
2.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

3.De beoordeling

3.1.
In dit kort geding was onderwerp van geschil een aantal door de vrouw gelegde beslagen ten laste van de man. Inmiddels zijn de beslagen na overleg tussen partijen opgeheven, maar de man handhaaft zijn vordering om de vrouw te veroordelen in de – daadwerkelijk – gemaakte proceskosten.
3.2.
In familierechtelijke geschillen wordt in beginsel op grond van het bepaalde in art. 289 Rv jo. art. 237 en 362 Rv besloten tot compensatie van de proceskosten. In casu verzoekt de man om van die regel af te wijken. Zulks is mogelijk, maar dan moet sprake zijn van buitengewone omstandigheden, zoals ingeval van misbruik van procesrecht of onrechtmatige daad. Het gerechtshof ’s-Hertogenbosch heeft in het arrest van 28 januari 2021 (ECLI:NL:GHSHE:2021:271) overwogen dat de noodzakelijke terughoudendheid van de rechter ingegeven wordt door de overweging dat partijen in vele gevallen nog met elkaar verder moeten. Echter, zo overweegt het hof verder, ook in familierechtelijke zaken kunnen zich gevallen voordoen waarbij het juist in strijd is met de redelijkheid en billijkheid om de proceskosten te compenseren. Wil sprake zijn van een dergelijke situatie, dan dient volgens het hof zeer evident sprake te zijn van het nodeloos in rechte betrekken van de wederpartij. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is hiervan in dit geval geen sprake en daartoe wordt als volgt overwogen.
3.3.
Partijen zijn in het ouderschapsplan van 9 mei 2016 overeengekomen dat zij de kinderbijdragen zouden voldoen op de door hen aangehouden kindrekening. In september 2017 is de betreffende bankrekening opgeheven vanwege het feit dat de vrouw gekort werd op haar uitkering. Daarna is daarom een kindrekening geopend die alleen op naam van de man geregistreerd stond en staat.
3.4.
Op 20 juni 2017 heeft de vrouw een verzoekschrift bij de rechtbank Oost-Brabant ingediend met het verzoek de hoogte van de kinderalimentatie te wijzigen. Ook heeft zij in dit verzoekschrift verzocht te bepalen dat de bijdragen aan kinderalimentatie aan haar dienen te worden betaald. De man heeft tegen dit verzoek geen verweer gevoerd. Bij beschikking van 15 augustus 2017 heeft deze rechtbank de verzoeken van de vrouw toegewezen, met dien verstande dat in het dictum staat dat de kinderalimentatie nader wordt bepaald, telkens bij vooruitbetaling te voldoen.
3.5.
Partijen verschillen van mening over de uitleg van de beschikking. Bij de uitleg van een gerechtelijke uitspraak geldt een aantal uitgangspunten, zoals: de rechter moet het dictum uitleggen in het licht en met inachtneming van de overwegingen die tot dat dictum hebben geleid. Daarbij mogen de maatstaven van redelijkheid en billijkheid worden gehanteerd en binnen de grenzen van het partijdebat dient de rechter vervolgens een zelfstandig oordeel te geven. Nu sprake is van de uitleg van een beschikking die bij verstek is gegeven, zal de voorzieningenrechter ook de stellingen die volgen uit het inleidende verzoekschrift mee in overweging nemen.
3.6.
De voorzieningenrechter legt de beschikking zo uit dat de verzoeken van de vrouw zijn gehonoreerd, in die zin dat is aangesloten bij het beginsel dat de kinderalimentatie diende te worden voldaan aan degene die de bijdrage toekomt, derhalve in dit geval de vrouw. Dit sluit ook aan bij de regeling van art. 1:406 BW, waarin is bepaald dat de aangezochte ouder het door de rechtbank bepaalde bedrag zal moeten uitkeren, hetgeen dient te worden verstaan als dat het bedrag beschikbaar dient te worden gesteld aan de verzoekende partij.
3.7.
Vaststaat dat de man de bedragen steeds op de kindrekening en daarmee aan zichzelf heeft betaald en niet conform de beschikkingen van de rechtbank van 15 augustus 2017 en 1 maart 2019 aan de vrouw heeft voldaan. De man is de veroordelingen in de beschikkingen van 15 augustus 2017 en 1 maart 2019 dan ook niet nagekomen en de vrouw heeft ook nimmer inzicht gehad in de door de man betaalde bedragen. Of de in het kader van de beschikking van 15 augustus 2017 en de nadien gewezen beschikking van 1 maart 2019 vastgestelde bedragen niet alleen niet aan de vrouw zijn betaald maar daarenboven steeds volledig zijn voldaan door de man, kon daarom door de vrouw niet worden gecontroleerd. Dat komt voor rekening en risico van de man. De vrouw heeft daarom niet ten onrechte ten laste van de man beslag laten leggen.
3.8.
Gelet op het voorgaande zullen de proceskosten tussen partijen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

4.De beslissing

De voorzieningenrechter
4.1.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. E. Loesberg en in het openbaar uitgesproken op 17 december 2021.