Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
1.[verweerder sub 1] ,
[verweerder sub 2],
[verweerder sub 3],
[verweerder sub 4],
[verweerder sub 5],
[verweerder sub 9],
[verweerder sub 10],
[verweerder sub 14],
[verweerder sub 16],
[verweerder sub 17],
[verweerder sub 18],
1.De procedure
2.De (relevante) feiten
governancebinnen het familiebedrijf [verweerder sub 13] , De Groene Boom en hun groepsmaatschappijen (hierna: [verweerder sub 13] ) en tussen (een deel van) de betrokken (rechts)personen. Deze afspraken zijn vastgelegd in verschillende overeenkomsten (verder: de transactiedocumentatie), waaronder een vaststellingsovereenkomst (verder: de vaststellingsovereenkomst), een certificaat- en aandeelhoudersovereenkomst (verder: de certificaat- en aandeelhoudersovereenkomst) en een vaststellingsovereenkomst/familieconvenant [verweerder sub 13] (hierna: het familieconvenant). Daarbij heeft ook een herverdeling van de certificaten van aandelen in [verweerder sub 13] plaatsgevonden.
- is [verweerder sub 10] enig bestuurder van Driesboom;
- is Erfboom houder van 75% van de certificaten van aandelen in [verweerder sub 13] en houder van 50% van de aandelen in De Groene Boom;
- worden de overige 25% van de certificaten van aandelen in [verweerder sub 13] gehouden door Lariks (18,75%) en LLT (6,25%);
- worden alle aandelen in het kapitaal van [verweerder sub 13] gehouden door STAK [familienaam] en worden de andere 50% van de aandelen in De Groene Boom gehouden door Lariks (27%), LLT (9%) en Driesboom (14%);
- zijn [verweerder sub 14] en [verweerder sub 10] bestuurders van [verweerder sub 13] en STAK [familienaam] ;
- bestaat de RvA voor STAK [familienaam] , [verweerder sub 13] en De Groene Boom uit [A] (hierna: [A] ), [B] en [verzoeker] .
Arbitrageregeling
3.Inhoud van het verzoek
4.De beoordeling
Een arbiter die op eigen verzoek om hem moverende redenen (bijvoorbeeld ernstige ziekte of langdurig verblijf buitenlands) van zijn opdracht ontheven wil worden, kan ingevolge het voorgestelde nieuwe tweede lid ontheffing verkrijgen indien beide partijen daarmede instemmen. Wordt niet met het verzoek van de arbiter ingestemd, dan kan de arbiter zijn verzoek aan de president van de rechtbank voorleggen. De partijen kunnen bij overeenkomst de beoordeling van dit verzoek ook aan een derde (bijvoorbeeld arbitrage-instituut) overlaten. In het voorstel van wet stond aangaande de ontheffing op eigen verzoek dat de president slechts ‘om dringende reden’ de arbiter van zijn opdracht kon ontheffen. In het gewijzigde voorstel van wet (tweede lid van artikel 1029) is deze ‘dringende reden’ weggelaten omdat in een bepaald geval een reden op zich subjectief wel gerechtvaardigd kan zijn, doch objectief nog niet als dringend behoeft te worden opgevat. Derhalve komt het ondergetekende geraden voor, te dezen een discretionaire bevoegdheid aan de president (of de derde) te laten.”