In deze zaak heeft de rechtbank Oost-Brabant op 3 februari 2021 een tussenuitspraak gedaan in een incident. De eiser, wonende te [plaats], heeft een vordering ingesteld tegen AEGON Schadeverzekeringen N.V. naar aanleiding van een geschil over een autoverzekering. De auto van eiser is in brand gevlogen en AEGON heeft geweigerd uit te keren, onder verwijzing naar vermeende fraude door eiser. Eiser heeft een claim ingediend voor schadevergoeding, maar AEGON heeft een incidentele vordering ingediend tot niet-ontvankelijkverklaring van eiser, omdat er eerder een bindend advies door het Kifid was gegeven. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser vrijwillig en ondubbelzinnig heeft afgezien van het recht op toegang tot de overheidsrechter door de keuze voor bindend advies. De rechtbank overweegt dat de keuze voor bindend advies niet in strijd is met artikel 6 EVRM, mits deze keuze vrijwillig en ondubbelzinnig is gemaakt. Eiser heeft aangevoerd dat hij niet goed geïnformeerd was over de gevolgen van zijn keuze, maar de rechtbank oordeelt dat hij voldoende informatie had en dat zijn keuze dus geldig was. De rechtbank wijst de incidentele vordering van AEGON af, maar stelt dat de hoofdzaak verder moet worden behandeld, waarbij AEGON ook moet ingaan op het beroep van eiser op artikel 7:904 BW. Eiser wordt veroordeeld in de proceskosten van het incident.