ECLI:NL:RBOBR:2021:6632

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
22 december 2021
Publicatiedatum
21 december 2021
Zaaknummer
21/2753
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing van omgevingsvergunning voor detailhandel in gebruikte auto’s bij museum Classic Park

Op 22 december 2021 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen Natuurwerkgroep Liempde en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Boxtel, met Classic Park BV als derde-partij. De zaak betreft een verzoek om een voorlopige voorziening tegen een besluit van het college dat een omgevingsvergunning verleende voor de verkoop van gebruikte auto’s, motoren en elektrische fietsen bij Classic Park, een museum voor klassieke auto’s. De voorzieningenrechter oordeelde dat het bestreden besluit niet in stand kan blijven, omdat het college onvoldoende had onderbouwd dat de vergunning in overeenstemming was met de geldende bestemmingsplannen en de goede ruimtelijke ordening. De voorzieningenrechter schorste de omgevingsvergunning, maar stond de verkoop van gebruikte auto’s, motoren en elektrische fietsen inpandig toe. Tevens werd iedere vorm van detailhandel buiten de gebouwen van vergunninghoudster verboden. De voorzieningenrechter benadrukte dat de gevolgen van de vergunning voor verkeersbewegingen en parkeerplaatsen niet adequaat waren onderzocht door het college, wat in strijd is met de zorgvuldigheidseisen van de wetgeving. De uitspraak heeft grote gevolgen voor de exploitatie van Classic Park en de bescherming van de omgeving.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT

Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummer: SHE 21/2753

uitspraak van de voorzieningenrechter van 22 december 2021 in de zaak tussen

Natuurwerkgroep Liempde, te Liempde, verzoekster

(gemachtigde: [naam] ),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Boxtel, verweerder

(gemachtigden: mr. V.E.H. van Hees en J.M. van der Heijden).
Als derde-partij neemt aan het geding deel
: Classic Park BV(vergunninghoudster), te Boxtel
(gemachtigde: mr. M.P. Wolf).

Procesverloop

Bij besluit van 26 oktober 2021 heeft verweerder aan vergunninghoudster een omgevingsvergunning verleend voor het gebruik van het perceel [adres] te [vestigingsplaats] in strijd met het bestemmingsplan ten behoeve van de verkoop van gebruikte auto’s. motorfietsen en (elektrische) fietsen voor een periode van maximaal vijf jaar.
Verzoekster heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt. Zij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 17 december 2021 op zitting behandeld. Verzoekster heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden. Namens vergunninghoudster zijn verschenen [naam] en [naam] en de gemachtigde.

Overwegingen

Inleiding
1. In deze zaak zet de voorzieningenrechter eerst de feiten op een rij. Daarna gaat de voorzieningenrechter in op de vraag of verzoekster als belanghebbende kan worden aangemerkt. Vervolgens wordt afgewogen of een voorlopige voorziening moet worden getroffen. Ter zitting heeft de voorzieningenrechter al aangegeven dat er meer aan de hand lijkt te zijn dan dat uit de door verweerder overgelegde gedingstukken kan worden afgeleid. Met het oog op een goede heroverweging in de bezwaarfase gaat de voorzieningenrechter uitgebreid in op de zaak en zal de voorzieningenrechter niet alle bezwaargronden uitputtend beoordelen. De relevante regelgeving staat in de bijlage bij deze uitspraak.
Feiten
2.1
De voorzieningenrechter gaat uit van de volgende feiten.
  • Classic Park is gevestigd op het perceel [adres] te [vestigingsplaats] (de projectlocatie). Op de projectlocatie is een museum gevestigd voor klassieke auto’s. Verder worden er soms evenementen georganiseerd.
  • Op de projectlocatie is het bestemmingsplan “ [adres] ” van toepassing. De projectlocatie heeft hierin de bestemming “Cultuur en ontspanning – Museum”.
  • De projectlocatie ligt dicht bij natuurgebied De Geelders, een aaneengesloten complex van verschillende leembossen met bos, weiland en enkele kleine heideveldjes tussen Boxtel, Liempde en Schijndel. Het gebied maakt deel uit van het Nationaal Landschap Het Groene Woud.
  • Vergunninghoudster heeft op 7 september 2021 een aanvraag ingediend voor het tijdelijk uitoefenen van inpandige detailhandel in gebruikte auto’s en (motor)fietsen. Hiervoor wordt een gedeelte van het bestaande gebouw ingezet. Bij de aanvraag zit een ruimtelijke onderbouwing. Hierin is aangegeven dat Classic Park een belangrijke recreatieve poort voor de gemeente Boxtel vormt. Het museumbezoek en de vraag naar evenementen zijn als gevolg van coronamaatregelen en de veranderingen in de werkkostenregeling fors gereduceerd. De tijdelijke steunmaatregelen zijn onvoldoende om de kosten te dekken. Classic Park is daarom op zoek gegaan naar een passende verbreding van de activiteiten.
  • De inpandige detailhandel zal worden uitgevoerd door autobedrijf [bedrijf] . Dit is een autodealer in meerdere merken. Het autobedrijf heeft meerdere vestigingen in de regio ’s-Hertogenbosch – Eindhoven. Bedoeling is om de verkoop van tweedehandsauto’s te concentreren op de projectlocatie.
  • Verzoekster is een vereniging, gevestigd te Liempde. Het doel van de vereniging is: de bevordering van natuurbewustzijn, natuurstudie, natuur- en landschapsbescherming, natuurontwikkeling en natuurbeleving, alles in de meest ruime zin. Op de website van de vereniging staan verschillende activiteiten, waaronder het project erfgoedstrategie De Geelders.
  • Op de projectlocatie hebben de afgelopen dagen veel nieuwe en gebruikte auto’s van [bedrijf] gestaan in wisselende aantallen. Vergunninghoudster heeft ter zitting aangegeven dat er op enig moment meer dan 600 auto’s hebben gestaan. Verder heeft vergunninghoudster ter zitting aangegeven dat het parkeren van nieuwe auto’s door verweerder wordt gedoogd. Dit heeft verweerder ter zitting niet weersproken.
2.2
In het bestreden besluit heeft verweerder medewerking verleend op basis van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2º, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) juncto artikel 4, elfde lid, van Bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht (Bor). Een situatietekening en de ruimtelijke onderbouwing maken deel uit van het bestreden besluit. Op de situatietekening is de inpandige ruimte aangeduid. Verder is, ten zuiden van de gebouwen van Classic Park een parkeerterrein aangeduid met de woorden “parkeerplaatsen voor actieve handelsverkoop [bedrijf] ”. Een parkeerterrein ten noorden en ten westen van de gebouwen is aangeduid met de woorden “parkeerplaatsen voor handelsvoorraad [bedrijf] ”. Aan het bestreden besluit is het voorschrift verbonden dat het tijdelijk gebruik van het terrein conform bijlage 2 (de situatietekening) dient plaats te vinden. In de motivering van het bestreden besluit staat de volgende passage: “Deze verkoopactiviteiten vinden plaats in de bestaande bebouwing en sluiten goed aan bij de bestaande activiteiten, waardoor tevens het huidige gebruik - als Museum functie van Classic Park - behouden blijft.”
Ontvankelijkheid verzoekschrift.
3.1
Verweerder heeft zich ter zitting afgevraagd of door het gebruik van de tijdelijke omgevingsvergunning sprake zal zijn van onomkeerbare gevolgen en vraagt zich af of er wel een spoedeisend belang is bij het verzoek.
3.2
Volgens de voorzieningenrechter is sprake van een spoedeisend belang. Vergunninghoudster heeft aangegeven dat zij zo snel mogelijk gebruik wil maken van de omgevingsvergunning. Hierdoor kunnen de door verzoekster gevreesde gevolgen, zoals verkeersoverlast, van dit gebruik optreden. De voorzieningenrechter acht hierbij niet van belang of de gevolgen onomkeerbaar zijn of niet. Een ander oordeel zou er namelijk toe leiden dat er nooit een om een voorlopige voorziening met betrekking tot een tijdelijke vergunning zou kunnen worden gevraagd.
4.1
Verweerder en vergunninghoudster vragen zich af of verzoekster wel als belanghebbende kan worden aangemerkt. Zij merken op dat verzoekster een ruime statutaire doelstelling heeft en een beperkt werkgebied (de grenzen van de voormalige gemeente Liempde) en dat de projectlocatie buiten Liempde ligt. Verder vragen zij zich af of verzoekster wel feitelijke werkzaamheden ontplooit in het gebied.
4.2
Voor de vraag of een rechtspersoon belanghebbende is als bedoeld in artikel 1:2, eerste en derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), is bepalend of de rechtspersoon krachtens zijn statutaire doelstelling en blijkens zijn feitelijke werkzaamheden een rechtstreeks bij het bestreden besluit betrokken algemeen of collectief belang in het bijzonder behartigt.
4.3
De voorzieningenrechter stelt vast dat de projectlocatie zowel via wegen ten noorden als ten zuiden kan worden bereikt.
4.4
De voorzieningenrechter merkt verzoekster aan als belanghebbende. Natuur- en landschapsbescherming worden aangemerkt als specifieke doelen die verzoekster beoogt te beschermen. De voorzieningenrechter is verder van oordeel dat het werkingsgebied in de statuten niet met zoveel woorden is beperkt tot de voormalige gemeente Liempde. Bovendien ontplooit verzoekster feitelijke werkzaamheden in het natuurgebied De Geelders (dat ligt in Liempde en Boxtel, ten oosten van de A2). Tot slot kan niet op voorhand worden uitgesloten dat de gevolgen van het bestreden besluit (verkeersoverlast) merkbaar zullen zijn in Liempde zelf.
Beoordeling noodzaak voorlopige voorziening
5. Voordat de voorzieningenrechter de noodzaak kan beoordelen of een voorlopige voorziening moet worden getroffen, is het van belang te duiden waar nu eigenlijk een vergunning voor is verleend. Daarom bespreekt de voorzieningenrechter eerst het standpunt van vergunninghoudster dat verkoop van auto’s is toegestaan op basis van het bestemmingsplan. Verweerder heeft dit niet met zoveel woorden aangegeven in het bestreden besluit maar heeft het standpunt ter zitting wel overgenomen. Daarna gaat de voorzieningenrechter in op de omgevingsvergunning zelf.
6.1
Wat is op dit moment planologisch toegelaten? De projectlocatie heeft de bestemming ‘cultuur en ontspanning – museum’. In artikel 3.1 van de planregels staat dat hier een museum voor opstelling van klassieke en andere bijzondere auto's, motoren en tractoren is toegelaten. Daarnaast is een aantal ondersteunende nevenactiviteiten toegelaten ter ondersteuning van deze hoofdfuncties waaronder ondersteunende horecavoorzieningen
(400 m²) en ondersteunende detailhandel voorzieningen (200 m²). Detailhandel, met uitzondering van ondersteunende detailhandel, is verboden. Parkeervoorzieningen ondergeschikt aan de hoofdfunctie zijn ook toegelaten. In artikel 1 van de planregels wordt een museum als volgt gedefinieerd: “gebouw waarin voorwerpen van kunst, waaronder mobiel industrieel erfgoed, of wetenschap worden tentoongesteld, inclusief galerie en magazijn/opslag;” Een galerie is als volgt gedefinieerd: ”tentoonstellings- en verkoopruimte voor kunstwerken, onder andere mobiel industrieel erfgoed, waarbij tevens vergaderruimtes/presentatieruimtes zijn toegestaan;” Mobiel industrieel erfgoed is als volgt gedefinieerd: “klassieke en andere bijzondere auto's, motoren en tractoren”. Ondersteunende detailhandel is als volgt gedefinieerd: “een detailhandelsvoorziening binnen een bestemming waarvan de hoofdfunctie een andere dan detailhandel is, die uitgeoefend mag worden ten behoeve van deze hoofdfunctie en ondergeschikt daaraan functie gebonden ondersteunende detailhandel mag uitoefenen, met dien verstande dat de verkoop van streekproducten is toegestaan;”
In de toelichting van het bestemmingsplan staat nog het volgende: “Detailhandel zal ondersteunend zijn aan de hoofdfunctie en het thema classic cars en zal zeker niet het karakter krijgen van een reguliere winkel. Verkoop van artikelen zonder relatie met het hoofdthema (zoals woninginrichting of laaggeprijsde ‘partijgoederen’) is, zo stelt de initiatiefnemer, dan ook absoluut niet aan de orde. Daarmee zou het concept de primaire doelgroepen van zich vervreemden en in een zinloze concurrentie treden met in dit type goederen gespecialiseerde aanbieders.”
6.2
De voorzieningenrechter is op basis van de planregels van oordeel dat een onbeperkte verkoop van klassieke auto’s niet is toegelaten op basis van het geldende bestemmingsplan. Het verkopen van auto’s is slechts toegestaan als ondersteunende detailhandel. De definitie van de functie ‘galerie’ maakt dat niet anders en wil niet zeggen dat de gehele museumvoorraad kan worden tentoongesteld en worden verkocht. Dit verhoudt zich niet met het uitdrukkelijke verbod op detailhandel in artikel 3.4.2 van de planregels. Slechts
200 m² kan worden aangewend voor de verkoop van goederen, waarbij auto’s niet zijn uitgesloten. Het is niet toegestaan willekeurige auto’s te verkopen, alleen het zogenoemde mobiel industrieel erfgoed. Met andere woorden, de projectlocatie is geen autoshowroom waar onbeperkt klassieke auto’s kunnen worden verkocht.
6.3
Verder merkt de voorzieningenrechter op dat het niet is toegelaten om onbeperkt auto’s te parkeren. Het parkeren van auto’s is slechts als ondergeschikte functie aan een museum toegelaten. Dat betekent volgens de voorzieningenrechter dat het stallen van auto’s in afwachting van verkoop door een garagebedrijf niet is toegestaan. Een andere uitleg verhoudt zich niet met de beperking van de oppervlakte van stallingsruimte in artikel 3.4.1 van de planregels.
7.1
Wat wordt er eigenlijk vergund? De voorzieningenrechter is van oordeel dat het bestreden besluit op dit punt onduidelijk is. De vergunning wordt verleend voor de verkoop van auto’s. In de overwegingen wordt gesproken over de inpandige verkoop van auto’s. Op de situatietekening worden ook grote terreinen buiten de gebouwen aangeduid als ‘actieve handelsverkoop’ en ‘handelsvoorraad’. In de voorschriften wordt het toegestane gebruik gekoppeld aan de situatietekening. Volgens de voorzieningenrechter moet er van worden uitgegaan dat het bestreden besluit de verkoop van auto’s van derden zowel binnen als buiten toestaat. Als dat meer is dan verweerder voor ogen had, dan had verweerder in het bestreden besluit het vergunde gebruik beter moeten afbakenen. De voorzieningenrechter houdt het er verder voor dat verweerder niet heeft bedoeld vergunning te verlenen voor het parkeren van handelsvoorraad die niet ter plaatse wordt verkocht. Dit staat echter niet duidelijk in het bestreden besluit.
8.1
Verzoekster voert aan dat haar leden van de buurtschappen [naam] en [naam] niets hebben gemerkt van de omgevingsdialoog. Haar leden in enkele buurtschappen en verzoekster zelf zijn niet actief bezocht of uitgenodigd.
8.2
Bij de omgevingsdialoog zijn afzonderlijke leden van verzoekster kennelijk niet betrokken. Wel is de voorzieningenrechter gebleken dat verweerder bekend had kunnen zijn met de reactie van verzoekster op de aanvraag voordat het bestreden besluit werd genomen. Een omgevingsdialoog hoeft niet succesvol te zijn om het bestreden besluit te nemen. Voldoende is dat verweerder en aanvrager op de hoogte zijn van de mening van omwonenden en betrokken groeperingen bij het initiatief en dat de aanvrager de plannen, zo nodig, kan aanpassen. Dat is in dit geval gebeurd. De voorzieningenrechter ziet in deze bezwaargrond geen aanleiding voor schorsing van het bestreden besluit.
9.1
Verzoekster merkt op dat vergunninghoudster in de media heeft gezegd dat het de bedoeling is dat het een grootschalig belevingscentrum voor gebruikte auto’s wordt. Dat is in strijd met het bestemmingsplan en het beleid van de gemeente Boxtel om garagebedrijven op Ladonk levensvatbaar te laten zijn. Op het terrein zijn nu langs de A2 vele tientallen auto’s gestald, dat is veel meer dan inpandig. Ook is sprake van een zeer grote lichtreclame voor het bedrijf. Het lijkt sterk op een enorme showroom in het buitengebied. Verzoekster vreest de gevolgen voor de leefbaarheid in het gebied. Het toegestane gebruik kan leiden tot een enorme toename van bezoekersverkeer en transportverkeer en daar is de wegenstructuur niet op berekend. Het zal leiden tot verkeersoverlast en verkeersonveilige situaties. Slechts op enkele meters afstand van Classic Park is natuurgebied De Geelders gelegen, een van de meest biodiverse leembossen in Nederland. Zij vraagt zich af of dit wel is toegelaten, gelet op de Interim omgevingsverordening Noord-Brabant (IOV) en de gemeentelijke structuurvisie.
9.2
In de motivering van het bestreden besluit stelt verweerder dat de ontwikkeling niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening omdat de verkoopactiviteiten plaatsvinden in de bestaande bebouwing en goed aansluiten bij de bestaande activiteiten. Ter zitting heeft verweerder aangegeven dat verkoop al is toegelaten in de bestaande situatie. Verder heeft verweerder verwezen naar de ruimtelijke onderbouwing en opgemerkt dat verzoekster deze niet heeft betwist. Verweerder benadrukt verder dat de structuurvisie al dateert uit 2011.
9.3
Vergunninghoudster merkt ook op dat in de bestaande situatie verkoop van auto’s al is toegelaten. De IOV is niet van toepassing op het bestreden besluit.
9.4
In de ruimtelijke onderbouwing staat dat de tijdelijke functie normaliter geen gevolgen heeft voor de parkeerbehoefte en de verkeersafwikkeling. Verder wordt hierin aangegeven dat het initiatief kan worden beschouwd als een arbeidsintensief bezoekersextensief bedrijf met 10,9 verkeersbewegingen per 100 m² bvo per uur en een parkeerbehoefte van 2,6 parkeerplaatsen per 100 m² bvo.
9.5
In artikel 3.73 van de IOV worden eisen gesteld aan de vestiging van niet-agrarische functies in het buitengebied. Er moet een gebiedsgerichte benadering plaatsvinden waarbij wordt gekeken naar de gevolgen van de ontwikkeling en hoe de ontwikkeling bijdraagt aan het versterken van de omgevingskwaliteit. Er moeten duidelijke grenzen worden gesteld aan de bij de omgeving passende omvang en duidelijk moet worden aangegeven welke specifieke gebruiksactiviteit is toegestaan en dat opslag en stalling alleen in gebouwen mag plaatsvinden. Een passende omvang voor een detailhandelsvoorziening is ten hoogste 200 m². Dit artikel is van toepassing op bestemmingsplannen en vergunningen als bedoeld in artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 3º, van de Wabo.
9.6
Hierboven heeft de voorzieningenrechter al geoordeeld dat in het bestreden besluit zowel binnen- als buitenverkoop is vergund. Als verweerder dit had willen beperken, dan had verweerder dit beter moeten beschrijven en afbakenen in het bestreden besluit. In ieder geval had verweerder het stallen van handelsvoorraad moeten verbieden. De omstandigheid dat er veel parkeerplaatsen zijn, wil niet zeggen dat deze parkeerplaatsen maar moeten worden volgezet met auto’s.
9.7
De voorzieningenrechter is verder van oordeel dat verzoekster zich terecht zorgen maakt over de omvang van het vergunde gebruik en de daarmee gepaard gaande verkeersstroom. De parkeerbehoefte van een garagebedrijf in het buitengebied is gemiddeld vijf keer zo groot als de parkeerbehoefte van een museum in het buitengebied (kijkend naar veel gehanteerde parkeernormen). De voorzieningenrechter vindt dat verweerder veel te gemakkelijk is uitgegaan van de ruimtelijke onderbouwing en dat verweerder veel zorgvuldiger had moeten onderzoeken of het initiatief zal leiden tot een toename van het aantal verkeersbewegingen (zowel het transport van auto’s als bezoekersverkeer) en een toename van het aantal parkeerplaatsen. Verweerder lijkt er van uit te zijn gegaan dat alle activiteiten inpandig plaatsvinden en heeft ten onrechte niet zelf onderzocht wat de gevolgen zijn van deze mogelijke verkeerstoename op de omgeving. De voorzieningenrechter doelt hierbij vooral op verkeersoverlast en verkeersveiligheid alsmede de gevolgen van het verkeer op het omliggende landschap en de natuur.
9.8
Vergunninghoudster merkt terecht op dat artikel 3.73 van de IOV niet van toepassing is op dit initiatief. Dat neemt echter niet weg dat de gedachte achter dit artikel wel onderdeel is van een goede ruimtelijke ordening. De gedachte achter artikel 3.73 van de IOV is het voorkomen van nieuwe bedrijvigheid in het Brabantse buitengebied en, als het wordt toegestaan, het duidelijk afbakenen en begrenzen van deze bedrijvigheid. Volgens de voorzieningenrechter is dit niet gebeurd in het bestreden besluit en is dit besluit daarom genomen in strijd met een goede ruimtelijke ordening.
10.1
Verzoekster vraagt zich af of de gemeente Boxtel moet opdraaien voor het ondernemersrisico van vergunninghoudster.
10.2
Verweerder heeft in de belangenafweging meegenomen dat vergunninghoudster zwaar is getroffen door de corona pandemie. Omdat deze hopelijk tijdelijk is, heeft verweerder ook een tijdelijke vergunning verleend.
10.3
De voorzieningenrechter is van oordeel dat verweerder bij de belangenafweging bij het gebruik van deze bevoegdheid de financiële positie van vergunninghoudster mag betrekken. De voorzieningenrechter neemt hierbij in aanmerking dat vergunning wordt verleend voor een periode van vijf jaar. Deze tijdelijkheid is voldoende geborgd in het bestreden besluit. Als vergunninghoudster daarna de toestemming in het bestreden besluit zal willen verlengen, zal zij op dat moment moeten onderbouwen dat een verlenging dan nog steeds noodzakelijk is vanwege haar financiële positie.
Conclusie
11.1
De voorzieningenrechter is op basis van rechtsoverwegingen 9.6 tot en met 9.8 van deze uitspraak van oordeel dat het bestreden besluit niet ongewijzigd in stand kan blijven. Verweerder zal in de te nemen beslissing op de bezwaren van verzoekster (en anderen), een betere afweging moeten maken en ziet aanleiding om een voorlopige voorziening te treffen. Hierbij houdt de voorzieningenrechter rekening met de volgende omstandigheden:
  • Verweerder heeft aangegeven dat pas in het voorjaar een beslissing op bezwaar zal worden genomen.
  • In de winter zullen niet heel snel nadelige gevolgen voor het gebied optreden. Daarna wordt dat anders.
  • Vergunninghoudster wordt zwaar getroffen door de coronapandemie en (inmiddels) de tijdelijke sluiting van musea en winkels.
11.2
Het bestreden besluit wordt geschorst tot en met zes weken na de bekendmaking van de beslissing op bezwaar. De voorzieningenrechter staat echter de verkoop van gebruikte auto’s, motoren en elektrische fietsen inpandig toe, uitsluitend op de daartoe (blauw) aangeduide plaats op de situatietekening op bijlage 2 van het bestreden besluit. Voor de duidelijkheid verbiedt de voorzieningenrechter iedere vorm van detailhandel in gebruikte auto’s, motoren en elektrische fietsen buiten de gebouwen van vergunninghoudster, alsmede het parkeren of stallen van auto’s op de projectlocatie die niet ter plaatse te koop worden aangeboden, met uitzondering van het parkeren van auto’s van bezoekers of werknemers van vergunninghoudster of van [bedrijf] BV met ingang van 7 januari 2022. Auto’s op de projectlocatie die wel (inpandig) te koop worden aangeboden mogen uitsluitend worden geparkeerd op de zuidelijke parkeerplaats van vergunninghoudster, in de situatietekening op bijlage 2 van het bestreden besluit aangeduid als ‘parkeerplaatsen voor actieve handelsverkoop’.
De voorzieningenrechter gaat er van uit dat verweerder zal toezien op naleving van de voorwaarden die zijn verbonden aan de voorlopige voorziening. In de voorwaarden is het parkeren van handelsvoorraad expliciet verboden, mede om de negatieve ruimtelijke gevolgen van deze activiteit te beperken. De voorzieningenrechter biedt vergunninghoudster een overgangstermijn om de huidige handelsvoorraad te laten verwijderen.
11.3
Omdat de voorzieningenrechter het verzoek toewijst, bepaalt de voorzieningenrechter dat verweerder aan verzoekster het door haar betaalde griffierecht vergoedt. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding, nu niet gebleken is van daarvoor in aanmerking komende kosten.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
  • schorst het bestreden besluit tot zes weken na bekendmaking van de beslissing op bezwaar;
  • staat bij wijze van voorlopige voorziening de verkoop van gebruikte auto’s, motoren en elektrische fietsen inpandig toe, uitsluitend op de daartoe (blauw) aangeduide plaats op de situatietekening op bijlage 2 van het bestreden besluit;
  • verbiedt iedere vorm van detailhandel in gebruikte auto’s, motoren en elektrische fietsen buiten de gebouwen van vergunninghoudster;
  • verbiedt het parkeren of stallen van auto’s op de projectlocatie die niet ter plaatse te koop worden aangeboden, met uitzondering van het parkeren van auto’s van bezoekers of werknemers van vergunninghoudster en [bedrijf] BV met ingang van 7 januari 2022;
  • bepaalt dat auto’s op de projectlocatie die wel ter plaatse (inpandig) te koop worden aangeboden, uitsluitend mogen worden geparkeerd op de zuidelijke parkeerplaats van vergunninghoudster, in de situatietekening op bijlage 2 van het bestreden besluit aangeduid als ‘parkeerplaatsen voor actieve handelsverkoop’;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 360,00 aan verzoekster te vergoeden.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Bijlage

Planregels

3.1
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Cultuur en ontspanning - Museum' aangewezen gronden zijn bestemd voor
a. een museum voor opstelling van klassieke en andere bijzondere auto's, motoren en tractoren;
met daaraan ondersteunend:
reparatie van klassieke en andere bijzondere auto's, motoren en tractoren, met inachtneming van het bepaalde in 3.4.1;
stallingsruimte van klassieke en andere bijzondere auto's, motoren en tractoren, met inachtneming van het bepaalde in 3.4.1;
horecavoorzieningen die ten dienste staan van de in 3.1 sub a genoemde doeleinden en met inachtneming van het bepaalde in 3.4.1;
detailhandelvoorzieningen die ten dienste staan van de in 3.1 sub a genoemde doeleinden en met inachtneming van het bepaalde in 3.4.1;
kantoren, met inachtneming van het bepaalde in 3.4.1;
ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', tevens voor een bedrijfswoning;
evenementen ten behoeve van de museumfunctie in gebouwen;
met daaraan ondergeschikt:
een (dak)terras;
speelvoorzieningen;
wegen en paden;
groenvoorzieningen;
water;
parkeervoorzieningen.
3.4.1
Ondersteunende nevenactiviteiten
Detailhandel, horeca, stallingsruimte, reparatie klassieke auto's en kantoren als ondersteunende nevenactiviteit, zoals bedoeld in 3.1 sub c, d en e zijn toegestaan met de volgende maximale oppervlakten:
horeca: 400 m² brutovloeroppervlak, met dien verstande dat terrassen hier niet onder begrepen zijn. Het dakterras bevindt zich uitsluitend op de eerste verdieping en bedraagt maximaal 80 m².
detailhandel: 200 m² winkelverkoopvloeroppervlak;
stallingsruimte: 1.000 m² brutovloeroppervlak;
reparatie klassieke auto's: 330 m² brutovloeroppervlak;
kantoren: 400 m² brutovloeroppervlak.
3.4.2
Strijdig gebruik
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:
detailhandel, met uitzondering van ondersteunende detailhandel als bedoeld in 3.1 sub e en detailhandel onderdeel uitmakend van een evenement binnen gebouwen;
1.19
galerie:
tentoonstellings- en verkoopruimte voor kunstwerken, onder andere mobiel industrieel erfgoed, waarbij tevens vergaderruimtes/presentatieruimtes zijn toegestaan;
1.23
museum:
gebouw waarin voorwerpen van kunst, waaronder mobiel industrieel erfgoed, of wetenschap worden tentoongesteld, inclusief galerie en magazijn/opslag;
1.24
ondersteunende detailhandel:
een detailhandelsvoorziening binnen een bestemming waarvan de hoofdfunctie een andere dan detailhandel is, die uitgeoefend mag worden ten behoeve van deze hoofdfunctie en ondergeschikt daaraan functiegebonden ondersteunende detailhandel mag uitoefenen, met dien verstande dat de verkoop van streekproducten is toegestaan;
3.73
van de IOV
Lid 1
Een bestemmingsplan van toepassing op Landelijk gebied kan voorzien in de vestiging van een niet-agrarische functie op een bestaand bouwperceel als aan de volgende voorwaarden is voldaan:
a.de vestiging past binnen de ontwikkelingsrichting van het gebied waarbij de volgende aspecten zijn betrokken:
1.een gebiedsgerichte benadering welke activiteiten en functies passen in de omgeving;
2.welke effecten de mogelijke ontwikkeling heeft op andere aspecten, waaronder mobiliteit, agrarische ontwikkeling, leefbaarheid en leegstand elders;
3.hoe de vestiging bijdraagt aan het versterken van de omgevingskwaliteit, waaronder een bijdrage aan de sloop van overtollig en leegstaand vastgoed in het Landelijk gebied.
Lid 2
Het bestemmingsplan dat de vestiging mogelijk maakt, borgt dat de functie, ook op langere termijn, past binnen de ontwikkelingsrichting en stelt daartoe regels:
a.over een bij de omgeving passende omvang en publieksaantrekkende werking;
b.welke specifieke gebruiksactiviteit is toegestaan;
c.dat opslag en stalling plaatsvindt in gebouwen;
d.dat de ontwikkeling verplaatst naar een passende locatie als deze niet langer past binnen de maximaal toegestane omvang.
Lid 3
Als een binnen de omgeving passende omvang geldt voor:
a.bedrijvigheid, dat deze kleinschalig is en past binnen een gemengde omgeving waardoor het niet doelmatig is om deze te vestigen op een bedrijventerrein;
b.een detailhandelsvoorziening, een omvang van het verkoopvloeroppervlak van ten hoogste 200 m²;
c.een voorziening ten dienste van vrije-tijd en zorg, een omvang van de bebouwing van ten hoogste 1 hectare.