ECLI:NL:RBOBR:2022:2454

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
25 mei 2022
Publicatiedatum
13 juni 2022
Zaaknummer
WR 22/009
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van rechter in civiele procedure wegens vermeende partijdigheid

In deze zaak heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Oost-Brabant op 25 mei 2022 een beslissing genomen op het wrakingsverzoek van twee verzoekers tegen mr. G.J. Roeterdink, rechter in een civiele procedure. Het wrakingsverzoek werd ingediend naar aanleiding van een tussenvonnis van 4 november 2021, waarin de rechter had bepaald dat een partij, aangeduid als [naam], een schriftelijk antwoord in reconventie moest indienen. Verzoekers stelden dat de rechter hen niet de kans had geboden om te overleggen tijdens de mondelinge behandeling op 12 mei 2022, wat hen dwong om hun wrakingsverzoek pas na deze behandeling in te dienen. De rechter had laten weten niet te zullen verschijnen op de mondelinge behandeling, wat verzoekers als een schending van hun recht op een eerlijke rechtsgang beschouwden.

De wrakingskamer beoordeelde of het verzoek tijdig was ingediend en of er sprake was van omstandigheden die de onpartijdigheid van de rechter in twijfel trokken. De kamer oordeelde dat het verzoek tijdig was, aangezien verzoekers het de dag na de mondelinge behandeling hadden ingediend. De wrakingskamer concludeerde echter dat de door verzoekers aangevoerde feiten onvoldoende waren om aan te nemen dat de rechter vooringenomen was. De beslissing van de rechter om vonnis te wijzen zonder dat verzoekers een conclusie van antwoord in reconventie hadden kunnen indienen, werd gekwalificeerd als een processuele beslissing, die niet op zichzelf kan leiden tot wraking. De wrakingskamer wees het verzoek tot wraking af, met de overweging dat er geen objectieve aanwijzingen waren voor partijdigheid van de rechter.

De beslissing werd genomen door de voorzitter en twee leden van de wrakingskamer, in aanwezigheid van de griffier, en werd openbaar uitgesproken. Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK OOST-BRABANT

Wrakingskamer
zaaknummer: WR 22/009
Beslissing van 25 mei 2022
van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van

1.[verzoekers]

[verzoekers] ,
beiden wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: verzoekers,
strekkende tot de wraking van
mr. G.J. Roeterdink,
rechter in deze rechtbank,
hierna te noemen: de rechter.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het schriftelijke wrakingsverzoek van 14 april 2022;
  • de schriftelijke reactie van de rechter van 22 april 2022;
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling op 13 april 2022.
1.2.
De mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek heeft plaatsgevonden op 12 mei 2022. Verzoekers zijn op de mondelinge behandeling verschenen. De rechter heeft voorafgaand aan de mondelinge behandeling laten weten niet te zullen verschijnen.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Het verzoek strekt tot wraking van de rechter in de zaak
met nummer 9496288 \ CV EXPL 21-6355 tussen verzoekers als gedaagden in conventie en eisers in reconventie en de heer [naam] als eiser in conventie en gedaagde in reconventie. Bij tussenvonnis van 4 november 2021 heeft mr. J.J. Janssen, voor zover van belang, onder meer het volgende bepaald:

3.6 bepaalt dat [naam] het schriftelijk antwoord in reconventie uiterlijk tien dagen voor die zitting aan de kantonrechter en aan (de gemachtigde van) [namen] moet toesturen;
2.2.
Verzoekers hebben blijkens het schriftelijke verzoek, zakelijk weergegeven, het volgende aan hun verzoek ten grondslag gelegd.
Bij voornoemd tussenvonnis heeft mr. J.J. Janssen bepaald dat [naam] het schriftelijk antwoord in reconventie uiterlijk tien dagen voor de mondelinge behandeling aan de kantonrechter en aan [namen] dient toe te sturen. Dat heeft [naam] niet gedaan. Desgevraagd heeft de rechter tijdens de mondelinge behandeling naar voren gebracht dat het bij [naam] wellicht niet bekend is wat met een antwoord in reconventie wordt bedoeld. Daarmee negeert de rechter overweging 3.6 van het tussenvonnis en rechtvaardigt de afwezigheid van het antwoord in reconventie. Bovendien wordt aan [naam] niet gevraagd of hij problemen heeft met het begrip reconventie. Daar komt nog bij dat [naam] , anders dan dat de rechter betoogt, niet in persoon maar met een gemachtigde procedeert. De gemachtigde heeft [naam] alleen niet tijdens de mondelinge behandeling bijgestaan. De rechter belemmert een eerlijke rechtsgang door niet na te gaan waarom [naam] geen antwoord in reconventie heeft ingediend. Verzoekers hebben recht op een eerlijke behandeling en wensen het antwoord van [naam] in reconventie alsnog te ontvangen. Alleen dan kunnen zij gemotiveerd reageren op een (mogelijk) verweer aan de zijde van [naam] . Verder merken verzoekers nog op dat zij het verzoek tijdig hebben gedaan. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de rechter verzoekers niet de mogelijkheid geboden om met elkaar in overleg te treden, daardoor waren zij genoodzaakt om het wrakingsverzoek pas na de mondelinge behandeling in te dienen.
2.3.
De rechter heeft laten weten niet in de wraking te berusten en heeft op het verzoek gereageerd. De rechter brengt, zakelijk weergegeven, het volgende naar voren.
Primair is het wrakingsverzoek niet tijdig gedaan. Artikel 37 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) bepaalt dat het verzoek wordt gedaan zodra feiten en omstandigheden aan de verzoekers bekend zijn geworden. Niet valt in te zien waarom verzoekers het wrakingsverzoek niet tijdens de mondelinge behandeling hadden kunnen indienen. Dit maakt dat verzoekers niet-ontvankelijk zijn in hun verzoek. Voor zover het verzoek ontvankelijk is, dient het subsidiair te worden afgewezen. De reden daarvoor is dat [naam] in persoon procedeert en desgevraagd ter zitting verklaarde niet bekend te zijn met een antwoord in reconventie. De ingestelde tegenvordering is tijdens de mondelinge behandeling besproken, in die zin dat [naam] mondeling op die tegenvordering mocht reageren en vervolgens verzoekers weer aan het woord zouden komen. Hoewel het juist is dat bij voornoemd tussenvonnis is verzocht om een schriftelijk antwoord in reconventie, bepaalt artikel 82 lid 2 Rv expliciet dat in kantonzaken conclusies en akten ook mondeling ter terechtzitting kunnen worden genomen. De rechter is het eens met verzoekers dat sprake moet zijn van een eerlijke rechtsgang en dat processtukken tijdig aan de wederpartij ter kennis moeten worden gebracht. In kantonzaken komt echter veelvuldig voor dat partijen in persoon procederen en onkundig zijn van de procesrechtelijke gang van zaken. In dat geval kan het doel van een eerlijk proces worden bereikt door partijen op de mondelinge behandeling alle ruimte te geven voor het kenbaar maken van hun standpunten. Verzoekers hebben tijdens de mondelinge behandeling alle gelegenheid gehad om te reageren op het mondelinge verweer van [naam] . Van partijdigheid is dan ook geen sprake, zodat het wrakingsverzoek ongegrond dient te worden verklaard.

3.De beoordeling

3.1.
Een rechter kan alleen gewraakt worden als zich omstandigheden voordoen waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan is sprake als de rechter jegens een procesdeelnemer vooringenomen is of als de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Daarbij is het uitgangspunt dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn omdat hij als rechter is aangesteld. Voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid toch schade lijdt, bestaat alleen grond in geval van bijzondere omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het aannemen van (de objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid. Uit de wet volgt dat de verzoekers die concrete omstandigheden moeten aanvoeren en wel zodra deze aan hen bekend zijn geworden.
3.2.
Primair moet de wrakingskamer beoordelen of het verzoek tijdig door verzoekers is gedaan. Het verzoek moet worden gedaan zodra de omstandigheden die daarvoor aanleiding hebben gegeven zich hebben voorgedaan. Na indiening van het verzoek wordt de procedure direct geschorst. Zo wordt voorkomen dat de rechter proceshandelingen verricht gedurende een periode waarvan later wordt vastgesteld dat hij toen niet over de vereiste onpartijdigheid beschikte. Ook is beoogd onnodige vertraging van de rechtspleging te voorkomen. De door verzoekers aangevoerde omstandigheden zijn aan hen bekend geworden op 13 april 2022 en het verzoek is gedaan op 14 april 2022. Voor het tijdsverloop van één dag is door verzoekers een verklaring gegeven. Verzoekers zijn, stellen zij, tijdens de mondelinge behandeling niet in de gelegenheid gesteld om met elkaar te overleggen. Daardoor waren zij genoodzaakt om het verzoek, ná onderling overleg, de dag na de mondelinge behandeling in te dienen. De wrakingskamer is van oordeel dat het tijdsverloop van slechts één dag, daargelaten de reden die voor dit tijdsverloop bestaat, niet tot de conclusie kan leiden dat het verzoek tot wraking ontijdig is gedaan. Ook overigens bestaan geen beletselen voor de ontvankelijkheid van het verzoek. Verzoekers kunnen in hun verzoek worden ontvangen.
3.3.
Verzoekers hebben zich op het standpunt gesteld dat de beslissing om vonnis te wijzen zonder dat verzoekers een conclusie van antwoord in reconventie hebben kunnen indienen onjuist is. Verzoekers staan op het standpunt dat de rechter daarom vooringenomen is. Dit betoog faalt.
De beslissing van de rechter is een processuele beslissing. Het gesloten stelsel van rechtsmiddelen verzet zich er tegen dat een processuele (tussen)beslissing of de motivering daarvan grond kan vormen voor wraking, ook indien het gaat om een door de wrakingskamer onjuist, onbegrijpelijk, gebrekkig of te summier geachte motivering of om het ontbreken van een motivering. Dit is uitsluitend anders indien de motivering van de (tussen)beslissing in het licht van alle omstandigheden van het geval en naar objectieve maatstaven gemeten – bijvoorbeeld door de in de motivering gebezigde bewoordingen – niet anders kan worden verstaan dan als blijk van vooringenomenheid van de rechter die haar heeft gegeven (zie de uitspraak van de Hoge Raad van 25 september 2018, te vinden op rechtspraak.nl onder ECLI:NL:HR:2018:1413).
3.4.
Dit laatste is naar het oordeel van de wrakingskamer in het onderhavige geval niet aannemelijk geworden. Ook voor het overige geven de feiten die verzoekers aan hun verzoek ten grondslag hebben gelegd onvoldoende aanknopingspunten voor het oordeel dat de rechter niet onpartijdig zou zijn, dan wel dat de vrees objectief gerechtvaardigd is dat bij de rechter sprake is van vooringenomenheid jegens verzoekers.
3.5.
De slotsom is dat het wrakingsverzoek zal worden afgewezen.

4.De beslissing

De wrakingskamer wijst het verzoek tot wraking af.
Deze beslissing is gegeven door de mr. T. van de Woestijne, voorzitter, mr. J.A.M. van den Berk en mr. V.R. de Meyere, leden, in tegenwoordigheid van de griffier mr. F.L. van Huijkelom en in openbaar uitgesproken op 25 mei 2022.
- de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.