ECLI:NL:RBOBR:2022:1399

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
11 april 2022
Publicatiedatum
12 april 2022
Zaaknummer
C/01/379432 / KG ZA 22-88
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot medewerking aan levering van woning na echtscheiding

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Oost-Brabant op 11 april 2022 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een vrouw en een man, die in het kader van hun echtscheiding een geschil hebben over de levering van een woning. De vrouw vordert dat de man zijn medewerking verleent aan de levering van zijn aandeel in de woning aan haar tegen een waarde van € 390.000,00. De man heeft geweigerd om hieraan mee te werken, wat de vrouw als onrechtmatig beschouwt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding op de juiste wijze is betekend en dat de man voldoende gelegenheid heeft gehad om zich voor te bereiden op de zitting. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de vorderingen van de vrouw zich lenen voor behandeling in kort geding, gezien het spoedeisende karakter van de zaak. De rechtbank heeft de waarde van de woning vastgesteld op € 390.000,00, zoals eerder bepaald door een makelaar, en heeft de man veroordeeld om zijn medewerking te verlenen aan de levering van de woning onder bepaalde voorwaarden, waaronder het ontslag uit de aansprakelijkheid voor de hypotheekschuld. De vorderingen van de man in reconventie zijn afgewezen, en de proceskosten zijn gecompenseerd.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Civiel Recht
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
zaaknummer / rolnummer: C/01/379432 / KG ZA 22-88
Vonnis in kort geding van 11 april 2022
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats] ,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. J.P.M. Mol te Son en Breugel,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ( [land] ),
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
advocaat mr. dr. A.R. van Maas de Bie te Helmond.
Partijen zullen hierna de vrouw en de man genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 25 februari 2022 met producties, genummerd 1 tot en met 6;
  • de brief van mr. Mol van 23 maart 2022, houdende een aanvulling van de grondslag van de vordering in conventie onder 5, met producties, genummerd 6 en 7;
  • het e-mailbericht van mr. Mol van 24 maart 2022 met een productie, genummerd 9;
  • het verweerschrift van mr. Van Maas de Bie van 27 maart 2022, tevens houdende eis in reconventie, met producties, genummerd 1 en 2;
  • de mondelinge behandeling via een skype-verbinding op 28 maart 2022;
  • de pleitnota van mr. Mol;
  • de pleitnota van mr. Van Maas de Bie.
1.2.
De vrouw heeft aangegeven dat de man niet-ontvankelijk moet worden verklaard in zijn eis in reconventie. De vrouw heeft er in dit verband op gewezen dat de eis in reconventie binnen 24 uur voor de zitting en daarmee te laat is ingesteld, hetgeen volgens haar in strijd is met het procesreglement en de goede procesorde.
1.3.
De voorzieningenrechter heeft de eis in reconventie toegelaten omdat deze rechtstreeks voortvloeit uit de eis in conventie en de vrouw hierop adequaat heeft kunnen reageren.
1.4.
Ten slotte is vonnis bepaald op uiterlijk 11 april 2022.

2.De feiten

2.1.
Partijen zijn op [datum] 2017 te [plaats] ( China ) met elkaar gehuwd.
2.2.
De man heeft op 7 december 2018 een verzoekschrift tot echtscheiding ingediend bij de Chinese rechter.
2.3.
De vrouw heeft op 28 maart 2019 een verzoekschrift tot echtscheiding ingediend bij Rechtbank Oost-Brabant.
2.4.
De Chinese rechter heeft bij beschikking van 28 juni 2020 de echtscheiding uitgesproken tussen partijen.
2.5.
Bij beschikking van 3 februari 2021 heeft de rechtbank Oost-Brabant zich onbevoegd verklaard om van het verzoek tot echtscheiding kennis te nemen omdat de door de Chinese rechter uitgesproken echtscheiding in Nederland wordt erkend. Met betrekking tot de in die procedure over en weer verzochte nevenvoorzieningen heeft de rechtbank de beslissing aangehouden. Op de nevenverzoeken heeft de rechtbank Oost-Brabant bij beschikking van 6 oktober 2021 (hierna: de beschikking) beslist (productie 1 bij de dagvaarding). De rechtbank heeft in de beschikking onder meer bepaald dat als peildatum voor de waardering van de vermogensbestanddelen dient te gelden 7 december 2018.
2.6.
Tot de ontbonden huwelijksgoederengemeenschap behoort onder meer de woning aan de [adres] te [plaats] (hierna: de woning). Tot november 2018 woonden partijen samen in deze woning. Van november 2018 tot 1 april 2019 heeft de man in de woning gewoond. Sinds 1 april 2019 woont de vrouw in de woning.
2.7.
Tevens behoort een hypotheekschuld aan ABN AMRO tot de ontbonden huwelijksgoederengemeenschap. Deze hypotheekschuld bedroeg op de peildatum van 7 december 2018 € 227.819,44. Per 1 april 2019 bedroeg de hypotheekschuld € 225.861,10 en per 1 februari 2022 bedraagt de hypotheekschuld € 203.666,66. De man heeft tussen 7 december 2018 en 1 april 2019 een bedrag ad € 1.958,34 afgelost op de hypotheekschuld. De vrouw voldoet vanaf 1 april 2019 de maandelijkse rente- en aflossingsverplichtingen voor deze schuld.
2.8.
De rechtbank heeft in de beschikking de verdeling van de woning aldus gelast dat de eigendom daarvan aan de vrouw wordt toebedeeld onder gehoudenheid aan de man de helft van de overwaarde uit te keren en onder de voorwaarde dat de vrouw de hypotheekschuld voor haar rekening zal nemen en de man gelijktijdig met de notariële overdracht van de woning zal worden ontslagen uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de hypotheekschuld. In de beschikking is tevens bepaald dat partijen gezamenlijk een NVM-makelaar zullen verzoeken om de waarde van de woning vast te stellen. Daarnaast is bepaald dat wanneer een van partijen na de peildatum van 7 december 2018 meer heeft afgelost dan 50% van de totale schuld, deze partij dit meerdere kan verhalen op de andere partij.
2.9.
Partijen hebben hierop makelaar [A] te [plaats] verzocht om de waarde van woning te taxeren. Op 9 september 2021 heeft makelaar [A] een taxatierapport uitgebracht waarbij de marktwaarde van de woning getaxeerd werd op
€ 375.000,00 (productie 3 bij de dagvaarding). Omdat (de vertegenwoordiger van) de man niet bij de taxatie aanwezig was geweest, ging de man niet akkoord met deze taxatie.
2.10.
Partijen hebben hierop besloten om een andere makelaar aan te wijzen, te weten de heer [B] van [naam 1] te [plaats] .
2.11.
Op 10 december 2021 heeft makelaar [B] de marktwaarde van de woning getaxeerd op € 390.000,- (productie 2 bij de dagvaarding).
2.12.
Bij e-mailbericht van 21 januari 2022 heeft de advocaat van de man aan de advocaat van de vrouw bericht dat het redelijk en billijk is om in de verhouding tussen partijen uit te gaan van de gecorrigeerde verkoopprijs, die blijkens het taxatierapport € 440.000,00 bedraagt (productie 7 van mr. Mol).

3.Het geschil in conventie en in reconventie

3.1.
De vrouw vordert samengevat – bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
de man te veroordelen om zijn medewerking te verlenen aan de levering van zijn aandeel in de eigendom van de woning aan de vrouw tegen een waarde van € 390.000,00 nadat door de vrouw voldaan zal zijn aan de in de beschikking van de rechtbank genoemde voorwaarden voor deze overdracht met berekening van de overwaarde als door de vrouw in de zesde alinea van paragraaf 9 van de dagvaarding gesteld althans (subsidiair) met verrekening van de vordering die de vrouw op de man heeft wegens het sedert 7 december 2018 meer betaald hebben voor de aflossing van de hypotheekschuld dan 50% daarvan zoals door de rechtbank is bepaald en berekend en (primair en subsidiair) onder de voorwaarden dat de hypotheekbank ABNAMRO de man zal ontslaan uit de aansprakelijkheid voor de hypotheekschuld en de vrouw op de kwaliteitsrekening van de notaris wegens overbedeling een bedrag van € 83.048,62 zal hebben betaald ter doorbetaling aan de man na de levering van het aandeel in de eigendom;
te bepalen dat de onder nummer 1 bedoelde medewerking onder meer inhoudt het op uitnodiging van de instrumenterende notaris, die door de vrouw zal worden aangezocht, te verschijnen op een door die notaris te bepalen dag en uur en de voor de levering van het aandeel van de man in de hiervoor bedoelde eigendom aan de vrouw noodzakelijke notariële akte te ondertekenen.
te bepalen dat, indien de man niet voldoet aan de veroordeling zoals gevorderd onder 1 en 2 dit vonnis in de plaats treedt van de benodigde wilsverklaring en de rechtshandeling van de man voor het tot stand komen van de leveringsakte, waarbij dit vonnis aan de notariële akte gehecht zal worden.
een door de voorzieningenrechter passend geachte voorziening tussen partijen te treffen;
Primair :de man te veroordelen om aan de vrouw alle door de vrouw in redelijkheid gemaakte kosten voor dit kort geding te vergoeden, althans een door de voorzieningenrechter te bepalen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 14 dagen na datum van dit wijzen vonnis tot de dag der algehele voldoening;
Subsidiair:de man te veroordelen in de proceskosten, waarbij het liquidatietarief zal worden toegepast.
3.2.
De vrouw legt hieraan -samengevat- het volgende ten grondslag.
De man is ingevolge de overeenstemming van partijen en de beschikking verplicht om medewerking te verlenen aan de overdracht van zijn aandeel in de eigendom van de woning aan de vrouw tegen een waarde van € 390.000,00, waarbij de vrouw terzake overbedeling een bedrag van € 83.048,62 aan de man moet betalen: zijnde de helft van het verschil tussen de getaxeerde waarde van de woning ad € 390.000,00 en het bedrag van de hypotheekschuld ad € 225.861,10, vermeerderd met de helft van de door de man betaalde aflossing van € 1.958,34 tussen 7 december 2018 en 1 april 2019. De man weigert echter hieraan zijn medewerking te verlenen, hetgeen onrechtmatig is jegens de vrouw.
Van de vrouw kan in redelijkheid niet verlangd worden dat zij nog langer in de onverdeeldheid van de woning blijft. De vrouw heeft inmiddels een renteaanbod gekregen van een hypotheekverstrekker welk aanbod de vrouw heeft geaccepteerd. Dat renteaanbod is geldig tot en met 19 april 2022 en kan met maximaal drie maanden worden verlengd. Partijen hebben een langdurige echtscheidingsprocedure achter de rug, waarbij de rechtbank heeft aangesloten bij het eensluidend standpunt van partijen over de verdeling van de woning. Desondanks weigert de man om uitvoering te geven aan de beschikking van de rechtbank.
Omdat het standpunt van de man in deze procedure evident onjuist is en de man de vrouw ongegrond en lichtvaardig noodzaakt om dit kort geding aanhangig te maken, behoort de man alle door de vrouw in dit kort geding in redelijkheid gemaakte kosten aan de vrouw voldoen.
De man heeft bovendien hoger beroep ingesteld tegen de beschikking. Van de vrouw kan in redelijkheid niet worden verlangd dat zij ook voor de veroordeling van de man in de door de vrouw gemaakte proceskosten voor deze procedure een aparte procedure moet voeren tegen de man met alle kosten van dien. Ook om deze reden heeft de vrouw een spoedeisend belang bij de vordering tot veroordeling van de man tot betaling aan de vrouw van alle door de vrouw gemaakte kosten.
3.3.
De man heeft als verweer het volgende aangevoerd.
De man heeft geen kennis kunnen nemen van de dagvaarding in dit kort geding. De man verblijft tijdelijk op het platteland vanwege de in Shanghai ingestelde lockdown. Op het platteland is zeer regelmatig geen internetverbinding. De man heeft zich daardoor onvoldoende kunnen voorbereiden op dit kort geding. Primair is de man van mening dat de zaak moet worden aangehouden omdat anders zijn verdediging ex artikel 6 EVRM in gevaar komt.
Subsidiair meent de man dat de vorderingen van de vrouw zich niet lenen voor behandeling in kort geding omdat deze niet kwalificeren als ordemaatregelen of als voorlopige of bewarende maatregelen.
Meer subsidiair stelt de man dat bij de taxatie van de marktwaarde niet is meegenomen dat de woningen in [plaats] op dit moment met circa € 50.000,00 worden overboden. Redelijk en billijk zou zijn dat deze overbiedingen op de marktwaarde worden meegenomen in de prijs. Wanneer wordt uitgegaan van een marktwaarde van € 390.000,00, zou de man voor een bedrag van € 25.000,00 worden benadeeld.
3.4.
De man vordert in reconventie dan ook:
I. de marktwaarde van de woning vast te stellen op € 440.000,00 dan wel de woning in de markt te koop aan te beiden, waarbij de vrouw de woning kan overnemen voor het bedrag dat de hoogste bieder biedt;
II. de vrouw in de proceskosten te veroordelen.
3.5.
De vrouw heeft gemotiveerd verweer gevoerd.
3.6.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling in conventie

4.1.
Gelet op het feit dat de man in China woonachtig is dient, alvorens toe te komen aan een inhoudelijke beoordeling van het onderhavige geschil, de vraag te worden beantwoord of de voorzieningenrechter in het onderhavige geval rechtsmacht heeft.
4.2.
Omdat de vorderingen van de vrouw van na 29 januari 2019 dateren, de laatste gewone verblijfplaats van partijen in Nederland was en de vrouw nog steeds in Nederland woont, heeft de voorzieningenrechter op grond van art. 6, onder b van de Verordening (EU) 2016/1103 (HuwVermVo) rechtsmacht.
4.3.
In de tweede plaats rijst de vraag welk recht van toepassing is. Omdat partijen op [datum] 2017 zijn gehuwd, dient die vraag te worden beantwoord op grond van het Haags Huwelijksvermogensverdrag van 14 maart 1978, Trb. 1988, 130. Niet gebleken is dat de echtgenoten vóór het huwelijk het op hun huwelijksvermogensregime toepasselijke recht hebben aangewezen. Uit artikel 4 van dat verdrag kan worden afgeleid dat, nu de man en de vrouw op het moment van de huwelijkssluiting beiden de Chinese nationaliteit hadden, van een verklaring ex art. 5 van het Verdrag geen sprake is en partijen vóór het huwelijk het toepasselijk recht niet hebben aangewezen, hun huwelijksvermogensregime wordt beheerst door het interne recht van de Staat op het grondgebied waarvan zij hun eerste gewone verblijfplaats na het huwelijk hebben gevestigd. Omdat voldoende aannemelijk is geworden dat partijen na hun huwelijk in Nederland hebben gewoond, te weten aan het adres [adres] te [plaats] , wordt hun huwelijksvermogensregime beheerst door Nederlands recht.
4.4.
Het verzoek van de man om de zaak aan te houden wordt afgewezen. Hiertoe wordt het volgende overwogen.
4.5.
De man heeft zijn verzoek geadstrueerd door te stellen dat hij geen kennis heeft kunnen nemen van de dagvaarding waardoor hij zich niet op deze zaak heeft kunnen prepareren. De man meent dat hij daardoor niet in staat is om zich adequaat te verdedigen in deze zaak. Zijn recht op een “fair trial” ex artikel 6 EVRM komt dan ook in het geding, zo stelt de man.
4.6.
De voorzieningenrechter stelt in de eerste plaats vast dat de dagvaarding op de voet van artikel 55 lid 1 Rv op de juiste wijze aan de man is betekend, te weten aan het parket van de ambtenaar van het Openbaar Ministerie, terwijl een afschrift van het exploot met vertaling door de deurwaarder terstond per aangetekende post is verzonden aan de man.
4.7.
In de tweede plaats is de advocaat van de man ter zitting verschenen om verweer te voeren. Vast staat bovendien dat reeds in februari 2022 een afschrift van het exploot per aangetekende post naar de advocaat van de man is verzonden. Gesteld noch gebleken is dat de advocaat sinds februari 2022 niet in de gelegenheid is geweest de dagvaarding door te sturen naar de man en deze met hem te bespreken. Tegelijkertijd is ter zitting gebleken dat de advocaat het standpunt van de man in deze zaak duidelijk naar voren heeft kunnen brengen en dat zij namens de man adequaat verweer heeft kunnen voeren tegen de vorderingen van de vrouw.
4.8.
Ten slotte kan de rechter blijkens artikel 15 van het Haags Betekeningsverdrag, ook wanneer er geen bewijs van betekening, kennisgeving, of afgifte van het exploot voorhanden is, in spoedeisende gevallen voorlopige of conservatoire maatregelen treffen, zoals in casu aan de orde is.
4.9.
Anders dan de man stelt, lenen de vorderingen van de vrouw zich wel degelijk voor behandeling in kort geding. Het huwelijk tussen partijen is namelijk bijna twee jaar geleden tot een einde gekomen en de vrouw meent dat van haar in redelijkheid niet kan worden verlangd dat zij nog langer in de onverdeeldheid van de woning blijft, te meer nu de rechtbank in de beschikking heeft bepaald dat en op welke wijze tot verdeling van de woning moet worden overgegaan. Het betreft hier een spoedeisende kwestie die bij uitstek geschikt is om in kort geding te worden beslecht. Dat een veroordeling in deze zaak gevolgen heeft die niet eenvoudig kunnen worden teruggedraaid, maakt dit niet anders.
4.10.
Het spoedeisend belang van de vrouw bij de door haar ingestelde vordering blijkt bovendien uit haar onweersproken stelling dat zij inmiddels een renteaanbod gekregen van een hypotheekverstrekker, welk aanbod beperkt geldig is.
4.11.
In de beschikking staat met zoveel woorden vermeld dat de waarde waartegen de woning kan worden toegedeeld aan de vrouw, moet worden vastgesteld door de makelaar. De makelaar heeft de waarde van de woning bepaald op € 390.000,00. Gesteld noch gebleken is dat de makelaar de waarde van de woning onjuist heeft getaxeerd. Bij de afwikkeling van de overname van de woning door de vrouw, behoort dan ook te worden uitgegaan van een waarde van de woning van € 390.000,00 en niet van de gecorrigeerde verkoopprijs die volgens de man € 440.000,00 bedraagt. De vordering van de vrouw die ertoe strekt de man te bewegen om zijn medewerking te verlenen aan de overname door de woning van de vrouw, uitgaande van een waarde van de woning van € 390.000,00, moet dan ook worden toegewezen.
4.12.
De vrouw stelt dat de vordering moet worden toegewezen onder de voorwaarden dat de hypotheekbank ABN AMRO de man zal ontslaan uit de aansprakelijkheid voor de hypotheekschuld en dat de vrouw op de kwaliteitsrekening van de notaris wegens overbedeling een bedrag van € 83.048,62 zal hebben betaald.
4.13.
De man heeft, uitgaande van een waarde van de woning van € 390.000,00, de berekening van de overwaarde en het bedrag ad € 83.048,62 dat de vrouw bij levering van de woning aan haar wegens overbedeling aan de man dient te voldoen -zoals door de vrouw weergegeven in de zesde alinea van paragraaf 9 van de dagvaarding- niet gemotiveerd weersproken. De man stelt weliswaar dat hij de hoogte van de door de vrouw gedane aflossingen na 7 december 2018 bij gebrek aan wetenschap betwist maar de vrouw stelt op haar beurt te beschikken over een brief van de bank waaruit een en ander blijkt, hetgeen de man niet heeft weersproken.
4.14.
De vordering van de vrouw zal dan ook worden toegewezen onder de voorwaarden zoals weergegeven in rechtsoverweging 4.12.
4.15.
Gelet op de relatie tussen partijen zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt. Dat het verweer van de man in deze zaak wordt verworpen maakt nog niet dat de man in weerwil van de relatie tussen partijen in de proceskosten moet worden veroordeeld, ook niet nu de man, volgens de vrouw tegen beter weten in, hoger beroep heeft ingesteld tegen de beschikking van de rechtbank van 6 oktober 2021. Het is immers niet gebleken dat de man daarmee misbruik van bevoegdheid maakt.

5.De beoordeling in reconventie

5.1.
Uit hetgeen in conventie in rechtsoverweging 4.11 is overwogen en geoordeeld, volgt dat de reconventionele vordering, die ertoe strekt de waarde van de woning op € 440.000,00 te bepalen, moet worden afgewezen.
5.2.
Gelet op de relatie tussen partijen zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

6.De beslissing

De voorzieningenrechter:
in conventie
6.1.
veroordeelt de man om zijn medewerking te verlenen aan de levering van zijn aandeel in de eigendom van de woning aan de vrouw tegen een waarde van € 390.000,00 onder de voorwaarden dat de hypotheekbank ABNAMRO de man zal ontslaan uit de aansprakelijkheid voor de hypotheekschuld en de vrouw op de kwaliteitsrekening van de notaris wegens overbedeling een bedrag van € 83.048,62 zal hebben betaald ter doorbetaling aan de man na de levering van het aandeel in de eigendom;
6.2.
bepaalt dat de onder nummer 6.1 bedoelde medewerking onder meer inhoudt het op uitnodiging van de instrumenterende notaris, die door de vrouw zal worden aangezocht, te verschijnen op een door die notaris te bepalen dag en uur en de voor de levering van het aandeel van de man in de hiervoor bedoelde eigendom aan de vrouw noodzakelijke notariële akte te ondertekenen;
6.3.
bepaalt dat, indien de man niet voldoet aan de veroordeling zoals gevorderd onder 6.2 en 6.3, dit vonnis in de leveringsakte in de plaats zal worden gesteld van de toestemmende wilsverklaring van de man, waarbij dit vonnis aan de notariële akte gehecht zal worden;
6.4.
verklaart dit vonnis in conventie uitvoerbaar bij voorraad;
6.5.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
6.6.
wijst het meer of anders gevorderde af;
in reconventie
6.7.
wijst de vorderingen af;
6.8.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. E. Loesberg en in het openbaar uitgesproken op 11 april 2022.