ECLI:NL:RBOBR:2021:6582

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
17 december 2021
Publicatiedatum
20 december 2021
Zaaknummer
C/01/376199 / KG ZA 21-647
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van een beheerovereenkomst tussen een parochie en een stichting met betrekking tot de Lambertuskerk

In deze zaak heeft de Parochie Sint Joris een kort geding aangespannen tegen de Stichting Sint Lambertusgemeenschap, met als doel de beëindiging van de beheerovereenkomst die in 2008 was gesloten. De Parochie stelt dat de Stichting tekortschiet in haar verplichtingen, waaronder het niet inschrijven van de pastoor als bestuurder en het niet tijdig verstrekken van financiële jaarstukken. De Stichting betwist deze tekortkomingen en stelt dat de Parochie geen spoedeisend belang heeft bij haar vorderingen. De voorzieningenrechter oordeelt dat, hoewel er tekortkomingen zijn, deze niet van dien aard zijn dat beëindiging van de overeenkomst gerechtvaardigd is. De rechter wijst de vorderingen van de Parochie af, maar veroordeelt de Stichting wel in de proceskosten. De zaak illustreert de complexiteit van de relatie tussen de Parochie en de Stichting, die al decennia bestaat, en de noodzaak voor beide partijen om hun communicatie en samenwerking te verbeteren.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Civiel Recht
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
zaaknummer / rolnummer: C/01/376199 / KG ZA 21-647
Vonnis in kort geding van 17 december 2021
in de zaak van
het zelfstandig onderdeel van een kerkgenootschap met rechtspersoonlijkheid
PAROCHIE SINT JORIS,
gevestigd te Eindhoven,
eiseres,
advocaat mr. C.S. van den Pauwert te Eindhoven,
tegen
de stichting
STICHTING SINT LAMBERTUSGEMEENSCHAP,
gevestigd te Eindhoven,
gedaagde,
advocaat mr. A.M.C.C. Verblackt te Breda.
Partijen zullen hierna de Parochie en de Stichting genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 16 november 2021 met 18 producties
  • de 22 producties die door mr. Verblackt op 2 december 2021 via Zivver zijn ingediend
  • de akte in het geding brengen van aanvullende stukken van de Parochie met producties 19 en 20
  • de aanvullende akte in het geding brengen van aanvullende stukken van de Parochie met producties 21 en 22
  • de mondelinge behandeling op 3 december 2021
  • de pleitnotitie van mr. Van den Pauwert
  • de pleitnota van mr. Verblackt.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
In 1910-1911 is in het huidige Eindhovense stadsdeel Gestel de Sint Lambertuskerk gebouwd. De Lambertuskerk heeft de status van Rijksmonument.
2.2.
De Lambertuskerk werd aanvankelijk gebruikt door de Parochie Sint Lambertuskerk voor het houden van erediensten.
2.3.
In 1972 is de Lambertuskerk aan de eredienst onttrokken. Sindsdien werden in de Lambertuskerk geen erediensten meer gehouden.
2.4.
Het staken van de erediensten in de Lambertuskerk heeft geleid tot protesten onder gelovigen.
2.5.
In overleg met de Parochie Sint Lambertuskerk hebben de gelovigen vervolgens het beheer van de Lambertuskerk op zich genomen.
2.6.
In 1978 hebben de gelovigen zich verenigd in de Stichting. De Stichting heeft het beheer van de Lambertuskerk voortgezet.
2.7.
In 1990 is de Parochie Sint Lambertuskerk opgegaan in de nieuw opgerichte Parochie Gestel Zuid. Ook is de Lambertuskerk toen weer opengesteld voor erediensten.
2.8.
In 2004 is de Parochie Gestel Zuid opgegaan in de nieuw opgerichte Parochie Gestel.
2.9.
De Parochie Gestel heeft op 2 januari 2008 met de Stichting een “Beheersovereenkomst” gesloten om daarmee de onderlinge verhoudingen duidelijk vast te leggen.
2.10.
In de Beheersovereenkomst is, voor zover in dit kort geding van belang, in de considerans onder meer het volgende bepaald:
(…)
- dat Parochie en Stichting hun betrekkingen willen normaliseren waarbij de navolgende uitgangspunten, welke onderdeel uitmaken van deze overeenkomst, zullen gelden:
a. de eigendom van het object blijft bij de Parochie Gestel;
(…)
de parochie geeft aan de Stichting het voortgezette beheer van het object teneinde het onderhoud, de restauratie en de instandhouding van kerkgebouw en opstallen te continueren ten behoeve van de blijvende beschikbaarheid van de H. Lambertuskerk als plaats waar de katholieke eredienst kan worden gehouden;
de stichting zal jaarlijks haar financiële verslaglegging doen opnemen in die van de parochie. De parochie stelt jaarlijks ter kwijting van het door de stichting gevoerde beheer de geconsolideerde verslaglegging van de parochie en de stichting aan de bisschop van ’sHertogenbosch ter goedkeuring ter hand;
de parochie wordt in het bestuur van de Stichting vertegenwoordigd door een tweetal namens de parochie voor te dragen bestuursleden, waaronder de pastoor van de parochie. Het tweede bestuurslid zal door de parochie schriftelijk aan de stichting kenbaar worden gemaakt. Nadat de stichting goedkeuring hiervan schriftelijk heeft meegedeeld aan het kerkbestuur vindt opname plaats in het stichtingsbestuur.
(…)
Verder is in de Beheerovereenkomst voor zover voor dit kort geding van belang, nog het volgende bepaald:
1. De parochie draagt op aan de Stichting, die van de parochie aanneemt het voeren van het beheer over het object, zijnde het perceel kadastraal bekend gemeente Gestel, sectie C nummer 2848 met begraafplaats en opstallen.
a.
Algemeen
1. Het beheer door de stichting omvat een totaalbeheer gericht op instandhouding van het object.
(…)
Technisch beheer/bestemming
De Stichting neemt op zich en is gehouden tot de instandhouding van de H.Lambertuskerk als historisch monument bij het karakter en de bestemming van de kerk. Daartoe behoren eveneens het beheer en de exploitatie van de op het object aanwezige begraafplaatsen en voormalige pastorie en het bij voortduring in een goede staat (doen) houden van alle bouwkundige (installatie)technische en infrastructurele onderdelen van het object.
Meer in het bijzonder behoren tot het beheer:
  • de bewaking van de goede staat van onderhoud van het object
  • het tijdig signaleren van gebreken in deze
  • het vertrekken van opdrachten tot uitvoering van reparatie- en restauratiewerkzaamheden aan het object
  • de begeleiding van en het toezicht op de uitvoering van deze werkzaamheden
  • het werven en verkrijgen van de benodigde financiële middelen daartoe, ondermeer door het aanvragen van en veiligstellen van de rechten op gemeentelijke en rijkssubsidies
  • het sluiten van contracten met en het nakomen van alle overige verplichtingen jegens de huurders van het object (met name voormalige pastorie en patronaatsgebouwen) en het innen van de huurpenningen
  • het onderhoud, beheer en de exploitatie van de begraafplaats welke op het object gelegen is, waaronder de uitgifte van grafrechten aan rechthebbenden en het heffen en innen van tarieven daartoe
  • het voeren van een deugdelijke administratie in het kader van het beheer.
(…)
Duur en einde overeenkomst
1. Deze overeenkomst wordt aangegaan voor onbepaalde tijd.
(…)
4. Indien een partij:
a. enige bepaling van deze overeenkomst niet, niet behoorlijk, niet volledig of niet tijdig nakomt (…) heeft de andere partij het recht om de beheerovereenkomst zonder gerechtelijke tussenkomst tegen een door hem gewenst tijdstip schriftelijk aan de ene partij beëindigd te verklaren, hetgeen ontbinding van de overeenkomst ten gevolge heeft, met dien verstande dat in een geval als genoemd onder a), de ene partij tenminste één keer tevoren schriftelijk in gebreke moet zijn gesteld, waarbij hem een redelijke termijn wordt gegund om de beheerovereenkomst naar behoren na te komen en waarbij gemaakte fouten zo mogelijk ongedaan gemaakt moeten worden en schade moet worden vergoed; wordt binnen genoemd termijn niet volledig aan deze voorwaarden voldaan, dan is de beheerovereenkomst beëindigd en ontbonden.
(…)
2.11.
Per 1 januari 2021 is de Parochie Gestel opgegaan in de nieuw opgerichte Parochie Sint Joris (hierna dus aangeduid met de Parochie). Pastoor [A] is benoemd als Pastoor van de Parochie.
2.12.
De Parochie heeft Pastoor [A] en de heer [B] voorgedragen om de Parochie te vertegenwoordigen in het bestuur van de Stichting.
2.13.
Bij de Parochie is onvrede ontstaan over de uitvoering van de Beheerovereenkomst door de Stichting.
2.14.
De Parochie heeft die onvrede onder meer geuit in een brief van 9 oktober 2021 aan de Stichting, waarbij de Parochie tevens aangeeft dat zij streeft naar een geleidelijke overdracht van het beheer van de Lambertuskerk aan de Parochie.
2.15.
De Stichting heeft zich daar tegen verzet en verzocht om overleg.
2.16.
Dat overleg heeft vervolgens plaatsgevonden.
2.17.
De Parochie heeft eind 2015 haar onvrede geuit over het ontbreken van een behoorlijke financiële verslaglegging door de Stichting. De Parochie stelt in een brief van 9 november 2015 daarom onder meer het volgende voor:
  • de onderlinge relatie te verbeteren;
  • ten minste eenmaal per jaar een gezamenlijk overleg tussen de Parochie en de Stichting te laten plaatsvinden zoals bepaald in de Beheerovereenkomst;
  • de door de Parochie voorgedragen bestuursleden Pastoor [A] en de heer [B] op korte termijn in te schrijven als bestuursleden van de Stichting bij de Kamer van Koophandel.
2.18.
Pastoor [A] heeft zich er nadien meermaals bij de Stichting over beklaagd dat hij als bestuurslid van de Stichting onvoldoende wordt betrokken bij de interne besluitvorming.
2.19.
Pastoor [A] heeft namens de Parochie vanaf mei 2019 meermaals een de overige bestuurders van de Stichting verzocht om weer bij elkaar te komen. Daarbij zijn concrete data voorgesteld.
2.20.
De Stichting heeft daar bij monde van haar bestuursvoorzitter de heer [C] afwijzend op gereageerd. Daarbij stelt de Stichting zich op het standpunt dat fysiek samenkomen niet conform de coronaregels is en dat er overigens ook geen urgente onderwerpen zijn die bespreking behoeven.
2.21.
In reactie daarop heeft de Parochie haar standpunt gehandhaafd dat overleg wat haar betreft gewenst is en dat dit ook coronaproof kan plaatsvinden of anders online via MS Teams.
2.22.
Bij brief van 15 januari 2021 heeft de Parochie bij de Stichting aangedrongen op een reactie over de door de Parochie voorgestelde data voor overleg.
2.23.
De Stichting heeft daar vervolgens op gereageerd door handhaving van haar standpunt dat fysiek bij elkaar komen niet aan de orde kan zijn en dat er ook geen dringende noodzaak is voor overleg.
2.24.
Bij brief van 29 maart 2021 heeft de Parochie de Stichting in gebreke gesteld op grond van artikel d.4 van de Beheerovereenkomst. De Parochie stelt in de brief dat de Stichting toerekenbaar tekort schiet in de nakoming van de verplichtingen uit de beheerovereenkomst door, kort gezegd:
  • Pastoor [A] niet in te schijven in het handelsregister van de Kamer van Koophandel;
  • niet de correcte jaarcijfers aan de Parochie te overleggen;
  • ondanks herhaalde verzoeken door de Parochie geen jaarlijkse overleggen meer te laten plaatsvinden.
De Parochie geeft de Stichting in de brief tot 27 mei 2021 de tijd voor behoorlijke nakoming, bij gebreke waarvan de Beheerovereenkomst per 28 mei 2021 beëindigd en ontbonden is.
2.25.
Bij e-mail van 30 maart 2021 geeft de Stichting aan dat zij de ingebrekestelling niet passend acht met de toezegging dat er voor 27 mei 2021 een reactie zal komen van de Stichting over haar positie.
2.26.
De toegezegde reactie van de Stichting is er niet gekomen.
2.27.
Bij brief van 2 juni 2021 heeft de Parochie bericht dat de Beheersovereenkomst ontbonden en beëindigd is. Zij verzoekt de Stichting in het kader van een ordentelijke afwikkeling onder meer om financiële stukken en dossiers te overhandigen.
2.28.
Bij e-mail van 3 juni 2021 heeft de Stichting bericht dat zij zich niet neerlegt bij de eenzijdige beëindiging van de Beheerovereenkomst en dat zij bereid is om met de Parochie in overleg te treden over de afwikkeling daarvan.
2.29.
Bij brief van haar advocaat van 29 juni 2021 heeft de Parochie de Stichting gesommeerd te bevestigen dat het beheer voor 16 juli 2021 aan de Parochie zal zijn overgedragen.
2.30.
Bij brief van haar advocaat van 15 juli 2021 heeft de Stichting de rechtsgeldigheid van de ontbinding betwist. Van overdracht van het beheer kan volgens de Stichting dan ook geen sprake zijn. De Stichting stelt voor om in overleg te treden.
2.31.
Bij brief van haar advocaat van 21 oktober 2021 heeft de Parochie voor zover vereist de Beheerovereenkomst met onmiddellijke ingang opgezegd. Daarbij sommeert de Parochie de Stichting om rekening en verantwoording af te leggen over het uitgevoerde beheer bij gebrek waarvan rechtsmaatregelen zullen worden getroffen.

3.Het geschil

3.1.
De Parochie vordert samengevat – om bij vonnis, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
a. de Stichting te veroordelen om binnen 14 dagen na betekening van dit vonnis aan de Parochie af te geven, zo nodig tegen kostprijs, (kopieën van) alle stukken en informatie met betrekking tot de laatste tien jaar, althans een door de voorzieningenrechter in goede justitie te bepalen tijdsduur betreffende:
i. het gevoerde technische beheer van de Lambertuskerk;
ii. het gevoerde financieel beheer;
iii. de invulling van het financiële beheer over de Lambertuskerk, waaronder begrepen maar niet beperkt tot alle stukken die zien op rechten van derden zoals huuders, duurovereenkomsten of andere (onderhouds)overeenkomsten, grafrechten en daarmee direct of indirect samenhangende aanspraken van of door derden, inclusief de correspondentie ter zake;
iv. andere boekhoudkundige stukken – digitaal of fysiek – tena anzien van de rekening en verantwoording over de wijze waarop de beheersovereenkomst is nagekomen,
dit alles op straffe van een dwnagsom van € 2.500,-- per dag of dagdeel;
te gelasten dat de overdracht van de onder a. gevorderde bescheiden dient plaats te vinden op een ordentelijke wijze, dat deze inhoudelijk correct en goed leesbaar zijn en ook voor het overige goed toegankelijk ter beschikking worden gesteld;
binnen 14 dagen na het wijzen van dit vonnis aan de Parochie bij wijze van voorschot te betalen 90% van het door de Stichting in het kader van haar beheeropdracht opgebouwde doelvermogen, waarbij de voorzieningenrechter kan bepalen dat het voorschot door de Parochie alleen gebruikt mag worden voor het statutaire doel van de Stichting;
de Stichting te veroordelen in de proceskosten.
3.2.
De Parochie legt daaraan, zakelijk weergegeven, het volgende ten grondslag.
De Stichting dient rekening en verantwoording af te leggen aan de Parochie over het door de Stichting gevoerde beheer over de Lambertuskerk.
De Parochie heeft de beheerovereenkomst namelijk rechtgeldig ontbonden wegens tekortkomingen aan de zijde van de Stichting. Die terkortkoming bestaan erin dat:
  • Pastoor [A] ondanks herhaalde verzoeken daartoe door de Stichting niet werd ingeschreven als medebesurrder in het handelsregister van de Kamer van Koophandel;
  • het andere door de Parochie voorgedragen bestuurslid, de heer [B] , zonder opgaaf van redenen door de Stichting als medebestuurder werd geweigerd;
  • van samenwerking weinig terecht kwam omdat de Parochie structureel buiten besluitvoerming werd gehouden;
  • de Parochie ondanks verzoeken daarom niet de inmformatie kreeg van de Stichting waar zij contcatueel recht op heeft;
  • er de laatste jaren feitelijk geen sprake meer is van bestuurlijk handelen binnen de Stichting, maar van een onemanschow van een van haar bestuurders, de heer [D] ;
  • het financiële beleid door de Stichting niet naar behoren wordt uitgevoerd.
Voor zover de ontbinding geen stand zou houden dan geldt dat de Parochie de Beheerovereenkomst rechtsgeldig heeft opgezegd. De Stichting weigert namelijk om een aantal van haar verplichtingen uit de Beheerovereekomst na te komen.
Omdat de Beheerovereenkomst is geëindiged, komt het door de Stichting opgebouwde doelvermogen aan de Parochie toe. Dat is ook zo bepaald in de Beheerovereenkomst.
Nu de Beheerovereenkomst is geëindigd heeft de Parochie een spoedeisend belang bij de gevorderde voorzieningen.
3.3.
De Stichting voert daartegen, zakelijk weergegeven, het volgende verweer.
Het ontbreekt de Parochie aan voldoende spoedeisend belang. Er is geen sprake van onderhoud dat met spoed moet worden uitgevoerd.
De zaak leent zich ook niet voor behandeling in kort geding.
Dat geldt te meer voor het gevorderde voorschot. De Stichting heeft geen enkele garantie dat de Parochie het geld zal gebruiken voor onderhoud van de Lambertuskerk.
De Stichting loopt ook een groot restitutierisico.
Daarnaast kunnen partijen in een bodemprocedure trachten via mediation alsnog tot een minnelijke rekening te komen.
De Parochie heeft ook geen belang bij de onder a. en b. gevorderde voorzieningen. De vorderingen zijn te onbepaald. De Stichting heeft ook altijd stukken aan de Parochie verstrekt als daarom werd gevraagd.
De Stichting betwist dat de Beheerovereenkomst door de Parochie rechtsgeldig is ontbonden. Van tekortkomingen aan de zijde van de Stichting is namelijk geen sprake. En als die er al zouden zijn, dan rechtvaardigen zij niet de ontbinding.
De Stichting betwist dat zij heeft geweigerd dat Pastoor [A] in te schrijven als bestuurder van de Stichting in het handelsregister van de Kamer van Koophandel. De Stichting ging er van uit dat daarvoor de toestemming van de Bisschop was vereist. De verplichting om in te schrijven volgt ook niet uit de Beheerovereenkomst.
De Stichting heeft ook begrepen dat Pastoor [A] zich wilde terugtrekken uit het bestuur van de Stichting omdat hij niet aanwezig wilde zijn bij bestuursvergaderingen.
De Stichting betwist ook dat zij jaarstukken niet aan de Parochie heeft overgelegd. De complete jaarstukken inclusief die van 2019 zijn aan de Parochie verstrekt.
Dat er minder bestuursvergaderingen hebben plaatsgevonden heeft te maken met de coronapandemie. Er was ook niets dringends om te bespreken.
Het beheer van de Lambertuskerk is door de Stichting altijd naar behoren uitgevoerd.
De Parochie was ook niet bevoegd om de Beheerovereenkomst op te zeggen.
Er is sprake van een duurovereenkomst waarvan het de bedoeling was dat deze niet kon worden opgezegd.
De Beheerovereenkomst kwalificeert bovendien als een vaststellingsovereenkomst. Van zwaarwegende gronden om die op te zeggen is geen sprake.
De Beheerovereenkomst is geen overeenkomst van opdracht zoals de Parochie stelt. De Stichting heeft namelijk ook bouwkundige werken gerealiseerd.
De Beheerovereenkomst heeft daarnaast meer het karakter van een huurovereenkomst. De Stichting maakt gebruik van een aanzienlijk deel van de onroerende zaak en levert een tegenprestatie in de vorm van het uitvoeren van onderhoud en beheer. Van een rechtsgeldige ontbinding of opzegging van de huurovereenkomst kan geen sprake zijn.
Indien sprake zou zijn van een gemengde overeenkomst, dan is het opdrachtelement daarin ondergeschikt.
Opzegging van de Beheerovereenkomst is ook in strijd met de redelijkheid en billijkheid. De Stichting heeft een groot belang bij voortzetting van de Beheerovereenkomst omdat zij anders haar taak niet kan uitvoeren. De Parochie beschikt zelf niet over de kennis en financiële middelen om het beheer uit te voeren.
De door de Parochie in acht genomen opzegtermijn is gelet op langdurige relatie ook onredelijk kort.

4.De beoordeling

4.1.
Het gaat in dit kort geding om het beheer van de Lambertuskerk in het Eindhovense stadsdeel Gestel. In die kerk houdt de Parochie haar erediensten. Het beheer werd de afgelopen decennia verzorgd door de Stichting. In 2008 hebben de Parochie en de Stichting afspraken over het beheer schriftelijk vastgelegd in een “Beheerovereenkomst”. Kennelijk met de bedoeling om de wat moeizame onderlinge relatie te verbeteren door duidelijk vast te leggen wat partijen over en weer van elkaar mogen verwachten. De Beheerovereenkomst heeft uiteindelijk echter de relatie tussen partijen niet vlot weten te trekken. Tussen partijen is discussie ontstaan over de uitvoering van de gemaakte afspraken, waarbij de Parochie duidelijk aan de Stichting haar onvrede heeft laten blijken over de wijze waarop daar door de Stichting invulling aan werd gegeven. Een ingebrekestelling heeft niet het door de Parochie gewenste resultaat opgeleverd en de Parochie heeft uiteindelijk de Beheerovereenkomst eenzijdig beëindigd door ontbinding dan wel opzegging. Partijen hebben nog wel gepoogd om in onderling overleg tot een minnelijke regeling te komen, maar dat is niet gelukt. De Parochie wil nu met dit kort geding bereiken dat de Stichting aan haar de bescheiden overlegt en gelden ter beschikking stelt waarmee de Parochie zelf het beheer van de Lambertuskerk ter hand kan nemen.
4.2.
Het verweer van de Stichting dat de zaak zich niet leent voor een kort geding, faalt. De feiten zijn voldoende duidelijk en de rechtsgevolgen van een beslissing zijn voor de voorzieningenrechter voldoende te overzien.
4.3.
De Parochie heeft voldoende spoedeisend belang bij de door haar gevorderde voorzieningen. Zij stelt dat de Beheerovereenkomst is geëindigd. De Parochie heeft er belang bij dat zij op korte termijn kan beschikken over de gegevens en de gelden die nodig zijn om het beheer van de Lambertuskerk zelf ter hand te kunnen nemen. Van de Parochie kan dan niet worden gevergd dat zij de uitkomst van een bodemprocedure afwacht.
4.4.
De vraag die centraal staat in deze procedure is of de Stichting gehouden is om de door de Parochie gevorderde bescheiden af te geven en het gevorderde voorschot te betalen. Daarbij wijst de voorzieningenrechter er op dat het hier gaat om een kort geding. Dat betekent dat er geen plaats is voor een uitgebreid feitenonderzoek. Uitgangspunt in dit kort geding is dan ook de Beheerovereenkomst waarin partijen hun rechtsverhouding schriftelijk hebben vastgelegd. Hoe deze precies is geweest voor die periode, waarbij de rechtsverhouding kennelijk was gebaseerd op onderling vertrouwen en mondelinge afspraken, kan de voorzieningenrechter niet vaststellen. De lezing van partijen loopt daar ook over uiteen.
4.5.
De Parochie stelt zich op het standpunt dat zij de Beheerovereenkomst heeft beëindigd. De Stichting betwist de rechtsgeldigheid van die beëindiging. Om te kunnen beoordelen of de Parochie bevoegd was om de overeenkomst te beëindigen, dient eerst te worden vastgesteld hoe de Beheerovereenkomst moet worden gekwalificeerd. Partijen zijn het daar niet over eens. De Parochie stelt dat sprake is van een overeenkomst van opdracht, terwijl de Stichting stelt dat sprake is van een vaststellingsovereenkomst, dan wel een huurovereenkomst of een overeenkomst tot aanneming van werk. In elk geval is volgens de Stichting ten minste sprake van een gemengde overeenkomst waarbij andere elementen dan het opdrachtelement overheersend zijn.
4.6.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter kan de Beheerovereenkomst niet worden aangemerkt als vaststellingsovereenkomst in de zin van artikel 7:900 BW. Het enkele feit dat in de Beheerovereenkomst op bepaalde punten de rechtsverhouding tussen partijen wordt vastgelegd, omdat partijen blijkens de aanhef “hun betrekkingen willen normaliseren”, is daarvoor onvoldoende. De overeenkomst is met name een vastlegging van afspraken over hoe het beheer van de Lambertuskerk in de toekomst moet worden uitgevoerd.
4.7.
De beheerovereenkomst kwalificeert ook niet als een huurovereenkomst in de zin van artikel 7:201 BW. Daarvoor is onder meer vereist dat de Parochie (een deel van) de onroerende zaak aan de Stichting in gebruik heeft gegeven. Daarvan is geen sprake. Het enkele feit dat de Stichting de feitelijke beschikking heeft over de volledige onroerende zaak en een deel daarvan aan derden verhuurt, levert niet een gebruik op zoals bedoeld in artikel 7:201 BW. De Stichting heeft die feitelijke beschikking slechts in het kader van de haar opgedragen taak om het beheer van de onroerende zaak uit te voeren. De Stichting heeft dus niet het genot van de onroerende zaak.
4.8.
Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter is evenmin sprake van een overeenkomst tot aanneming van werk in de zin van artikel 7:750 BW. Het enkele feit dat de Stichting in het kader van haar onderhoudstaak wel eens renovatiewerkzaamheden heeft laten uitvoeren waarbij werken van stoffelijke aard zijn gerealiseerd, is daarvoor onvoldoende. Gesteld noch gebleken is dat de Stichting in dat kader als aannemer heeft opgetreden. Volstrekt duidelijk is ook dat het tot stand (doen) brengen van werken van stoffelijke aard niet de (hoofd)taak is van de Stichting. Dat is het uitvoeren van het beheer over de Lambertuskerk met als doel het in stand houden van de kerk. Dat volgt uitdrukkelijk uit de Beheerovereenkomst (o.a. a.1. en b.1.). De Stichting doet dat in opdracht van de Parochie die in de Beheerovereenkomst uitdrukkelijk als eigenaar van de Lambertuskerk wordt aangemerkt. De voorzieningenrechter gaat daarom uit van uit dat de eigendom van de kerk bij de Parochie ligt. Dat deze door verkrijgende verjaring is overgegaan op de Stichting omdat zij de Lambertuskerk al decennialang zou gebruiken als ware het haar eigendom, is naar het oordeel van de voorzieningenrechter gelet op de tekst van de Beheerovereenkomst niet aannemelijk geworden.
4.9.
De vraag is hoe de Beheerovereenkomst dan wel moet worden gekwalificeerd. Of dat een overeenkomst van opdracht is in de zin van artikel 7:400 BW zoals de Parochie stelt, kan wat de voorzieningenrechter betreft in het midden blijven. Als dat namelijk zo is, dan is het niet zomaar een overeenkomst van opdracht waarop simpelweg de bepalingen van Titel 7 van Boek 7 BW kunnen worden toegepast. Er is sprake van bijzondere omstandigheden. Er is tussen partijen sprake van een langdurige relatie die teruggaat tot de jaren 70 van de vorige eeuw. Het beheer wordt daarnaast door de Stichting ook niet uitgevoerd uit een commercieel oogpunt, maar louter uit ideële motieven. De Stichting wil de Lambertuskerk namelijk behouden voor de Gestelse (geloofs)gemeenschap. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter dient onder deze omstandigheden aansluiting te worden gezocht bij de voorwaarden die de Hoge Raad stelt aan het beëindigen van een duurovereenkomst (vgl. HR 2 februari 2018, ECLI:NL:HR:2018:141). Naar het oordeel van de voorzieningenrechter leidt dat ertoe dat gelet op dat de Beheerovereenkomst tussen partijen niet eenvoudig eenzijdig kan worden beëindigd door bijvoorbeeld opzegging, maar dat dit is beperkt tot de in artikel 4 van de Beheerovereenkomst genoemde gevallen. Daarbij geldt dan nog dat een beroep op die beëindigingsgronden onder omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar kan zijn zo volgt uit de jurisprudentie van de Hoge Raad.
4.10.
In artikel d.4 van de Beheerovereenkomst is bepaald dat een partij de overeenkomst buitengerechtelijk kan ontbinden indien de wederpartij enige bepaling uit de Beheerovereenkomst niet volledig of tijdig nakomt en er ten minste eenmaal schriftelijk in gebreke is gesteld. De Parochie heeft de Stichting in gebreke gesteld bij brief van 29 maart 2021 waarin ook uitdrukkelijk wordt verwezen naar artikel d.4 van de Beheerovereenkomst. In de brief stelt de Parochie zich op het standpunt dat de Stichting tekort schiet in de nakoming van een drietal in de considerans van de Beheerovereenkomst genoemde verplichtingen. De tekortkomingen zouden erin bestaan dat:
  • Pastoor [A] nog steeds niet is ingeschreven als bestuurder van de Stichting in het handelsregister van de Kamer van Kophandel (punt 5e van de considerans);
  • De door de Stichting aangeleverde jaarcijfers over 2019 niet voldoen aan de vereisten (punt 5d van de considerans);
  • de Stichting niet meewerkt aan het laten plaatsvinden van de jaarlijkse gezamenlijke overleggen (considerans artikel a.8).
4.11.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is voldoende aannemelijk geworden dat de Stichting tekort is geschoten in de nakoming van haar verplichtingen ter zake het laten deelnemen van Pastoor [A] in het bestuur van de Stichting. In 5.e van de considerans van de Beheerovereenkomst is bepaald dat de Parochie in het bestuur van de Stichting wordt vertegenwoordigd door een tweetal namens de Parochie voor te dragen bestuursleden, onder wie de pastoor. Dat Pastoor [A] deel uitmaakt van het bestuur van de Stichting staat op zichzelf niet ter discussie. De Parochie geeft dat namelijk zelf met zoveel woorden aan in hierboven de genoemde ingebrekestellingsbrief. Pastoor [A] is echter nog steeds niet formeel als bestuurder van de Stichting ingeschreven in het handelsregister van de Kamer van Koophandel. Vast staat dat daar door de Parochie bij de Stichting wel meermaals op is aangedrongen. De inschrijving is ook een verplichting die voortvloeit uit artikel 18 Handelsregisterwet. De Stichting heeft geen gegronde reden gegeven waarom zij Pastoor [A] nog altijd niet heeft ingeschreven. De Stichting stelt dat zij in de veronderstelling verkeerde dat voor de inschrijving van een geestelijke eerst toestemming van de Bisschop nodig is. De Parochie heeft de juistheid van die stelling gemotiveerd betwist. Los daarvan geldt dat de Stichting zich jegens de Parochie niet kan beroepen op het ontbreken van die toestemming. Dat is iets dat speelt in de relatie tussen De Pastoor en de Bisschop.
4.12.
Ook met betrekking tot de financiële (jaar)cijfers is voldoende aannemelijk geworden dat de Stichting tekort is geschoten in de nakoming van haar verplichtingen. In de considerans van de Beheerovereenkomst is onder 5.d bepaald dat de Stichting jaarlijks haar financiële verslaglegging zal doen opnemen in die van en dat de Parochie ter kwijting van het door de Stichting gevoerde beheer de geconsolideerde verslaglegging van de Parochie en de Stichting ter goedkeuring aan de Bisschop voorlegt. Om die kwijting te kunnen verlenen dient de Parochie uiteraard wel inzicht te hebben in het financiële reilen en zielen van de Stichting. Daarom is ook bepaald dat er namens de Parochie twee personen zouden toetreden tot het bestuur van de Stichting, onder wie dus de Pastoor. Op die manier zou de Parochie inzicht krijgen en invloed kunnen uitoefenen op het financiële beleid van de Stichting. De Parochie stelt dat Pastoor [A] door de Stichting onvoldoende is betrokken bij de bestuurlijke besluitvorming waardoor de Parochie onvoldoende kennis heeft kunnen nemen van de financiële gang van zaken binnen de Stichting. De Stichting betwist dat weliswaar, maar heeft onvoldoende aannemelijk gemaakt dat Pastoor [A] er in maart 2018 zelf voor heeft gekozen om niet meer te verschijnen bij bestuursvergaderingen, zoals de Stichting stelt. Dat blijkt nergens uit en wordt ook door betwist. De Stichting heeft ook geen notulen van vergaderingen overgelegd waaruit blijkt dat Pastoor [A] of een ander door de Parochie voorgedragen bestuurslid na maart 2018 heeft deelgenomen aan bestuursvergaderingen. Daarmee is voldoende aannemelijk dat de Stichting onvoldoende invulling heeft gegeven aan haar verplichting om de Parochie inzage en inspraak te geven in de (financiële) beleidsvoering van de Stichting. Dat Pastoor [A] zich door de Stichting niet erg serieus genomen voelt als medebestuurslid van de Stichting, is dan ook begrijpelijk. De indruk bestaat dat de Stichting probeert om de bemoeienis vanuit de Parochie zoveel mogelijk te beperken, in weerwil van de afspraken zoals die zijn vastgelegd in de Beheerovereenkomst.
4.13.
In dat opzicht past ook het verwijt van de Parochie dat de Stichting zich weigerachtig opstelt bij het houden van het overleg tussen de Parochie en de Stichting zoals dat is volgens artikel a.8 van de Beheerovereenkomst ten minste eenmaal per jaar dient plaats te vinden. Vast staat dat het overleg de laatste jaren niet heeft plaatsgevonden, terwijl daar door de Parochie wel meermaals om is verzocht. De Stichting heeft daar geen gehoor aan gegeven. De Stichting geeft daarvoor een aantal verschillende redenen. Onder meer de hoge leeftijd en broze gezondheid van haar bestuursvoorzitter de heer [C] en de coronapandemie, of een combinatie daarvan. De heer [C] zou ook niet digitaal vaardig genoeg zijn om een overleg via MS Teams te kunnen bijwonen. Daarnaast zou er volgens de Stichting ook niets te bespreken zijn (zie onder meer de door de Parochie als productie 8 overgelegde e-mail correspondentie tussen Pastoor [A] en de heer [C] ). De Stichting geeft daarmee niet blijk van veel bereidheid om zich in te spannen om het overleg met op enigerlei wijze doorgang te laten vinden. Daarmee wekt de Stichting ten minste de indruk dat zij het overleg zelf niet erg belangrijk vindt. De Stichting schiet ook in dat opzicht tekort in de nakoming van haar verplichtingen jegens de Parochie.
4.14.
Voldoende aannemelijk is dat de Stichting na de in de ingebrekestelling van 29 maart 2021 genoemde termijn van twee maanden de Beheerovereenkomst niet behoorlijk is nagekomen. Vast staat namelijk dat Pastoor [A] nog steeds niet is ingeschreven als bestuurder van de Stichting in het handelsregister van de Kamer van Koophandel. Ook heeft er nog altijd geen overleg met de Parochie plaatsgevonden of heeft de Stichting zich bereid verklaard om een dergelijk overleg op korte termijn in te plannen. Uitgangspunt is dan dat de Stichting in verzuim is en dat de Parochie in beginsel bevoegd is om de Beheerovereenkomst te beëindigen op grond van het bepaalde in 4.a van die overeenkomst.
4.15.
De hierboven genoemde bijzondere omstandigheden die de relatie tussen partijen kenmerkt en de Beheerovereenkomst het karakter geven van een duurovereenkomst, brengen echter met zich dat de tekortkomingen dermate gering van aard zijn, dat beëindiging van de Beheerovereenkomst naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. Het belang van de Stichting om het beheer te kunnen blijven uitvoeren weegt zwaarder dan het belang van de Parochie om dat beheer vanaf nu zelf ter hand te kunnen nemen. Daarbij speelt uiteraard een belangrijke rol dat de relatie van partijen al teruggaat tot de jaren 70 van de vorige eeuw en dat het beheer van de Lambertuskerk sindsdien altijd door de Stichting is uitgevoerd. De Stichting doet dat louter uit een ideëel oogpunt, namelijk het behouden van de kerk voor de Gestelse (geloofs)gemeenschap. De Stichting heeft een zwaarwegend belang om dat ook voor de toekomst veilig te kunnen stellen. Het belang van de Parochie lijkt er vooral in te zijn gelegen om van de Stichting af te komen. Dat is op zichzelf begrijpelijk. Duidelijk is dat de relatie tussen partijen niet altijd even goed is en dat de Parochie het nodige wantwouwen heeft bij het uitvoeren van het beheer van de Lambertuskerk door de Stichting. Daar heeft zij ook gegronde reden voor, zo blijkt uit het bovenstaande. De Stichting lijkt vooral haar eigen belang te willen dienen en wekt de indruk dat zij de Parochie, die wel eigenaar is van de Lambertuskerk en het beheer aan haar heeft opgedragen, niet erg serieus neemt. De voorzieningenrechter ziet op dit moment echter nog voldoende aanleiding om veronderstellen dat de relatie tussen partijen kan verbeteren. Van een onherstelbaar verstoorde relatie lijkt geen sprake. De Parochie heeft aan het begin van 2021 nog te kennen heeft gegeven dat zij de relatie met de Stichting wilde voortzetten. Daar komt bij dat het door de Parochie geuite wantrouwen jegens de Stichting met name terug te voeren lijkt te zijn op de moeizame relatie die de Parochie heeft met de huidige bestuursvoorzitter van de Stichting, de heer [C] . De heer [C] is echter al behoorlijk op leeftijd en de Stichting heeft verklaard dat hij om die reden binnen afzienbare termijn uit het bestuur van de Stichting zal terugtreden. Dat biedt perspectief voor een verbetering van de onderlinge communicatie. Voorwaarde voor het verbeteren van de relatie is uiteraard wel dat de Stichting zich meer rekenschap geeft van de belangen van de Parochie en dat zij zich strikt zal houden aan de afspraken zoals die zijn neergelegd in de Beheerovereenkomst. Die afspraken zijn immers niet voor niets destijds schriftelijk vastgelegd. Onder de gegeven omstandigheden dient de Stichting naar het oordeel van de voorzieningenrechter daarom nog een laatste kans te krijgen om behoorlijke uitvoering te geven aan de uitvoering van de Beheerovereenkomst. Dat lijkt in het belang van beide partijen te zijn. Daarbij merkt de voorzieningenrechter op dat de Parochie weliswaar aangeeft dat zij het beheer zelf wil gaan uitvoeren, maar dat de vraag van de Stichting of zij daar wel de benodigde kennis en kunde voor in huis heeft, lijkt terecht. Duidelijk is dat de Stichting in elk geval wel een ruime ervaring heeft met het uitvoeren van het beheer.
4.16.
Nu de Stichting nog een laatste kans krijgt om het beheer van de Lambertuskerk uit te voeren, ziet de voorzieningenrechter onvoldoende grond om de Stichting op dit moment te veroordelen om de door de Parochie gevorderde bescheiden af te geven. Het ontbreekt de Parochie daarbij aan voldoende spoedeisend belang omdat zij die bescheiden op dit moment niet nodig heeft om zelf het beheer uit te kunnen voeren. Dat was juist de insteek van dit kort geding. Hetzelfde geldt uiteraard voor het gevorderde voorschot op het doelvermogen dat de Stichting heeft opgebouwd om het beheer uit te voeren. Nu de Stichting dat beheer voorlopig nog moet kunnen uitvoeren dient zij ook over dat vermogen te kunnen beschikken.
4.17.
Slotsom is dat de vorderingen van de Parochie zullen worden afgewezen.
4.18.
Hoewel de vorderingen van de Parochie worden afgewezen, heeft de Stichting naar het oordeel van de voorzieningenrechter onder de gegeven omstandigheden toch te gelden als de materieel in het ongelijk gestelde partij. Zij heeft de Stichting in feite in de positie gebracht om rechtsmaatregelen te nemen. Dit kort geding is dan ook met name te wijten aan de handelwijze van de Stichting. De Stichting zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van de Parochie worden begroot op:
- dagvaarding € 125,08
- griffierecht 667,00
- overige kosten 0,00
- salaris advocaat
1.016,00
Totaal € 1.808,08

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt de Stichting in de proceskosten, aan de zijde van de Parochie tot op heden begroot op € 1.808,08,
5.3.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. E. Loesberg en in het openbaar uitgesproken op 17 december 2021.