ECLI:NL:RBOBR:2022:1036

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
18 maart 2022
Publicatiedatum
22 maart 2022
Zaaknummer
C/01/378621 / KG ZA 22-45
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot opheffing conservatoir beslag in kort geding afgewezen wegens ondeugdelijkheid vorderingsrecht curator

In deze zaak, die voor de Rechtbank Oost-Brabant werd behandeld, vorderden Psari B.V. en een andere eiseres (hierna: Psari c.s.) in kort geding de opheffing van conservatoire beslagen die door de curator, mr. Geurt te Biesebeek, waren gelegd. De curator had op 3 januari 2022 beslag gelegd op de aandelen van Psari en op een appartementsrecht van de tweede eiseres, in het kader van een faillissement van een onder curatele gestelde persoon. De curator stelde dat de verkoop van de aandelen van de onder curatele gestelde aan de tweede eiseres Paulianeus was, en dat deze handeling de schuldeisers benadeelde. De voorzieningenrechter oordeelde dat Psari c.s. niet summierlijk hadden aangetoond dat het vorderingsrecht van de curator ondeugdelijk was. De rechter wees erop dat de curator voldoende aannemelijk had gemaakt dat de aandelenoverdracht een constructie was om verhaalsmiddelen aan de boedel te onttrekken. De voorzieningenrechter concludeerde dat de belangen van de curator bij handhaving van de beslagen zwaarder wogen dan de belangen van Psari c.s. bij opheffing van de beslagen. De vorderingen van Psari c.s. werden afgewezen, en zij werden veroordeeld in de proceskosten van de curator.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Civiel Recht
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
zaaknummer / rolnummer: C/01/378621 / KG ZA 22-45
Vonnis in kort geding van 18 maart 2022
in de zaak van
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
PSARI B.V.,
gevestigd te Eindhoven,
2.
[eiseres sub 2],
wonende te [woonplaats] ,
eiseressen,
advocaten mr. L.F. Claassens en mr. H.C.M. Schaeken te Eindhoven,
tegen
MR. GEURT TE BIESEBEEK, in zijn hoedanigheid van curator in het faillissement van [onder curatele gestelde]
,
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde,
advocaat mr. B.A.P. Sijben te Helmond.
Partijen zullen hierna Psari c.s. en de curator genoemd worden. Waar nodig worden eisers afzonderlijk Psari en [eiseres sub 2] genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 10 februari 2022 met 7 producties
  • de brief van mr. Sijben van 16 februari 2022 met 8 producties
  • de mondelinge behandeling die op 25 februari 2022 heeft plaatsgevonden via een verbinding via Skype
  • de pleitnota van Psari
  • de pleitnota van de curator.
1.2.
Het kort geding is ter zitting voor de duur van 1 week aangehouden teneinde te bezien of partijen een minnelijke regeling konden bereiken. Bij brief van 4 maart 2022 heeft mr. Sijben de voorzieningenrechter bericht dat partijen geen regeling hebben bereikt.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
Op 15 maart 2019 is [onder curatele gestelde] (hierna te noemen: [onder curatele gestelde] ) in staat van faillissement verklaard, met aanstelling van mr. G. te Biesebeek als curator.
2.2.
[onder curatele gestelde] is gehuwd met [eiseres sub 2] .
2.3.
[onder curatele gestelde] hield zich sinds medio 2008 via een door hem bestuurde groep van zeven vennootschappen, de zogenoemde Bubble vennootschappen, bezig met het ontwikkelen en licenseren van spellen voor het online gokken.
2.4.
Op 7 mei 2012 is Justitie een strafrechtelijk onderzoek gestart naar de activiteiten van [onder curatele gestelde] en diens vennootschappen, wegens de verdenking van het witwassen van gelden die zijn verdiend met het aanbieden van online gokspellen. [onder curatele gestelde] is in dat kader medio november 2013 in voorlopige hechtenis genomen.
2.5.
Op 20 december 2018 is [onder curatele gestelde] veroordeeld voor leiderschap aan een criminele organisatie, opzettelijke overtreding van de Wet op de Kansspelen, gewoonte witwassen, valsheid in geschrifte, bedrieglijke bankbreuk, alles al dan niet als feitelijk leidinggever. [onder curatele gestelde] is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, een geldboete van
€ 100.000,0 en ontzetting uit het recht om enig beroep in de kansspelindustrie te mogen uitoefenen voor de duur van drie jaren. [onder curatele gestelde] is van dit vonnis in hoger beroep gegaan.
2.6.
De Bubble vennootschappen zijn, nadat ze voorwerp werden van een strafrechtelijk onderzoek, begin 2014 faillissement verklaard, met aanstelling van mr. G. te Biesebeek als curator.
2.7.
[onder curatele gestelde] was bestuurder en enig aandeelhouder van [bedrijf] , die op haar beurt bestuurder en enig aandeelhouder was van Bubble Group Capital B.V.
2.8.
[onder curatele gestelde] ontving van [bedrijf] respectievelijk Bubble Group Capital vanaf 2008 inkomen uit arbeid van (gemiddeld) € 175.000,00. [bedrijf] had een bedrag van € 5.520.000,00 krachtens 2 geldleningen te vorderen van [onder curatele gestelde] , alsmede een bedrag van € 1.635.950,00 in rekening courant (hierna: de schuld in rekening-courant).
2.9.
[eiseres sub 2] was sinds 2009 als salesmanager werkzaam voor Bubble Group B.V. Zij ontving laatstelijk een inkomen van € 4.154,34 bruto per maand. Na de faillietverklaring van Bubble Group B.V. heeft de curator de arbeidsovereenkomst met [eiseres sub 2] opgezegd.
2.10.
Op 3 november 2014 heeft [onder curatele gestelde] alle aandelen gekocht in Psari. [onder curatele gestelde] en [eiseres sub 2] zijn beiden in loondienst getreden van Psari en zij zijn beiden aangesteld als bestuurder van Psari.
2.11.
Op 20 januari 2016 heeft [onder curatele gestelde] 8.100 van zijn aandelen (45 %) in Psari tegen een koopprijs van € 7.378,20 overgedragen aan [eiseres sub 2] .
2.12.
Op 3 februari 2017 heeft [onder curatele gestelde] de overige 9.900 aandelen (55 %) in Psari overgedragen aan [eiseres sub 2] tegen een koopprijs van € 152.613,00, welke koopprijs door [eiseres sub 2] werd voldaan door overname van een deel van de schuld in rekening courant ad
€ 152.613,00.
2.13.
Op 23 november 2021 heeft de curator, op zijn verzoek, van de belastingdienst ontvangen de door Psari ingediende aangiftes vennootschapsbelasting over de jaren 2015 tot en met 2019. Uit deze aangiftes volgt dat dat de rekening courant vordering op de aandeelhouder(s) van 2016 tot 2019 is toegenomen van € 85.568,00 naar € 1.316.359,00 eind 2019.
2.14.
Bij brief van 3 januari 2022 heeft de curator de verkoop en de levering van de aandelen van [onder curatele gestelde] in Psari aan [eiseres sub 2] vernietigd op grond van artikel 42 Faillissementswet.
2.15.
Op 3 januari 2022 heeft de curator met verkregen verlof van de voorzieningenrechter van deze rechtbank conservatoir derdenbeslag ten laste van [eiseres sub 2] en Psari gelegd onder de ABN AMRO Bank, Aegon Bank, Stakelogic B.V., Psari en [eiseres sub 2] .
2.16.
Tevens heeft de curator op die dag, eveneens met verlof van de voorzieningenrechter, conservatoir beslag tot levering gelegd ten laste [eiseres sub 2] op de aandelen in Psari, alsmede conservatoir verhaalsbeslag op een appartementsrecht toebehorende aan [eiseres sub 2] . De vordering is door de voorzieningenrechter in het beslagverlof begroot op € 660.000,00.
2.17.
Bij dagvaarding van 10 januari 2022 heeft de curator Psari c.s. gedagvaard voor deze rechtbank (prod. 1 van de curator), waarbij de curator een verklaring voor recht heeft gevorderd dat de vernietiging van de verkoop en levering van de aandelen in Psari rechtsgeldig is, dan wel de verkoop en levering van de aandelen te vernietigen en te verklaren dat de aandelen nog immer tot de faillissementsboedel behoren, alsmede een verklaring voor recht dat Psari c.s. onrechtmatig hebben gehandeld jegens de boedel, althans de crediteuren van [onder curatele gestelde] , met veroordeling van Psari c.s. tot betaling van een schadevergoeding ten bedrag van € 526.543,00, te vermeerderen met een bedrag van
€ 16.454,49 per maand.

3.Het geschil

3.1.
Psari c.s. vorderen samengevat - bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad
de curator te gebieden om de op 3 januari 2022 gelegde conservatoire beslagen op te heffen, op straffe van verbeurte van een dwangsom,
een zodanige voorziening te treffen die de voorzieningenrechter gerade voorkomt,
de curator te veroordelen in de kosten van deze procedure.
3.2.
Zij leggen hieraan ten grondslag dat summierlijk van de ondeugdelijkheid van het vorderingsrecht van de curator is gebleken. De curator heeft onvoldoende aannemelijk gemaakt dat Psari c.s. of een van hen een juridisch verwijt treft op grond van het Paulianeus handelen bij de aandelentransactie en dat sprake is van onrechtmatig handelen door het inkomen van [onder curatele gestelde] stelselmatig op een te laag bedrag te houden. De gepretendeerde vordering van de curator berust enkel op een vermoeden dat de aandelenoverdracht een constructie is om verhaalsmiddelen aan de boedel te onttrekken. Er is echter een marktconforme prijs betaald voor de aandelen in 2016 en 2017 en op dat moment was van een mogelijk faillissement van [onder curatele gestelde] nog helemaal geen sprake. De reden waarom [onder curatele gestelde] zijn aandelen in Psari heeft verkocht was er in de hoofdzaak in gelegen dat hij mentaal zo aangeslagen was door het strafrechtelijk onderzoek dat hij niet meer tegen de druk van het zelfstandig ondernemerschap kon. Daarbij bestond veel onzekerheid over de financiële toekomstbestendigheid van Psari. Psari had slechts één klant, Stakelogic, dat op dat moment alleen maar verliezen leed. [eiseres sub 2] heeft de ernst van de situatie ingezien en heeft de mogelijkheden onderzocht voor alternatieve financiering c.q. overname van Stakelogic. Enkel door toedoen van [eiseres sub 2] is gerealiseerd dat een externe investeerder (Tripple Bells B.V.) in augustus 2018 alle aandelen in Stakelogic heeft verworven, waarna Stakelogic een aanzienlijke groei heeft vertoond, zowel in personeel als in marktbenadering. [eiseres sub 2] heeft vervolgens voor Psari aanzienlijk gunstiger contractsvoorwaarden bedongen, die veel meer omvatten dan de dienstverlening voor Stakelogic ten tijde van de aandelenoverdracht. Onder meer heeft [eiseres sub 2] een retentiebonus ad € 20.000,00 per maand bedongen. De rol van [onder curatele gestelde] bleef beperkt tot de ontwikkeling van games en hetgeen daarmee samenhangt. Het is dan ook een misvatting dat het salaris van [onder curatele gestelde] kunstmatig laag is gehouden. Ook een afweging van de belangen brengt mee dat de beslagen moeten worden opgeheven. De curator heeft met de beslagleggingen, met name die onder Stakelogic, welbewust de levensader van Psari geblokeerd. Psari werkt exclusief voor Stakelogic. Indien Stakelogic hetgeen zij aan Psari verschuldigd is onder zich moet houden, dan zal Psari binnen afzienbare tijd niet meer aan haar betalingverplichtingen kunnen voldoen. Psari is voor de betaling van aanslagen vennootschapsbelasting afhankelijk van betaling door Stakelogic aan Psari, terwijl [eiseres sub 2] op haar beurt voor de betaling van haar inkomstenbelasting (dividendbelasting in verband met de door de belstingdienst verplicht gestelde vermindering van de rekening courant verhouding met Psari) afhankelijk is van betaling door Psari van haar consultancy fee aan haar. Daar komt bij dat Stakelogic contracueel de mogelijkheid heeft om de overeenkomst met Psari met onmiddellijke ingang te beeindigen ingeval van een beslaglegging als de onderhavige.
3.3.
De curator voert verweer.

4.De beoordeling

4.1.
Volgens art. 705 lid 2 Rv dient het beslag te worden opgeheven indien summierlijk van de ondeugdelijkheid van het door de beslaglegger ingeroepen recht blijkt. Dit brengt mee dat het in de eerste plaats op de weg ligt van degene die de opheffing vordert om met inachtneming van de beperkingen van de voorzieningenprocedure aannemelijk te maken dat de door de beslaglegger gepretendeerde vordering ondeugdelijk is (HR 14 juni 1996, NJ 1997/481). Er zal evenwel beslist moeten worden aan de hand van wat door beide partijen naar voren is gebracht en summierlijk met bewijsmateriaal is onderbouwd. Die beoordeling kan niet geschieden los van de in een zodanig geval vereiste afweging van de wederzijdse belangen, waarbij dient te worden beoordeeld of het belang van de beslaglegger bij handhaving van het beslag op grond van de door deze naar voren gebrachte omstandigheden zwaarder dient te wegen dan het belang van de beslagene bij opheffing van het beslag. De Hoge Raad heeft hier aan toegevoegd dat een conservatoir beslag naar zijn aard ertoe strekt om te waarborgen dat, zo een vooralsnog niet vaststaande vordering in de bodemprocedure wordt toegewezen, verhaal mogelijk zal zijn, terwijl de beslaglegger bij afwijzing van de vordering zal kunnen worden aangesproken voor de door het beslag ontstane schade.
4.2.
De curator heeft zich op het standpunt gesteld dat de verkoop en de levering van de aandelen van [onder curatele gestelde] in Psari aan [eiseres sub 2] als Paulianeus is te kwalificeren en heeft daarom op 3 januari 2022 de verkoop en de levering van de aandelen schriftelijk vernietigd op grond van artikel 42 Fw. De curator stelt in dit verband dat de verkoop van de aandelen onverplicht plaats vond, dat deze heeft geleid tot een benadeling van de schuldeisers van [onder curatele gestelde] , terwijl [onder curatele gestelde] en [eiseres sub 2] ten tijde van de verkoop wisten, althans behoorden te weten dat de verkoop tot benadeling van de schuldeisers van Psari zou leiden. Ook was met het faillissement van de Bubble vennootschappen het faillissement van [onder curatele gestelde] en een tekort daarin te verwachten. Er is sprake van benadeling nu de aandelen onder de intrinsieke waarde zijn verkocht en de intrinsieke waarde van de aandelen in Psari van 2016/2017 aanzienlijk is gestegen van € 180.955,00 naar € 1.178.645 eind 2019. [onder curatele gestelde] en [eiseres sub 2] wisten dat [onder curatele gestelde] een schuld had van meer dan € 7.000.000,00 jegens [bedrijf] en dat de koopprijs van de aandelen substantieel lager was dan de rentabiliteitswaarde van de aandelen.
Voorts stelt de curator dat [onder curatele gestelde] en [eiseres sub 2] er na de aandelenoverdracht uitdrukkelijk voor hebben gekozen de beloning vanuit Psari voor [onder curatele gestelde] aanzienlijk te verlagen en in plaats daarvan in het gezinsinkomen te voorzien door opnames in rekening courant, ten name van [eiseres sub 2] als nieuwe bestuurder / aandeelhouder van Psari. [onder curatele gestelde] genoot voorafgaande aan de aandelenoverdracht aanzienlijke inkomsten bij Psari (€ 140.999,00 in 2015, € 198.019,00 in 2016 en € 139.085,00 in 2017). Deze inkomsten van [onder curatele gestelde] werden in 2018 en 2019 afgebouwd tot € 40.169,00 bruto per jaar, terwijl in diezelfde jaren het eigen vermogen van Psari substantieel toenam tot € 1.417.071,00 in 2020. De curator stelt zich op het standpunt dat [onder curatele gestelde] , zeker gelet op de koopprijs die hij voor de aandelen heeft bedongen, de winst die over de jaren 2015 - 2019 is gerealiseerd en zijn in 2014 maandelijks gehanteerde tarief van € 25.000,00 ex btw, van Psari geen redelijk loon ontvangt voor de door hem verrichtte werkzaamheden en dat in plaats daarvan mede in het netto gezinsinkomen wordt voorzien door een toename van de (rekening courant) schuld van [eiseres sub 2] aan Psari, om te voorkomen dat het loon, althans het meerdere boven het vrij te laten inkomen van [onder curatele gestelde] , in zijn faillissementsboedel valt, waarmee Psari en [eiseres sub 2] onrechtmatig handelen jegens de boedel en uit die hoofde schadeplichtig zijn.
4.3.
Gelet op hetgeen de curator naar voren heeft gebracht en met stukken heeft onderbouwd kan naar het oordeel van de voorzieningenrechter vooralsnog niet worden gezegd dat de door de curator in de bodemprocedure ingestelde vorderingen geen kans van slagen hebben. De curator heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat de aandelen in Psari op een Paulianeuze wijze zijn overgedragen aan [eiseres sub 2] en dat [onder curatele gestelde] door Psari, met [eiseres sub 2] als bestuurder, vanaf die overdracht niet overeenkomstig zijn arbeidsinspanningen wordt beloond, hetgeen, ook in onderlinge samenhang bezien, onrechtmatig is jegens de crediteuren van [onder curatele gestelde] . De door Psari c.s. in dit kort geding naar voren gebrachte feiten en omstandigheden leiden niet tot een ander oordeel. Psari c.s. hebben niet betwist dat de omzet van Psari en het eigen vermogen substantieel is toegenomen na de aandelenoverdracht in 2015/2016. Evenmin hebben zij betwist dat het inkomen van [onder curatele gestelde] na de aandelenoverdracht is gesteld op € 40.169,00 bruto per jaar, terwijl hij in de jaren voorafgaand aan de aandelenoverdracht inkomsten bij Psari genoot van € 140.999,00 in 2015, € 198.019,00 in 2016 en € 139.085,00 in 2017. Deze omstandigheden rechtvaardigen het vermoeden dat sprake is van een constructie waarbij de door [onder curatele gestelde] uitgevoerde werkzaamheden binnen Psari (waarmee een substantiële winst wordt gerealiseerd, terwijl [onder curatele gestelde] zelf een relatief beperkt loon van Psari ontvangt) opzettelijk buiten de faillissementsboedel van [onder curatele gestelde] worden gehouden, terwijl deze inkomsten uit Psari (via [eiseres sub 2] ) wel aan het gezinsinkomen van [onder curatele gestelde] en [eiseres sub 2] ten goede komen.
4.4.
De door Psari c.s. gegeven verklaring voor de aandelenoverdracht en het door Psari aan [onder curatele gestelde] toegekende salaris, namelijk dat [onder curatele gestelde] vanwege zijn geestestoestand niet langer in staat was een eigen onderneming te runnen, is zonder enige onderbouwing, onvoldoende overtuigend om het Paulianeuze karakter van deze handelingen weg te nemen. Zo valt niet in te zien waarom de geestestoestand van [onder curatele gestelde] een reden is om de aandelen in Psari over te dragen. [onder curatele gestelde] had immers kunnen volstaan met het terugtreden als bestuurder, indien deze werkzaamheden hem teveel zouden zijn geworden. Ook de stelling dat de groei van de omzet van Psari enkel en alleen aan de inspanningen van [eiseres sub 2] is toe te schrijven, is, in het licht van de door de curator geschetste feiten en zonder enige nadere feitelijke onderbouwing, niet geloofwaardig. Psari c.s. hebben geweigerd om inzicht te verschaffen in de cijfers van Psari, zodat hun stellingen op geen enkele wijze kunnen worden geverifieerd. De door Psari c.s. gegeven verklaring voor de door de curator geschetste - en niet betwiste - feiten is wat de voorzieningenrechter betreft gebaseerd op iets teveel toevalligheden, die bovendien op geen enkele wijze worden onderbouwd, waarmee niet kan worden gezegd dat summierlijk van de ondeugdelijkheid van het vorderingsrecht van de curator uit hoofde van Pauliana is gebleken. Op die grond kan de vordering van Psari c.s. tot opheffing van de gelegde beslagen dan ook niet worden toegewezen.
4.5.
Ook een afweging van de betrokken belangen leidt niet tot de conclusie dat de beslagen moeten worden opgeheven. De curator heeft een gerechtvaardigd belang bij een waarborg dat verhaal mogelijk zal zijn voor zijn vordering uit hoofde van Pauliana. De door Psari c.s. gestelde belangen kunnen niet leiden tot een ander oordeel. De stelling dat Stakelogic de overeenkomst met Psari zal opzeggen in welk geval Psari onafwendbaar afstevent op een faillissement is door Psari c.s. onvoldoende onderbouwd. Ook de stelling van Psari c.s. dat Psari en [eiseres sub 2] belasting dienen af te dragen, waarvoor zij afhankelijk zijn van de betalingen van Stakelogic, respectievelijk Psari kan niet leiden tot opheffing van de gelegde beslagen. De curator heeft ter zitting onweersproken gesteld dat het mogelijk is voor deze betalingen uitstel aan te vragen bij de belastingdienst. Bovendien is dit een omstandigheid die inherent is aan de hiervoor geschetste voldoende aannemelijk geachte onrechtmatige handelswijze van Psari c.s., in welk kader de beslagen zijn gelegd, welke handelwijze voor haar rekening dient te komen. Het gegeven dat de belastingdienst dividend uitkeringen verlangt van Psari aan [eiseres sub 2] , onderstreept des te meer het belang van de curator bij handhaving van de gelegde beslagen, teneinde te voorkomen dat verhaal van zijn vordering, indien deze in de bodemprocedure zal worden toegewezen, niet meer mogelijk is.
4.6.
Het voorgaande brengt mee dat de vorderingen van Psari c.s. tot opheffing van de gelegde beslagen zullen worden afgewezen.
4.7.
Psari c.s. zullen als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van de curator worden begroot op:
- griffierecht € 314,00
- overige kosten 0,00
- salaris advocaat
1.016,00
Totaal € 1.330,00

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt Psari c.s. in de proceskosten, aan de zijde van de curator tot op heden begroot op € 1.330,00,
5.3.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. E. Loesberg en in het openbaar uitgesproken op 18 maart 2022.