In deze zaak heeft de voorzieningenrechter op 7 april 2022 uitspraak gedaan over een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een omgevingsvergunning die was verleend aan een vergunninghoudster voor de bouw van een bedrijfshal in Helmond. De vergunninghoudster had op 24 januari 2022 een omgevingsvergunning aangevraagd voor het bouwen van een bedrijfshal met kantoor, het plaatsen van een erfafscheiding en reclame, en het wijzigen van een uitweg. Verzoeker, die woont in de nabijheid van de projectlocatie, heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat verzoeker een rechtstreeks betrokken belang heeft bij het besluit, aangezien hij zicht heeft op de projectlocatie.
De voorzieningenrechter heeft overwogen dat de vergunninghouder gebruik heeft gemaakt van binnenplanse afwijkingsbevoegdheden om de bouwhoogte van de hal te verhogen van 10 naar 16,5 meter. De voorzieningenrechter oordeelt echter dat het stapelen van deze afwijkingsbevoegdheden niet is toegestaan, omdat er verschillende criteria gelden voor het gebruik van deze bevoegdheden. De voorzieningenrechter heeft ook vastgesteld dat de bouwtekeningen niet voldoen aan de eisen voor een ondergeschikt bouwdeel, waardoor de vergunning niet op de juiste wijze is verleend.
Desondanks heeft de voorzieningenrechter het verzoek om schorsing van de omgevingsvergunning afgewezen, omdat verweerder de mogelijkheid heeft om de vergunning te herstellen in de bezwaarfase. De voorzieningenrechter heeft geconcludeerd dat de vergunning vergunbaar is met toepassing van de relevante wetgeving en dat er geen aanleiding is voor een voorlopige voorziening. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.