ECLI:NL:RBOBR:2022:2365

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
3 juni 2022
Publicatiedatum
8 juni 2022
Zaaknummer
C/01/380256 / KG ZA 22-134
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot wedertewerkstelling en loondoorbetaling na ontslag op staande voet wegens ernstig grensoverschrijdend gedrag

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter op 3 juni 2022 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een werknemer, aangeduid als [eiser], en zijn werkgever, Natec Sunergy B.V. De werknemer vorderde wedertewerkstelling en loondoorbetaling na een ontslag op staande voet dat hem op 21 februari 2022 was opgelegd. Het ontslag was gebaseerd op ernstig grensoverschrijdend gedrag, waaronder het gebruik van harddrugs tijdens zakelijke bijeenkomsten en het aanbieden van drugs aan collega's. De werknemer betwistte de rechtsgeldigheid van het ontslag en stelde dat er geen zorgvuldig onderzoek was gedaan en dat het beginsel van hoor en wederhoor was geschonden.

De voorzieningenrechter oordeelde dat er voldoende aanwijzingen waren dat het ontslag op staande voet stand zou houden bij de bodemrechter. De rechter concludeerde dat de werknemer zich schuldig had gemaakt aan ernstig grensoverschrijdend gedrag, wat een dringende reden voor ontslag opleverde. De rechter wees de vorderingen van de werknemer af en veroordeelde hem in de proceskosten. De uitspraak benadrukt het belang van goed werknemerschap en de verantwoordelijkheden van leidinggevenden in een zakelijke context.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Civiel Recht
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
zaaknummer / rolnummer: C/01/380256 / KG ZA 22-134
Vonnis in kort geding van 3 juni 2022
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats] ,
eiser,
advocaat mr. K.L.M. Kaldenbach te Amsterdam,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
NATEC SUNERGY B.V.,
statutair gevestigd te Rotterdam, kantoorhoudende te ’s-Hertogenbosch en
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde sub 2],
statutair gevestigd te [vestigingsplaats] , kantoorhoudende te [plaats] ,
gedaagden,
advocaat mr. P. de Boer te 's-Hertogenbosch.
Eiser zal hierna [eiser] genoemd worden.
Gedaagden zullen respectievelijk Natec en [gedaagde sub 2] genoemd worden en gezamenlijk worden aangeduid met Natec c.s..

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 29 maart 2022 met 14 producties
  • de brief van mr. Kaldenbach van 19 april 2022 met producties 15 en 16
  • de brief van mr. De Boer van 21 april 2022 met 21 producties
  • de mondelinge behandeling op 22 april 2022
  • de pleitaantekeningen van mr. Kaldenbach
  • de pleitnota van mr. de Boer
1.2.
[eiser] heeft ter zitting bezwaar gemaakt tegen het toelaten van de door Natec c.s. overgelegde producties omdat deze niet tijdig zouden zijn ingediend.
1.3.
De voorzieningenrechter heeft beslist dat producties 9 en 10 van Natec c.s. niet zullen worden toegelaten omdat [eiser] door het laattijdig indienen van de grote hoeveelheid producties door Natec c.s. daar niet behoorlijk op heeft kunnen reageren.
1.4.
Na de mondelinge behandeling is het kort geding pro forma aangehouden voor de duur van zes weken ten behoeve van overleg tussen partijen over een minnelijke regeling.
1.5.
Bij brief van 10 mei 2022 heeft mr. Kaldenbach verzocht om vonnis te wijzen.
1.6.
De voorzieningenrechter heeft vervolgens vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser] is in oktober 2012 in dienst getreden van Natec. [eiser] vervulde daar laatstelijk de functie van Accountmanager en Countrymanager Nederland tegen een salaris van € 6.000,00 bruto per maand exclusief vakantiegeld en emolumenten.
2.2.
Sinds 2018 ontvangt [eiser] jaarlijks ook een winstdeel.
2.3.
Natec houdt zich onder meer bezig met de handel in zonnepanelen.
2.4.
Enig aandeelhouder van Natec is Natec Energy B.V. (hierna te noemen: Natec Energy). Enig bestuurder van Natec is [A] de persoonlijke holding van de heer [B] (hierna te noemen: [B] ).
2.5.
[gedaagde sub 2] is enig bestuurder van Natec Energy. [A] is enig aandeelhouder en bestuurder van [gedaagde sub 2] .
2.6.
[eiser] is sinds mei 2021 één van de certificaathouder van Natec Energy.
2.7.
Natec heeft op 9 februari 2022 een melding ontvangen van een medewerker over buitensporig gedrag van [eiser] .
2.8.
Natec heeft naar aanleiding van de melding op 15 februari 2022 een gesprek met [eiser] gehad. Namens Natec waren [B] en de HR adviseur mevrouw [C] (hierna te noemen: [C] ) bij het gesprek aanwezig.
2.9.
Tijdens het gesprek heeft [eiser] verklaard over diverse feestjes en bedrijfsuitjes met collega’s en klanten en/of leveranciers van Natec waarbij [eiser] drugs heeft gebruikt en ook drugs aan anderen heeft aangeboden.
2.10.
[eiser] is na het gesprek op non-actief gesteld.
2.11.
De non-actiefstelling is door Natec bevestigd bij brief van 16 februari 2022. In de brief schrijft Natec onder meer het volgende:
(…)
“Deze brief is niet bedoeld om op de inhoud van het gesprek gedetailleerd in te gaan. Jij hebt in het gesprek meerdere situaties erkend waarin jij drugs gebruikt en ook aanbood terwijl medewerkers van ons en van klanten/leveranciers aanwezig waren.
Voor ons is dit gedrag onacceptabel en potentieel zeer schadelijk voor onze reputatie richting eigen medewerkers, maar ook richting klanten en leveranciers. Wij zullen op geen enkele manier geassocieerd worden met drugsgebruik.
Naar aanleiding van dit verantwoordingsgesprek hebben we je meegedeeld dat je met onmiddellijke ingang geschorst bent en dus op non actief staat.
(…)
2.12.
Als reactie daarop heeft [eiser] op 20 februari 2022 een e-mail gestuurd aan [B] . Daarin verzoekt [eiser] om hem weer toe te laten tot zijn werkzaamheden. [eiser] geeft in dat kader onder meer aan dat hij zich in het gesprek op 15 februari 2022 met de rug tegen de muur gezet voelde en dat hij er spijt van heeft dat hij namen van collega’s heeft genoemd. Daarnaast geeft [eiser] onder meer aan dat hij nooit een klacht heeft ontvangen over zijn functioneren en dat [B] weet hoe [eiser] te werk gaat en dat hij klanten en leveranciers een feestje geeft als zij dat willen.
2.13.
Op 21 februari 2022 heeft een tweede gesprek plaatsgevonden tussen [eiser] en Natec. Namens Natec waren opnieuw [B] en [C] bij het gesprek aanwezig. Na afloop van het gesprek is [eiser] door Natec op staande voet ontslagen.
2.14.
Het ontslag is door Natec schriftelijk aan [eiser] bevestigd in een (ongedateerde) brief die [eiser] op 22 februari 2022 heeft ontvangen. In de brief schrijft Natec dat zij naar aanleiding van gesprekken met collega’s van [eiser] en de eigen verklaringen van [eiser] vast stelt dat:
  • [eiser] bij ten minste vier gelegenheden in aanwezigheid van collega’s harddrugs heeft gebruikt, in een aantal gevallen harddrugs aan collega’s heeft aangeboden en hen actief heeft aangespoord harddrugs te gebruiken;
  • [eiser] openlijk harddrugs heeft gebruikt tijdens een bijeenkomst bij een medewerker van Esdec, een zakelijke relatie van Natec, en dat [eiser] zich daar naakt heeft laten masseren door een medewerker van Esdec. [eiser] zou vervolgens ook een filmopname van de massage hebben verspreid;
  • meerdere collega’s hebben verklaard dat zij een bijzonder onveilig gevoel hebben gehad bij genoemde gelegenheden vanwege de door [eiser] en de door hem gecreëerde groepsdruk om ook harddrugs te gebruiken;
  • [eiser] ’s nachts het filmpje van de naaktmassage heeft verstuurd aan een vrouwelijke collega die op dat moment ziek thuis was;
  • [eiser] op diezelfde dag een medewerkster van Esdec via Facetime heeft gebeld en daarbij seksuele opmerkingen heeft gemaakt terwijl [eiser] goed wist dat hij dit grensoverschrijdend en ontoelaatbaar was.
Natec wijst daarbij nog op de voorbeeldfunctie die [eiser] als leidinggevende en (indirect) aandeelhouder van Natec heeft voor jongere en ondergeschikte collega’s. Door het zo te presenteren alsof het gebruik van harddrugs heel normaal is, zou volgens Natec een zeer ongewenste druk op jongere, ondergeschikte en minder ervaren collega’s ontstaan om daaraan mee te doen. Daar wordt dan nog verergerd door het aanbieden van harddrugs aan die collega’s. Het feit dat de gebeurtenissen zich uitstrekken over een langere periode en herhaaldelijk zijn voorgekomen verergert volgens Natec de situatie.
[eiser] heeft volgens Natec de fatsoensnormen op grove wijze overtreden, zich schuldig gemaakt aan strafbare feiten en zijn plichten als goed werknemer ernstig veronachtzaamd.
De genoemde gedragingen leveren volgens Natec ieder afzonderlijk en zeker gezamenlijk en in onderlinge samenhang bezien een dringende reden op voor een ontslag op staande voet.
2.15.
Bij brief van zijn advocaat, verzoenden op 2 maart 2022, heeft [eiser] de rechtsgeldigheid van het ontslag op staande voet betwist. [eiser] stelt in dat kader onder meer dat er geen zorgvuldig onderzoek heeft plaatsgevonden. [eiser] stelt zich op het standpunt dat Natec het beginsel van hoor en wederhoor heeft geschonden en in strijd met goed werkgeverschap heeft gehandeld [eiser] gaat in de brief ook inhoudelijk in op de door Natec in de ontslagbrief genoemde gebeurtenissen. [eiser] verzoekt Natec om het ontslag in te trekken en [eiser] weer toe te laten tot zijn gebruikelijke werkzaamheden.
2.16.
Bij e-mail van haar advocaat van 3 maart 2022 heeft Natec aan de advocaat van [eiser] bericht dat de inhoud van de brief geen aanleiding geeft voor Natec om haar standpunt te wijzigen en dat zij het ontslag handhaaft.
2.17.
Overleg tussen partijen heeft niet tot een oplossing in der minne geleid.
2.18.
[eiser] heeft op 19 april 2022 bij de kantonrechter een verzoekschrift ingediend dat strekt tot vernietiging van het ontslag op staande voet.
2.19.
Op 20 april 2022 heeft Natec bij de kantonrechter een verzoekschrift ingediend dat onder meer strekt tot voorwaardelijke ontbinding van de arbeidsovereenkomst met [eiser] .

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert samengevat – om bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
Natec te veroordelen om:
[eiser] binnen 24 uur toe te laten tot het uitvoeren van zijn werkzaamheden, op straffe van een dwangsom van € 10.000,-- per dag of gedeelte daarvan;
vanaf 21 februari 2022 het salaris van [eiser] te betalen te vermeerderen met wettelijke verhoging en wettelijke rente over de achterstallige bedragen;
binnen 24 uur schriftelijk aan medewerkers van Natec, klanten, toeleveranciers en overige relaties van Natec te berichten dat [eiser] met onmiddellijke ingang zijn functie zal hervatten, op straffe van een dwangsom van € 10.000,-- per dag of gedeelte daarvan;
[eiser] binnen 24 uur na betekening van dit vonnis volledige en onbeperkte toegang te verlenen tot de netwerken van Natec en zijn zakelijke e-mailbox, op straffe van een dwangsom van € 10.000,-- per dag of gedeelte daarvan,
[gedaagde sub 2] te veroordelen om:
5. binnen 24 uur na betekening van dit vonnis aan [eiser] te verstrekken:
  • de volledige jaarrekening 2021 van Natec Energy;
  • alle agenda’s en notulen van vergaderingen van certificaathouders;
  • een schriftelijke weergave van de afspraak dat er een winstdeel wordt uitgekeerd in plaats van dividend aan de certificaathouders;
  • het concern businessplan;
  • het waarderingsrapport van de aandelen Natec Energy ad € 22,6 miljoen per 31 augustus 2020;
dit alles op straffe van een dwangsom van € 10.000,-- per dag of gedeelte daarvan;
Natec en [gedaagde sub 2] hoofdelijke te veroordelen in de proceskosten, te vermeerderen met de nakosten en wettelijke rente.
3.2.
[eiser] legt daaraan, zakelijk weergegeven, het volgende ten grondslag.
Natec heeft onzorgvuldig en in strijd met goed werkgeverschap gehandeld door [eiser] op non actief te stellen en hem op staande voet te ontslaan. [eiser] heeft namelijk niet het beginsel van hoor en wederhoor toegepast en heeft daarmee de gerechtvaardigde belangen van [eiser] ernstig geschonden. Natec heeft nagelaten eerst een zorgvuldig onderzoek te (laten) voeren. Het gesprek van 15 februari 2022 was in feite een fishing expedition. [eiser] wist vooraf niet waar het gesprek over is gegaan en is door Natec onder druk gezet om namen te noemen van collega’s die drugs zouden gebruiken. Die aldus verkregen informatie is vervolgens door Natec tegen [eiser] gebruikt.
[eiser] heeft ook niet de informatie ontvangen van de collega’s waar Natec haar verwijten op stelt te baseren. [eiser] heeft daarmee niet de mogelijkheid gehad om zich daar behoorlijk tegen te verweren.
De gedragingen van [eiser] leveren ook geen dringende reden voor ontslag op staande voet op. [eiser] is niet de enige collega die recreatief drugs gebruikt. Onder de jonge collega’s is dat zelfs heeft normaal. Het drugsgebruik vond ook plaats buiten werktijd.
[eiser] betwist dat hij collega’s heeft aangespoord of onder druk heeft gezet om drugs te gebruiken. Hij kan zich dan ook niet voorstellen dat collega’s zich onveilig hebben gevoeld. Dat is met [eiser] ook niet besproken door Natec.
Er heeft ook niemand aanstoot genomen aan het feit dat [eiser] zich op het feestje naakt liet masseren. Dat geldt ook voor de collega aan wie [eiser] het filmpje van de massage heeft gestuurd.
[eiser] heeft direct zijn excuses aangeboden aan de medewerkster van Esdec met wie hij via Facetime contact heeft gehad toen hij hoorde dat zij zijn opmerkingen niet kon waarderen. Zij heeft die excuses ook aanvaard.
[eiser] wordt door het ontslag ook buitenproportioneel zwaar getroffen mede gelet op het feit dat hij certificaathouder is van Natec en de winstverwachtingen erg gunstig zijn.
Natec was ook op de hoogte van de werkwijze van [eiser] en dat hij feestjes organiseerde om klanten binnen te halen. Dat past ook bij het karakter van [eiser] . Natec wist dat en heeft dat altijd goed gevonden.
Daarnaast geldt dat [eiser] al ruim tien jaar bij Natec in dient is en een uitstekende staat van dienst heeft en nooit op zijn functioneren is aangesproken door Natec.
Nu het ontslag op staande voet geen stand kan houden, dient [eiser] weer toegelaten te worden tot het verrichten van zijn gebruikelijke werkzaamheden. [eiser] heeft daarbij een spoedeisend belang is omdat hij kostwinner is voor zijn gezin en sinds het ontslag geen salaris meer ontvangt.
[gedaagde sub 2] is contractueel verplicht om de door [eiser] gevorderde bescheiden aan hem af te geven. [eiser] heeft er als certificaathouder ook belang bij om over die bescheiden te kunnen beschikken.
3.3.
Natec c.s. voeren daartegen, zakelijk weergegeven, het volgende verweer.
Het ontbreekt [eiser] aan voldoende spoedeisend belang bij zijn vorderingen. [eiser] had in plaats van dit kort geding aanhangig te maken ook eerder het verzoekschrift tot vernietiging van het ontslag op staande voet kunnen indienen. Daarnaast geldt dat [eiser] inmiddels elders aan het werk is en dus over inkomen beschikt.
Daarnaast geldt dat [eiser] terecht op staande voet is ontslagen omdat sprake is van gedragingen die ieder afzonderlijk dan wel gezamenlijk en in onderlinge samenhang voor Natec een dringende reden opleveren voor het ontslag. Het gaat dan om:
  • het openlijk gebruiken van harddrugs in aanwezigheid van medewerkers van [eiser] en soms ook van zakelijke relaties van Natec;
  • het aanbieden van harddrugs aan collega’s van wie sommigen hem als voorbeeld zien;
  • het zich naakt laten masseren door een medewerken van een relatie van Natec in aanwezigheid van collega’s en medewerkers van relaties;
  • het verspreiden van een filmpje van de naaktmassage in elk geval door het midden in de nacht toesturen aan een vrouwelijke collega die arbeidsongeschikt thuis zat;
  • het bellen via Facetime naar een medewerkster van een relatie van Natec om seksueel getinte opmerkingen te maken.
Het is voor Natec volstrekt onacceptabel dat [eiser] bij gelegenheden met een zakelijke context in aanwezigheid van veelal jongere collega’s en medewerker van relaties harddrugs gebruikt en aan hen aanbiedt. [eiser] oefent ook druk uit op jongere en ondergeschikte collega’s om ook drugs te gebruiken. Uit verklaringen van collega’s volgt dat het initiatief van het drugsgebruik bij [eiser] lag. Natec wil op geen enkele manier worden geassocieerd met harddrugs.
[eiser] betwist dat het bestendig gebruik was bij Natec en eigenlijk in gehele branche van zonnepanelen dat er feestjes met drank en drugs worden georganiseerd om klanten en leveranciers binnen te halen.
De actie van de naakte massage is volstrek onacceptabel, zeker voor iemand in de positie van [eiser] . Daarmee heeft [eiser] de overige aanwezigen in verlegenheid gebracht en de reputatie van Natec op het spel gezet.
Het versturen van het filmpje van de massage aan een vrouwelijke collega die ziek thuis zat getuigt van ernstig grensoverschrijdend gedrag. [eiser] ziet dat zelf niet in.
Ook met het maken van seksueel getinte opmerkingen via Facebook aan een vrouwelijke medewerker van Esdec heeft [eiser] de grenzen van fatsoen en goed werknemerschap ernstig overtreden. Dat [eiser] daarna excuses heeft gemaakt aan de bewuste medewerkster doet daar niet aan af.
Door de gedragingen van [eiser] is hij in een situatie terecht gekomen waarin hij – en ook Natec - chantabel is geworden.
Voor zover het ontslag op staande voet desondanks geen stand zou houden, dan geldt dat de arbeidsovereenkomst waarschijnlijk zal eindigen door ontbinding. [eiser] is namelijk zonder toestemming van Natec tijdens zijn dienstverband met Natec bezig geweest met de (mede)oprichting van met Natec concurrerende ondernemingen. [eiser] heeft in dat kader ook informatie over relaties van Natec met derden gedeeld. Daarbij heeft [eiser] vele malen zijn geheimhoudingsplicht geschonden. Daarmee heeft [eiser] de belangen van Natec ernstig geschonden. Terugkeer op de werkvloer bij Natec is dan ook niet aan de orde.
Ook de vordering tegen [gedaagde sub 2] tot afgifte van bescheiden dient te worden afgewezen. [eiser] heeft geen recht op die bescheiden. Hij weigert namelijk als certificaathouder om uitvoering te geven aan zijn contractuele verplichting om de certificaten aan te bieden. [eiser] kan op grond van artikel 2A sub 2 van de Administratievoorwaarden zijn rechten verbonden aan de certificaten dan niet meer uitoefenen. Het ontbreekt [eiser] ook aan voldoende spoedeisend belang bij afgifte van de bescheiden.
[gedaagde sub 2] kan ook niet verplicht worden om de jaarrekening 2021 af te geven omdat deze nog niet is vastgesteld.
[eiser] heeft geen belang bij afgifte van de gevorderde agenda’s omdat deze zeer algemeen van aard zijn. Notulen kunnen niet worden afgegeven omdat deze niet zijn opgemaakt.
Er is geen vastgesteld winstdelingsregeling, maar uitsluitend een concept. [eiser] heeft niet toegelicht waarom het redelijk is waarom dat dit concept aan hem wordt afgegeven.
Er is geen concept businessplan. [eiser] heeft daar ook nooit eerder om gevraagd en als het er zou zijn zou het strikt vertrouwelijk zijn.
Ook ten aanzien van het waarderingsrapport geldt dat [eiser] niet duidelijk heeft gemaakt welk (spoedeisend) belang hij heeft bij afgifte.

4.De beoordeling

4.1.
Aanleiding voor dit kort geding is het feit dat [eiser] door Natec op 21 februari 2022 op staande voet is ontslagen. [eiser] is het met dat ontslag (en de daaraan voorafgaande non actiefstelling) niet eens en vordert in dit kort geding onder meer een veroordeling van Natec om hem weer toe te laten tot zijn werkzaamheden en om het salaris vanaf 21 februari 2022 aan te betalen. [eiser] heeft voldoende spoedeisend belang bij die voorzieningen. Dat [eiser] inmiddels bij een andere werkgever aan het werk is, doet daar niet aan af. Tussen partijen is niet in geschil dat [eiser] daar minder verdient dan dat hij deed bij Natec. Het is daarnaast schadelijk voor de reputatie van [eiser] dat hij niet bij Natec aan het werk kan. Ook is niet gebleken dat [eiser] met zijn huidige werkgever verplichtingen is aangegaan waardoor hij niet (meer) beschikbaar zou zijn om zijn werkzaamheden voor Natec uit te voeren. Ook het feit dat [eiser] eerder zijn verzoekschrift tot nietigverklaring van het ontslag op staande voet had kunnen indienen doet aan het spoedeisend belang in het kader van dit kort geding niet af. Het stond [eiser] vrij om te kiezen voor het aanhangig maken van een kort geding.
4.2.
In dit kort geding dient te worden beoordeeld of het verzoek van [eiser] tot nietigverklaring van het ontslag op staande voert een zodanige kans van slagen heeft dat vooruitlopend daarop een toewijzing tot wedertewerkstelling en betaling van het salaris gerechtvaardigd is. Daarvan is sprake indien met voldoende mate van waarschijnlijkheid het ontslag op staande voet door de bodemrechter zal worden vernietigd. Dat zal het geval zijn indien geen sprake is van een dringende reden voor het ontslag zoals bedoeld in artikel 7:677 lid 1 BW. In artikel 7:678 BW is verder uitgewerkt wanneer voor een werkgever sprake is van een dringende reden. Het moet gaan om daden, eigenschappen of gedragingen van de werknemer, die tot gevolg hebben dat van de werkgever redelijkerwijs niet kan worden gevergd dat de arbeidsovereenkomst wordt voortgezet. Bij de beoordeling of sprake is van een dringende reden moeten alle omstandigheden van het geval worden afgewogen, waaronder de aard en de ernst van de door de werkgever genoemde dringende reden, de aard en de duur van de dienstbetrekking, de wijze waarop de werknemer de dienstbetrekking heeft vervuld en de persoonlijke omstandigheden van de werknemer zoals zijn leeftijd en de gevolgen die het ontslag op staande voet voor hem zouden hebben.
4.3.
Uitgangspunt bij de beoordeling is dat enkel hetgeen Natec ten tijde van het geven van het ontslag op staande voet als reden voor het ontslag heeft aangevoerd, kan worden meegenomen bij de vraag of sprake is van een dringende reden. Dat is in dit geval hetgeen Natec aan [eiser] heeft medegedeeld tijdens het gesprek op 21 februari 2022 en is vastgelegd in de ongedateerde brief die [eiser] op 22 februari 2022 heeft ontvangen (door [eiser] overgelegd als productie 12). De dringend reden bestaat blijkens die brief volgens Natec uit:
  • het openlijk gebruiken van harddrugs in aanwezigheid van collega’s tijdens tenminste vier gelegenheden: de housewarming medio november 2021, het teamuitje in januari 2022, de beurs in België in januari 2022 en het afdelingsuitje op 4 februari 2022. [eiser] zou collega’s ook drugs hebben aangeboden en hen hebben aangespoord om deze te gebruiken. [eiser] was volgens [eiser] de aanjager van het drugsgebruik;
  • Het openlijk gebruik van harddrugs met medewerkers van Esdec, een relatie van Natec, tijdens de bijeenkomst in het appartement van een medewerker van Esdec na afloop van een zakelijke beurs;
  • Dat [eiser] zich tijdens die bijeenkomst naakt heeft laten masseren door een medewerker van Esdec en [eiser] daarvan een filmopname heeft verspreid;
  • Dat collega’s een onveilig gevoel hebben gehad bij genoemde gelegenheden omdat zij zich door [eiser] en de door hem gecreëerde groepsdruk gedwongen voelden om ook drugs te gebruiken;
  • Dat [eiser] ’s nachts het filmpje van de naaktmassage heeft verstuurd aan een vrouwelijke collega van wie [eiser] wist dat zij ziek thuis was in verband met het overlijden van haar vader;
  • Dat [eiser] diezelfde dag een vrouwelijke medewerker van Esdec via Facetime heeft gebeld en daarbij seksuele opmerkingen heeft gemaakt waarvan [eiser] wist dat het grensoverschrijdend en ontoelaatbaar was.
4.4.
Voor zover [eiser] stelt dat het ontslag geen stand kan houden omdat Natec geen zorgvuldig onderzoek heeft gedaan en heeft verzuimd hoor en wederhoor toe te passen, geldt dat die stelling niet slaagt. Natec heeft [eiser] naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter voldoende gelegenheid gegeven om zijn kant van het verhaal te laten horen voordat Natec is overgegaan tot het geven van het ontslag op staande voet. Dat het gesprek van 15 februari 2022 voor Natec in feite een fishing expedition was en dat [eiser] daarbij door Natec onder ontoelaatbare druk is gezet om informatie over collega’s te verstrekken is onvoldoende aannemelijk geworden. Natec betwist dat en de overgelegde geluidsopname van het gesprek geven daarvoor ook onvoldoende aanleiding.
4.5.
Bij beantwoording van de vraag of genoemde gedragingen, afzonderlijk of gezamenlijke en in onderlinge samenhang een dringende reden opleveren geldt dat over de vraag wat zich feitelijk heeft afgepeeld tussen partijen niet of nauwelijks discussie bestaat. [eiser] heeft erkend dat hij tijdens de genoemde zakelijke bijeenkomsten harddrugs (xtc, cocaïne) heeft gebruikt en dat daar collega’s en medewerkers van zakelijke relaties van Natec aanwezig waren. Ook heeft [eiser] erkend dat hij bij één of meer van die gelegenheden harddrugs op tafel heeft gelegd met de bedoeling om deze voor andere aanwezigen beschikbaar te stellen voor gebruik. Ook staat vast dat [eiser] zich tijdens de bijeenkomst in het appartement van een medewerker van een relatie van Natec, namelijk Esdec, door een medewerker van Esdec in het bijzijn van de andere aanwezigen naakt heeft laten masseren. [eiser] stelt dat hij daar zelf het initiatief voor heeft genomen. Ook staat vast dat [eiser] een filmpje van de massage heeft verspreid blijk onder meer collega’s van Natec, onder wie een vrouwelijke collega van wie [eiser] wist dat zij op dat moment al enige tijd arbeidsongeschikt thuis zat. [eiser] heeft haar diezelfde nacht nog het filmpje gestuurd. Ook staat vast dat [eiser] diezelfde avond/nacht via Facetime contact heeft gezocht met een vrouwelijke medewerker van Esdec en dat hij daarbij seksueel getinte opmerkingen heeft gemaakt, hetgeen door hem de volgende dag aan collega’s ale een “Ali B-tje” werd geduid.
4.6.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft [eiser] zich daarmee schuldig gemaakt aan ernstig grensoverschrijdend gedrag. Dat volgens [eiser] ook andere collega’s, onder wie zelf een meerderheid van de jongere collega’s, recreatief drugs zouden gebruiken en het gebruik daarvan onder hen ook als normaal wordt beschouwd en doet daar niet aan af. Voor zover dat al zo zou zijn, dan geldt dat Natec terecht stelt dat harddrugs zijn opgenomen in artikel 2 van de Opiumwet en dat het verstrekken en aanwezig hebben van harddrugs verboden is. Het gebruik van harddrugs is niet algemeen maatschappelijk aanvaard zoals het gebruik van alcohol dat bijvoorbeeld wel is. Dat Natec als werkgever het gebruik van drugs tijdens dit soort bijeenkomsten oogluikend heeft toegestaan omdat dit goed zou zijn voor de zakelijke relaties en dat het gebruikelijk zou zijn dat binnen de zonnepanelenbrache feestjes worden georganiseerd met drank en drugs, blijkt ook nergens uit. De feitelijk bestuurder van Natec, de heer [B] , heeft uitdrukkelijk verklaard dat hij niet op de hoogte was van het drugsgebruik en dat hij dat op geen enkele wijze wil tolereren.
4.7.
Ook het feit dat [eiser] zich naakt heeft laten masseren in een zakelijke setting en daarvan ook een filmpje heeft verspreid is een ernstige overschrijding van de grenzen van goed werknemerschap. Dat de overige aanwezigen, zoals [eiser] stelt, erg moesten lachen om het feit dat [eiser] zich liet masseren betekent en hij ook al een keer eerder zo goed als naakt (met alleen een schort aan) collega’s had bediend tijdens een uitje betekent niet dat het gedrag door de beugel kan. Het is volstrekt duidelijk dat [eiser] daarmee de fatsoensregels ernstig heeft overtreden. Dat geldt ook voor het maken van de seksuele opmerkingen diezelfde avond tijdens een door [eiser] gestart Facetime-gesprek met een medewerkster van Esdec.
4.8.
De gedragingen van [eiser] zijn ook dermate evident grensoverschrijdend en ontoelaatbaar dat Natec daarvoor niet eerst had hoeven te waarschuwen. [eiser] had moeten begrijpen dat dit gedrag niet door de beugel kan. Daar komt bij dat de gedragingen van [eiser] een structureel karakter hebben. Het gaat niet om en eenmalige uitglijder.
4.9.
Zoals gezegd dient in de beoordeling ook de aard en de duur van de dienstbetrekking te worden betrokken. Daarbij is van belang dat [eiser] al langere tijd, namelijk bijna tien jaar, in dienst was bij Natec. Daarnaast is van belang dat [eiser] als Accountmanager en Countrymanager Nederland een leidinggevende functie vervulde. Zoals Natec terecht stelt heeft [eiser] als leidinggevende een zekere voorbeeldfunctie voor zijn ondergeschikte en veelal jongere collega’s. Juist van een werknemer in een leidinggevende positie mag dan worden verwacht dat hij zich onthoudt van de hierboven genoemde gedragingen.
4.10.
Van belang is ook de wijze waarop [eiser] zijn functie bij Natec heeft vervuld. Tussen partijen staat niet ter discussie dat [eiser] een zeer gedreven werknemer is die goede resultaten heeft bereikt voor Natec. In die zin was [eiser] voor Natec dan ook een zeer gewaardeerde collega. Duidelijk is echter ook dat [eiser] problemen heeft met het stellen van grenzen bij het behalen van door hem gestelde (zakelijke) doelen. [eiser] erkent dat hij daar door Natec meermaals op is aangesproken. Het is [eiser] desondanks kennelijk niet gelukt om die grenzen te bewaken.
4.11.
De persoonlijke gevolgen van het ontslag lijken voor [eiser] relatief gezien mee te vallen. Weliswaar is [eiser] kostwinner voor zijn gezin, maar daar staat tegenover dat [eiser] gelet op zijn leeftijd (34 jaar) in staat moet worden geacht om elders aan de slag te gaan. Sterker nog, [eiser] heeft op dit moment al ander werk gevonden. Dat is kennelijk niet op het zelfde (salaris)niveau als de functie die hij bij Natec vervulde, maar naar het oordeel van de voorzieningenrechter bestaat voldoende aanleiding om te veronderstellen dat [eiser] – zeker gelet op de huidige krapte op de arbeidsmarkt en de branche waarin [eiser] werkzaam is (zonnepanelen) - binnen afzienbare termijn wel een functie op vergelijkbaar niveau zal vinden. Dat [eiser] tevens certificaathouder is doet op zichzelf niet ter zake. Gesteld noch gebleken is dat [eiser] als gevolg van het ontslag op staande voet zijn certificaten niet zou kunnen behouden.
4.12.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter leiden de hierboven genoemde omstandigheden tot het oordeel dat voldoende aannemelijk is dat sprake is van een dringende reden voor het ontslag op staande voet. Slotsom is dan dat het niet waarschijnlijk is dat de bodemrechter het ontslag op staande voet zal vernietigen. Dat betekent dat de vorderingen van [eiser] tegen Natec zullen worden afgewezen.
4.13.
[eiser] vordert daarnaast nog afgifte van bescheiden door [gedaagde sub 2] , de bestuurder van Natec. Ook die vordering zal worden afgewezen. Voor zover [eiser] als certificaathouder al contactueel gezien recht zou hebben op afgifte van de stukken zoals hij stelt dan geldt dat [eiser] niet concreet heeft gemaakt welk spoedeisend belang hij heeft bij die afgifte. De voorzieningenrechter ziet dan ook niet in waarom van [eiser] niet gevergd zou kunnen worden dat hij de uitkomst van een bodemprocedure afwacht maar dat nu in kort geding een voorlopige voorziening daarvoor moet worden getroffen.
4.14.
[eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Natec worden begroot op:
- griffierecht € 676,00
- overige kosten 0,00
- salaris advocaat
1.016,00
Totaal € 1.692,00

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van Natec tot op heden begroot op € 1.692,00,
5.3.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. E. Loesberg en in het openbaar uitgesproken op 3 juni 2022.