ECLI:NL:RBOBR:2021:875

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
3 februari 2021
Publicatiedatum
25 februari 2021
Zaaknummer
366715 / KGZA 21-6
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in kort geding betreffende de voogdij en het gebruik van de echtelijke woning na vertrek van de vrouw met de kinderen

In deze zaak, die op 3 februari 2021 door de Rechtbank Oost-Brabant is behandeld, is een kort geding aanhangig gemaakt door de man, die de voorlopige voogdij over de minderjarige kinderen en het exclusieve gebruik van de echtelijke woning vorderde. De vrouw had zonder overleg met de man de echtelijke woning verlaten en was met de kinderen naar familie in [plaats 2] vertrokken. De man stelde dat het in het belang van de kinderen was dat zij weer naar de echtelijke woning terugkeerden, omdat zij daar de nodige zorg en onderwijs zouden krijgen. De vrouw voerde aan dat de man mishandelingen had gepleegd en dat zij daarom had moeten vertrekken. De voorzieningenrechter oordeelde dat de vrouw niet aannemelijk had gemaakt dat er een urgente situatie was die haar vertrek rechtvaardigde. De voorzieningenrechter besloot de kinderen voorlopig aan de man toe te vertrouwen en hem het exclusieve gebruik van de echtelijke woning toe te kennen. De proceskosten werden gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten droeg.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Civiel Recht
Zittingsplaats 'sHertogenbosch
zaaknummer / rolnummer: C/01/366715 / KG ZA 21-6
Vonnis in kort geding van 3 februari 2021
in de zaak van
[eiser],
wonende te [plaats 1] ,
eiser,
advocaat mr. A. El Aqde te Amsterdam,
tegen
[gedaagde],
wonende te [plaats 2] ,
gedaagde,
advocaat mr. R.T.P. Tielemans te Eindhoven.
Partijen zullen hierna de man en de vrouw genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 26 januari 2021 met 9 producties
  • de brief van mr. Tielemans van 2 februari 2021 met 2 producties.
  • de mondelinge behandeling via Skype op 3 februari 2021.
1.2.
De voorzieningenrechter heeft terstond mondeling vonnis gewezen, waarvan dit een schriftelijke uitwerking is.

2.De feiten

2.1.
Partijen zijn echtelieden. Zij zijn op 16 november 2006 gehuwd.
2.2.
Uit het huwelijk van partijen zijn vier, thans nog minderjarige, kinderen geboren:
  • [naam kind 1] , geboren op [datum 1] ;
  • [naam kind 2] , geboren op [datum 2] ;
  • [naam kind 3] , geboren op [datum 3] ;
  • [naam kind 4] , geboren op [datum 4] .
2.3.
De vrouw heeft in 2016 zonder medeweten van de vrouw met de kinderen de woning verlaten. De vrouw heeft destijds ook aangifte gedaan tegen de man van mishandeling.
2.4.
De vrouw is vervolgens toch weer teruggekeerd bij de man en partijen hebben zich verzoend.
2.5.
Medio december 2020 heeft de vrouw wederom zonder medeweten van de man met de kinderen de echtelijke woning verlaten.
2.6.
De vrouw woont sindsdien met de kinderen bij familie in [plaats 2] .
2.7.
De vrouw heeft inmiddels via haar advocaat aangekondigd dat zij binnenkort een echtscheidingsprocedure zal starten.
2.8.
Op 28 januari 2021 heeft de vrouw opnieuw aangifte gedaan tegen de man van mishandeling over de periode vanaf 2016.

3.Het geschil

3.1.
De man vordert samengevat – om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
  • de minderjarige kinderen van partijen aan de man toe te vertrouwen en de vrouw te bevelen de kinderen aan de man af te geven;
  • te bepalen dat de man bij uitsluiting van de vrouw gerechtigd zal zijn tot het gebruik van de echtelijke woning, met bevel dat de vrouw de woning moet verlaten en niet meer mag betreden;
  • de proceskosten te compenseren.
3.2.
De man legt daaraan, zakelijk weergegeven, het volgende ten grondslag.
Het is in het belang van de kinderen dat zij weer terugkeren in de echtelijke woning en aan de man worden toevertrouwd. Zij zijn zonder noodzaak en zonder medeweten van de man door de vrouw uit hun vertrouwde omgeving gehaald en vervolgens ziek gemeld op school.
De kinderen hebben als gevolg daarvan onderwijs gemist. De kinderen hebben ook bijzondere aandacht nodig. De vrouw is in tegenstelling tot de man niet in staat om daarvoor zorg te dragen.
De man weet niet precies waar de vrouw met de kinderen verblijft en heeft sinds haar vertrek geen contact meer gehad met haar. Ook heeft hij sindsdien de kinderen niet meer gezien.
3.3.
De vrouw voert daartegen, zakelijk weergegeven, het volgende verweer.
De man had in plaats van dit kort geding om een voorlopige voorziening ex artikel 821 Rv moeten vragen in de echtscheidingsprocedure. De vrouw heeft al bij brief van 20 januari 2021 aan de vrouw aangekondigd dat zij een echtscheidingsprocedure zal opstarten. De vrouw zal in dat kader ook om een voorlopige voorziening vragen. Er zal dus binnen afzienbare termijn een voorziening worden getroffen.
Het gaat te ver om nu in het kader van een kort geding te bepalen dat de kinderen aan de man worden toevertrouwd. Dat is niet in hun belang. Zij hebben inmiddels al weken geen contact meer gehad met de man.
De vrouw betwist dat zij zonder noodzaak met de kinderen is vertrokken. Zij is door de man mishandeld en heeft daar aangifte van gedaan. De vrouw had haar vertrek van tevoren ook gepland in overleg met haar familie.
De vrouw betwist ook dat de kinderen onderwijs hebben gemist. Zij hebben digitaal lessen gevolgd van school.

4.De beoordeling

4.1.
Vast staat dat de vrouw nog geen verzoek tot echtscheiding bij de rechtbank heeft ingediend en de man niet voornemens is een verzoek tot echtscheiding in te dienen. Dat betekent dat artikel 821 Rv niet van toepassing is en dat de voorzieningenrechter in kort geding dus een voorlopige voorziening kan treffen. De man heeft daar ook voldoende spoedeisend belang bij.
4.2.
De vraag is of de kinderen voorlopig aan de man moeten worden toevertrouwd en of de man het uitsluitend gebruik van de echtelijke woning moet krijgen. Vast staat dat de vrouw medio december 2020 zonder overleg met de man de echtelijke woning heeft verlaten en dat zij de minderjarige kinderen van partijen daarbij heeft meegenomen. De vrouw verblijft sindsdien met de kinderen in [plaats 2] . Uitgangspunt is dat de vrouw daarvoor toestemming nodig heeft van de man en dat zij anders de rechtbank om vervangende toestemming moet vragen. Dat heeft zij niet gedaan. Daarmee maakt de vrouw zich schuldig aan eigenrichting.
4.3.
De vrouw heeft niet aannemelijk gemaakt dat sprake was van een dermate urgente situatie dat zij halsoverkop met de kinderen uit de woning heeft moeten vluchten. Zij stelt weliswaar dat zij door de man jarenlang werd mishandeld, maar heeft dat onvoldoende aannemelijk gemaakt. De man betwist de aantijgingen en de vrouw heeft ter onderbouwing van haar stelling slechts verwezen naar een door haar overgelegd proces-verbaal van aangifte. Die aangifte acht de voorzieningenrechter op het eerste gezicht niet erg overtuigend. De aangifte is pas gedaan op 28 januari 2021, dus bijna anderhalve maand nadat de vrouw de woning had verlaten en twee dagen nadat de dagvaarding in dit kort geding aan de vrouw was betekend. Daarmee wordt ten minste de schijn gewekt dat de aangifte vooral ten behoeve van dit kort geding is gedaan. Dat de vrouw in 2016 ook al eens aangifte heeft gedaan tegen de man van mishandeling maakt dat niet anders. De man betwist ook de juistheid van die aantijgingen en kennelijk hij is naar aanleiding daarvan niet strafrechtelijk veroordeeld. Partijen hebben zich korte tijd later bovendien weer verzoend. Dat lijkt op het eerste gezicht moeilijk te rijmen met de door de vrouw gestelde jarenlange mishandeling door de man. In dat verband is het ook jammer dat de vrouw er voor heeft gekozen om niet zelf te verschijnen bij de mondelinge behandeling van dit kort geding (die plaatsvond via Skype) en haar advocaat volledig het woord te laten doen. De vrouw heeft daarmee de mogelijkheid voorbij laten gaan om zelf een nadere toelichting te geven op hetgeen is voorgevallen en om antwoord te geven op vragen daarover van de voorzieningenrechter.
4.4.
De man heeft daarnaast voldoende aannemelijk gemaakt dat het in het belang van de kinderen is dat zij zo snel mogelijk terugkeren naar de echtelijke woning. Er bestaat voldoende aanleiding om te veronderstellen dat zij in de huidige situatie niet het onderwijs en de begeleiding krijgen die zij nodig hebben. De vrouw stelt bij monde van haar advocaat weliswaar dat de kinderen online onderwijs volgen, maar de man heeft onweersproken gesteld dat de kinderen aanvankelijk na het vertrek uit de echtelijke woning ziek zijn gemeld op school en dat inmiddels een leerplichtambtenaar in beeld is. Er lijkt dus wel het een an ander aan de hand te zijn. De vrouw heeft ook niet betwist dat het oudste kind, [naam kind 1] , die in de brugklas van de middelbare school zit, op het moment dat de vrouw haar meenam uit de echtelijke woning, midden in een proefwerkweek zat en daardoor (een aantal) proefwerken niet heeft kunnen maken. Dat dit niet in haar belang is, spreekt voor zich. Van belang is bovendien dat op 8 februari 2021, dus volgende week maandag, de basisscholen weer open gaan. Het is de bedoeling dat de drie jongste kinderen dan weer in [plaats 1] naar school gaan. Er bestaat voldoende reden om eraan te twijfelen dat de vrouw dat voor elkaar gaat krijgen. De vrouw heeft ook niet concreet gemaakt hoe zij dat denkt te gaan doen.
4.5.
De man heeft zich ter zitting nog bereid verklaard om de echtelijke woning te verlaten om de vrouw gelegenheid te bieden met de kinderen daar terug te keren, zodat de kinderen weer naar school kunnen. De advocaat van de vrouw heeft aangegeven dat de vrouw daartoe niet bereid is. Zij wil onder geen beding terugkeren naar de echtelijke woning. De voorzieningenrechter acht het onder de gegeven omstandigheden dan in het belang dan de kinderen dat zij voorlopig aan de man worden toevertrouwd. De eerste vordering zal daarom worden toegewezen, waarbij de vrouw zal worden bevolen om de kinderen aan de man af te geven.
4.6.
Ook de tweede vordering van de man zal worden toegewezen. Nu de kinderen voorlopig aan de man zullen worden toevertrouwd, bestaat voldoende grond om te bepalen dat de man bij uitsluiting van de vrouw gerechtigd is tot het gebruik van de echtelijke woning en de vrouw te bevelen de woning te verlaten (voor zover zij dat al niet heeft gedaan).
4.7.
Gelet op het feit dat partijen echtelieden zijn zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
vertrouwt de minderjarige kinderen van partijen ( [naam kind 1] , [naam kind 2] , [naam kind 3] en [naam kind 4] ) toe aan de man en beveelt de vrouw om de kinderen aan de man af te geven.
5.2.
bepaalt dat de man voorlopig met uitsluiting van de vrouw gerechtigd is tot het gebruik van de echtelijke woning aan de [adres] te ( [postcode] ) [plaats 1] en beveelt de vrouw de echtelijke woning te verlaten en deze verder niet meer te betreden,
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. E. Loesberg en in het openbaar uitgesproken op 3 februari 2021.