In deze zaak, die voor de Rechtbank Oost-Brabant werd behandeld, vorderden Psari B.V. en een andere eiseres (hierna: Psari c.s.) in kort geding de opheffing van conservatoire beslagen die door de curator, mr. Geurt te Biesebeek, waren gelegd. De curator had op 3 januari 2022 beslag gelegd op de aandelen van Psari en op een appartementsrecht van de tweede eiseres, in het kader van een faillissement van een onder curatele gestelde persoon. De curator stelde dat de verkoop van de aandelen van de onder curatele gestelde aan de tweede eiseres Paulianeus was, en dat deze handeling de schuldeisers benadeelde. De voorzieningenrechter oordeelde dat Psari c.s. niet summierlijk hadden aangetoond dat het vorderingsrecht van de curator ondeugdelijk was. De rechter wees erop dat de curator voldoende aannemelijk had gemaakt dat de aandelenoverdracht een constructie was om verhaalsmiddelen aan de boedel te onttrekken. De voorzieningenrechter concludeerde dat de belangen van de curator bij handhaving van de beslagen zwaarder wogen dan de belangen van Psari c.s. bij opheffing van de beslagen. De vorderingen van Psari c.s. werden afgewezen, en zij werden veroordeeld in de proceskosten van de curator.