ECLI:NL:RBOBR:2022:1719

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
20 april 2022
Publicatiedatum
25 april 2022
Zaaknummer
C/01/380956 / KG ZA 22-184
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Executiegeschil in kort geding over ontruiming van gehuurde woning door ernstige overlast

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 20 april 2022 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een eiser, die in een appartement huurt van de stichting Mooiland, en de gedaagde stichting. De eiser, die sinds 3 november 2017 in het gehuurde woont, heeft herhaaldelijk overlast veroorzaakt, wat heeft geleid tot klachten van omwonenden en uiteindelijk tot juridische stappen door Mooiland. De eiser is in het verleden gedwongen opgenomen in een GGZ-instelling en heeft meerdere keren afspraken gemaakt over zijn woongedrag, maar deze zijn niet nageleefd. Mooiland heeft op 21 februari 2022 een dagvaarding ingediend voor ontruiming van het gehuurde, wat resulteerde in een vonnis van de kantonrechter op 21 maart 2022, waarin de eiser werd veroordeeld tot ontruiming binnen veertien dagen.

De eiser heeft hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis en vordert in het kort geding dat de executie van het vonnis wordt geschorst totdat het hof heeft beslist. Hij stelt dat er nieuwe omstandigheden zijn, namelijk de verwachte verlening van een zorgmachtiging, die zijn terugkeer naar het gehuurde mogelijk zou maken zonder overlast voor de omwonenden. De voorzieningenrechter heeft echter geoordeeld dat de door de eiser aangevoerde omstandigheden onvoldoende zijn om de executie van het vonnis te schorsen. De rechter heeft de belangen van de gedaagde en de omwonenden zwaarder laten wegen dan die van de eiser, gezien de ernst van de overlast en het gebrek aan vertrouwen in een blijvende verbetering van de situatie. De vordering van de eiser is afgewezen en hij is veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Civiel Recht
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
zaaknummer / rolnummer: C/01/380956 / KG ZA 22-184
Vonnis in kort geding van 20 april 2022
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats] ,
eiser,
advocaat mr. R. Janssen te Helmond,
tegen
de stichting
MOOILAND,
gevestigd te Ede,
gedaagde,
advocaten mr. E.P.W. Korevaar en mr. B. Poort te Eindhoven.
Partijen zullen hierna [eiser] en Mooiland genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 8 april 2022 met 11 producties
  • de conclusie van antwoord met 7 producties
  • de mondelinge behandeling op 14 april 2022
  • de pleitnota van [eiser] met aanvullende productie 12.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
[eiser] huurt van Mooiland met ingang van 3 november 2017 een appartement aan de Jan [adres] te [plaats] (hierna: het gehuurde).
2.2.
Eind 2018 heeft Mooiland klachten ontvangen van omwonenden over overlast veroorzaakt door [eiser] . De klachten betroffen geluidsoverlast vanuit het gehuurde en bonken op deuren van omwonenden. [eiser] is uiteindelijk gedwongen opgenomen bij de GGZ nadat de politie meerdere keren ter plaatse is geweest. Na terugkeer van [eiser] in het gehuurde hebben partijen op 11 februari 2019 afspraken gemaakt over het woongedrag van [eiser] .
2.3.
Vanaf augustus 2019 heeft [eiser] opnieuw overlast veroorzaakt. Hij vertoonde psychotisch gedrag, had een verstoord dag- en nachtritme en veroorzaakte veel overlast door geschreeuw en gebonk.
2.4.
Op 27 november 2019 heeft Mooiland met [eiser] een laatste kans overeenkomst gesloten. [eiser] heeft daarbij erkend ernstige overlast te hebben veroorzaakt en partijen zijn overeengekomen dat indien opnieuw overlast wordt veroorzaakt en/of de voorwaarden van de vaststellingsovereenkomst niet zouden worden nagekomen, direct juridische maatregelen zouden worden getroffen gericht op ontbinding en ontruiming van het gehuurde.
2.5.
Vanaf november 2021 heeft [eiser] opnieuw ernstig psychotisch gedrag vertoond. Hij is gestopt met zijn medicatie en accepteerde geen zorg en begeleiding meer.
2.6.
Bij brief van 7 januari 2022 heeft Mooiland [eiser] vervolgens gesommeerd om de overlast te staken en zorg en begeleiding te accepteren. Hierop is door [eiser] niet gereageerd.
2.7.
Bij dagvaarding van 21 februari 2022 heeft Mooiland in kort geding bij deze rechtbank ontruiming van het gehuurde gevorderd. De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 14 maart 2022.
2.8.
Op 15 maart 2022 is [eiser] met een crisismachtiging opgenomen in een GGZ kliniek te Helmond.
2.9.
Bij vonnis in kort geding van de kantonrechter van deze rechtbank van 21 maart 2022 (9668863 / CV EXPL 22-533) (hierna: het vonnis) is [eiser] - onder meer - veroordeeld het gehuurde binnen veertien dagen na betekening van het vonnis te ontruimen.
2.10.
Op 30 maart 2022 heeft de officier van justitie in ’s-Hertogenbosch een verzoekschrift zorgmachtiging, aansluitend op voortzetting crisismaatregel, ingediend bij deze rechtbank. Dit verzoek zou op 19 april 2022 worden behandeld.
2.11.
Op 7 april 2022 heeft [eiser] hoger beroep ingesteld tegen het vonnis.
2.12.
Mooiland heeft bij deurwaardersexploot de ontruiming van het gehuurde jegens [eiser] aangezegd tegen 21 april 2022.
2.13.
[eiser] is op 14 april 2022 ontslagen uit de GGZ kliniek te Helmond.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert - na wijziging van eis - bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad Mooiland te verbieden het vonnis te executeren en te verbieden het gehuurde te ontruimen tot het moment waarop hof ’s-Hertogenbosch heeft beslist op het ingestelde hoger beroep tegen het vonnis, op straffe van verbeurte van een dwangsom.
3.2.
[eiser] legt daaraan het volgende ten grondslag. [eiser] is binnen 24 uur na de mondelinge behandeling bij de kantonrechter met een crisismachtiging opgenomen in een kliniek van de GGZ in Helmond. Op 18 maart 2022 is een zorgplan / behandelplan opgesteld dat onderdeel uitmaakt van het verzoekschrift tot het verlenen van een zorgmachtiging. Uit de zorgplan / behandelplan blijkt dat [eiser] bij voorkeur verplicht ambulant wordt behandeld en dat hij daarvoor verplichte zorg dient te krijgen in een prikkelarme omgeving. Uitgangspunt van de medici alsmede de officier van justitie is dat [eiser] terugkeert naar de eigen woning met verplichte begeleiding/zorg. Het is vrijwel zeker dat een zorgmachtiging zal worden verleend. [eiser] zal zich daartegen niet verzetten, waarmee is gegarandeerd dat [eiser] de juiste zorg en medicatie krijgt. Daarmee zal een terugkeer naar het gehuurde geen problemen opleveren. De buurtgenoten van [eiser] hoeven daarmee niet meer te vrezen voor ernstige overlast, omdat met een zorgmachtiging bij het minste of geringste het FACT team [plaats] zelf actie kan ondernemen en [eiser] zelf uit het gehuurde zetten en overbrengen naar de kliniek. Duidelijk is dat de zorgmachtiging met bijbehorend plan van aanpak geen enkele waarde heeft voor het FACT team [plaats] indien [eiser] dakloos zou worden. Het feit dat een zorgmachtiging zal worden verleend is pas na het vonnis bekend geworden en levert dus een novum op. Indien Mooiland desondanks op 21 april 2022 hangende het hoger beroep tot tenuitvoerlegging van het vonnis zal overgaan maakt zij misbruik van haar bevoegdheid. Van Mooiland mag, als sociaal verhuurder, meer coulance en maatwerk worden verwacht dan van een particulier verhuurder.
3.3.
Mooiland voert verweer.

4.De beoordeling

4.1.
De Hoge Raad heeft in zijn De Zeester-arrest het volgende beoordelingskader gegeven voor een vordering zoals hier aan de orde. Als een vonnis zonder motivering uitvoerbaar bij voorraad is verklaard en tegen dat vonnis nog een rechtsmiddel open staat, moet de rechter beoordelen of de omstandigheden van het geval meebrengen dat het belang van de veroordeelde bij behoud van de bestaande toestand zwaarder weegt dan het belang van degene die de veroordeling heeft verkregen bij de tenuitvoerlegging van het vonnis. Bij die belangenafweging moet echter nog steeds worden uitgegaan van de inhoud van het vonnis en moet de kans van slagen van het rechtsmiddel buiten beschouwing worden gelaten. Wel kan de rechter in zijn oordeelsvorming betrekken of het ten uitvoer te leggen vonnis berust op een kennelijke misslag.
4.2.
Gesteld noch gebleken is dat sprake is van een kennelijke misslag in het vonnis, zodat hier niet vanuit zal worden gegaan.
4.3.
[eiser] stelt dat er sprake is van nieuwe omstandigheden nu is gebleken dat een zorgmachtiging zal worden verleend op 19 april 2022, waarmee er geen vrees meer hoeft te bestaan dat [eiser] overlast zal veroorzaken in en rondom het gehuurde. Nu daarmee de belemmering voor de omwonenden voor een terugkeer van [eiser] naar het gehuurde is weggenomen, is een schorsing van de ten uitvoerlegging van het vonnis gerechtvaardigd, aldus [eiser] .
4.4.
Anders dan [eiser] stelt is de voorzieningenrechter van oordeel dat geen sprake is van zodanige omstandigheden die schorsing van de tenuitvoerlegging van het vonnis rechtvaardigen. De kantonrechter heeft geoordeeld dat [eiser] ernstige en structurele overlast heeft veroorzaakt aan omwonenden, waarmee voldoende aannemelijk is dat ook in een bodemprocedure zal worden geoordeeld dat deze (ernstige) tekortkoming de ontbinding rechtvaardigt. De kantonrechter heeft de belangen afgewogen en geoordeeld dat het belang van Mooiland om tot ontruiming van het gehuurde over te gaan zwaarder dient te wegen dan het belang van [eiser] bij behoud van zijn woonruimte. De kantonrechter is tot dit oordeel gekomen gelet op de ernst en de mate waarin [eiser] overlast heeft veroorzaakt, het feit dat Mooiland hem al twee kansen heeft gegeven en het feit dat [eiser] op dat moment iedere hulp en begeleiding weigerde. Het door [eiser] gestelde feit dat thans naar alle waarschijnlijkheid een zorgmachtiging zal worden verleend en hij begeleiding en zorg zal accepteren kan niet leiden tot het oordeel dat Mooiland door tot tenuitvoerlegging van het vonnis over te gaan misbruik maakt van haar executie bevoegdheid. Uit het vonnis blijkt dat de kantonrechter ervan op de hoogte was dat een zorgmachtiging was aangevraagd, zodat zij er dus rekening mee heeft kunnen houden dat mogelijk een zorgmachtiging zou worden verleend. Dit heeft de kantonrechter niet tot andere belangenafweging gebracht. In wezen is dit dus geen nieuwe omstandigheid sinds het vonnis. Mooiland heeft ter zitting voorts onweersproken gesteld dat ook in de situatie waarbij een zorgmachtiging is verleend het risico bestaat dat (opnieuw) sprake zal zijn van overlast. De ervaring van Mooiland is dat het FACT team bij een melding ook niet in staat is om onmiddellijk in te grijpen, maar dat eerst overleg dient plaats te vinden met de geneeskundig directeur.
4.5.
Verder heeft een medewerkster van Mooiland ter zitting uitdrukkelijk verklaard dat de aanwezigheid van [eiser] in het gehuurde voor de buurtbewoners inmiddels een gepasseerd station is. Er zijn al diverse eerdere pogingen gedaan om [eiser] te begeleiden die in eerste instantie wel succesvol leken, maar uiteindelijk was er toch weer sprake van psychoses, waarna weer medicatie werd toegepast en dan was het weer even rustig, maar dit lijkt een terugkerend patroon. Er bestaat thans volstrekt onvoldoende vertrouwen dat de situatie nu (definitief) verbeterd is. De buurtbewoners zijn aan het einde van hun Latijn, hebben slapeloze nachten en Mooiland wil de omwonenden niet langer blootstellen aan de spanningen die de aanwezigheid van [eiser] in het gehuurde veroorzaakt.
4.6.
De voorzieningenrechter is dan ook van oordeel dat de thans door [eiser] aangevoerde omstandigheden onvoldoende zijn om een schorsing van de executie te rechtvaardigen. Het belang van [eiser] om aan haar huurders het ongestoorde huurgenot te verschaffen, alsmede het belang van omwonenden om zich veilig te voelen in hun woning geven hier - zoals reeds overwogen in het vonnis - de doorslag. De vordering van [eiser] zal daarom worden afgewezen.
4.7.
[eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Mooiland worden begroot op:
- griffierecht € 676,00
- overige kosten 0,00
- salaris advocaat
1.016,00
Totaal € 1.692,00

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van Mooiland tot op heden begroot op € 1.692,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.3.
veroordeelt [eiser] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 163,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 85,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak,
5.4.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. E. Loesberg en in het openbaar uitgesproken op 20 april 2022.