In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 6 mei 2022 uitspraak gedaan in een kort geding tussen de stichting Woonbedrijf SWS.HHVL en een huurder, die in haar woning een hennepkwekerij had. De huurder, die al elf jaar in de woning verbleef, werd geconfronteerd met een ontruimingsvordering van de verhuurder, die stelde dat de aanwezigheid van de hennepkwekerij een ernstige tekortkoming in de huurovereenkomst vormde. De voorzieningenrechter moest een belangenafweging maken tussen de belangen van de verhuurder, die een zero-tolerance beleid hanteert ten aanzien van hennepteelt, en de persoonlijke omstandigheden van de huurder, waaronder haar psychische problemen en de impact van de ontruiming op haar minderjarige dochter.
De rechtbank oordeelde dat de verhuurder een zwaarwegend belang had bij de ontruiming, gezien de risico's van brand en intimidatie die gepaard gaan met hennepteelt. De huurder had weliswaar een lange huurovereenkomst en had zich in het verleden als goede huurder gedragen, maar de kortdurende aanwezigheid van de hennepkwekerij en de druk van criminelen op de huurder werden niet als voldoende argumenten gezien om de ontruiming te voorkomen. De voorzieningenrechter concludeerde dat de belangen van de verhuurder zwaarder wogen dan die van de huurder, en dat de ontruiming moest plaatsvinden binnen twee weken na betekening van het vonnis. Tevens werd de huurder veroordeeld tot betaling van de achterstallige huur en de proceskosten.