In deze zaak, die op 6 mei 2022 door de Rechtbank Oost-Brabant is behandeld, vorderde de man, die de Bulgaarse nationaliteit heeft, een voorlopige omgangsregeling met zijn minderjarige kind. De man en de vrouw, ook van Bulgaarse afkomst, hebben een complexe relatiegeschiedenis, met meerdere juridische procedures en veroordelingen van de man wegens bedreiging en stalking. De vrouw heeft het eenhoofdig gezag over het kind en heeft in het verleden aangifte gedaan tegen de man. De man heeft in 2017 en 2019 contact- en gebiedsverboden opgelegd gekregen, wat de rechter in zijn overwegingen meeneemt.
De voorzieningenrechter oordeelt dat de vordering van de man tot het vaststellen van een omgangsregeling niet kan worden toegewezen. De rechter wijst op de eerdere veroordelingen van de man en de risico's die verbonden zijn aan een omgangsregeling, gezien de geschiedenis van bedreiging en de onbetrouwbaarheid van de man in het nakomen van afspraken. De rechter concludeert dat er eerst een (raads-)onderzoek nodig is om te bepalen of een omgangsregeling in het belang van het kind zou zijn. De vordering wordt afgewezen en de proceskosten worden gecompenseerd, waarbij iedere partij zijn eigen kosten draagt.