Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
1.De procedure
- de dagvaarding van 11 maart 2022 met 13 producties
- de brief van mr. Mengelberg van 18 maart 2022 met 2 producties
- de brief van mr. Mengelberg van 21 maart 2022 met aanvullende productie 3
- de mondelinge behandeling die op 22 maart 2022 heeft plaatsgevonden via een verbinding via Skype
- de pleitnota van [eiser]
- de pleitnota van [gedaagde] .
2.De feiten
3.Het geschil
mondeling gevolmachtigdevan [gedaagde] een hypotheek gevestigd op de woning ten behoeve van [gedaagde] voor een lening tot een bedrag van € 735.000,00. Deze lening is verstrekt tegen een rente van 1 % per maand voor de eerste 6 maanden, oplopend, bij verlenging met drie maanden, tot maar liefst 2 % per maand. De rente bedroeg derhalve bij aflossing binnen 1 dag al
4.De beoordeling
op vordering van de meest gerede partijop de uitkering heeft beslist. Hieruit volgt reeds dat de notaris zal dienen te handelen overeenkomstig de beslissing van de voorzieningenrechter over de uitkering. Dat een dergelijke beslissing niet kan worden gegeven omdat daarmee sprake zou zijn van een verklaring van recht kan evenmin worden gevolgd. Het bepaalde in artikel 3:270, lid 4 BW geeft de voorzieningenrechter immers uitdrukkelijk de bevoegdheid om een oordeel te geven over de uitkering van de executie-opbrengst aan de eerste hypotheekhouder. Dit is bovendien een voorlopig oordeel, totdat in een rangregeling procedure definitief over de uitkering is beslist.
1.016,00