ECLI:NL:RBOBR:2022:2471

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
9 juni 2022
Publicatiedatum
14 juni 2022
Zaaknummer
C/01/379511 / KG ZA 22-92
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in kort geding over erfdienstbaarheid en verwijdering van obstakels op perceel

In deze zaak, die op 9 juni 2022 door de Rechtbank Oost-Brabant is behandeld, gaat het om een kort geding waarin eisers, bestaande uit drie personen, vorderingen hebben ingesteld tegen twee gedaagden. De kern van het geschil betreft de erfdienstbaarheid die is gevestigd op een perceel grond, en de obstructie die door de gedaagden is geplaatst in de vorm van betonblokken. Eisers stellen dat deze betonblokken de toegang tot hun parkeerplaatsen belemmeren, wat in strijd is met de gevestigde erfdienstbaarheid. De rechtbank heeft vastgesteld dat de akte van levering van 5 januari 2006 duidelijk is en dat de erfdienstbaarheid alleen betrekking heeft op perceel 2714, en niet op perceel 2715. De rechtbank oordeelt dat de erfdienstbaarheid niet anders kan worden verstaan dan dat de parkeerplaatsen op perceel 2714 via perceel 2848 bereikbaar moeten zijn. De gedaagden zijn veroordeeld om de betonblokken te verwijderen, zodat eisers gebruik kunnen maken van hun erfdienstbaarheid. De rechtbank heeft de reconventionele vorderingen van de gedaagden afgewezen, omdat zij niet zijn verschenen bij advocaat, wat in strijd is met het procesreglement voor kort gedingen. De proceskosten zijn gecompenseerd, waarbij iedere partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Civiel Recht
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
zaaknummer / rolnummer: C/01/379511 / KG ZA 22-92
Vonnis in kort geding van 9 juni 2022
in de zaak van

1.[eiser sub 1] ,

2.
[eiser sub 2],
3.
[eiser sub 3],
allen wonende te [woonplaats] ,
eisers in conventie,
verweerders in reconventie,
advocaat mr. W.G.M. Vos te Breda,
tegen

1.[gedaagde sub 1] ,

wonende te [woonplaats] , gemeente ’s-Hertogenbosch,
2.
[gedaagde sub 2],
wonende te [woonplaats] , gemeente Heusden,
gedaagden in conventie,
eisers in reconventie,
verschenen in persoon.
Partijen zullen hierna [eisers] en [gedaagden] genoemd worden.
Daar waar eisers afzonderlijk worden bedoeld, zullen zij onderscheidenlijk [eiser sub 1] , [eiser sub 2] en [eiser sub 3] worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaardingen van 1 maart 2022 en 24 mei 2022 met producties, genummerd 1 tot en met 16;
  • het verweerschrift van [gedaagden] van 5 maart 2022, tevens houdende eis in reconventie, met producties;
  • het e-mailbericht van [gedaagden] van 10 maart 2022 met bijlagen;
  • het e-mailbericht van mr. Vos van 24 maart 2022 met een productie, genummerd 17;
  • de mondelinge behandeling ter zitting van 27 mei 2022;
  • de pleitnota van mr. Vos;
  • de pleitnota van [gedaagden] , tevens houdende een aanvulling op de eis in reconventie;
  • de descente, tevens voortzetting van de mondelinge behandeling op 27 mei 2022;
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald op uiterlijk 10 juni 2022.

2.De feiten

2.1.
[eiser sub 1] is eigenaar van het bedrijfspand met ondergrond en verdere toebehoren, gelegen aan het adres [adres 1] te [plaats] , kadastraal bekend gemeente [plaats] [perceel 1] alsmede van de strook grond achter dit perceel, kadastraal bekend gemeente [plaats] [perceel 2] . [eiser sub 2] is eigenaar van de strook grond, kadastraal bekend gemeente [plaats] [perceel 3] . [eiser sub 3] is eigenaar van de strook grond, kadastraal bekend gemeente [plaats] [perceel 4] . Deze laatste twee stroken grond liggen tussen de percelen [perceel 1] en [perceel 2] in.
2.2.
[gedaagden] zijn sinds 1 november 2017 eigenaar van het bedrijfspand met ondergrond en verdere toebehoren gelegen aan het adres [adres 2] te [plaats] , kadastraal bekend gemeente [plaats] [perceel 5] .
2.3.
In het bedrijfspand van [eiser sub 1] wordt een horecagelegenheid geëxploiteerd, te weten [naam 1] . [gedaagden] exploiteren in hun bedrijfspand een bedrijf dat zich bezighoudt met de verkoop en reparatie van fietsen, te weten [naam 2] (hierna: [naam 2] ).
2.4.
Achter het pand van [eiser sub 1] bevinden zich parkeerplaatsen voor auto’s. Vier parkeerplaatsen zijn direct gelegen achter het pand en behoren toe aan het kadastraal object [plaats] [perceel 1] (hierna: de voorste parkeerplaatsen). Achter deze vier parkeerplaatsen bevinden zich nog eens drie parkeerplaatsen die behoren tot de kadastrale objecten [plaats] [perceel 3] , [perceel 4] en [perceel 2] (hierna te noemden: de achterste parkeerplaatsen).
2.5.
Bij notariële akte van levering van 5 januari 2006 heeft [eiser sub 1] de eigendom van het perceel gelegen aan het adres [adres 1] alsmede van de voorste parkeerplaatsen verworven (productie 6 bij de dagvaarding). [eiser sub 1] had dit perceel gekocht van [A] Destijds was dit perceel kadastraal bekend gemeente [plaats] sectie [perceel 6] . Het gedeelte van het perceel met de achterste parkeerplaatsen bleef aanvankelijk in eigendom toebehoren aan [A] Bij de notariële akte van 5 januari 2006 werd tevens een erfdienstbaarheid van weg gevestigd over een strook grond om te komen en te gaan van de voorste parkeerplaatsen van en naar de openbare weg. De erfdienstbaarheid luidt als volgt.
Ten behoeve van het verkochte en ten laste van het aan verkoper in eigendom verblijvende gedeelte van voormeld perceel wordt bij deze gevestigd de erfdienstbaarheid van weg om te komen en te gaan van de parkeerplaats deel uitmakende van het verkochte van en naar de openbare weg over een strook grond zoals, schetsmatig met dubbele arcering is aangegeven op de aan deze akte gehechte situatietekening. Op de parkeerplaats, welke deel uitmaakt van het verkochte mogen maximaal vier auto’s geparkeerd worden, mits daarmee de doorgang naar de overige parkeerplaatsen (niet deeluitmakende van het verkochte) niet wordt gehinderd.
(…).
2.6.
Bij notariële akte van 4 december 2013 heeft [eiser sub 1] het perceel grond met daarop de achterste parkeerplaatsen verworven, te weten het perceel kadastraal bekend gemeente [plaats] , sectie [perceel 7] (productie 7 bij de dagvaarding).
2.7.
Bij notariële akte van 9 april 2014 hebben [eiser sub 1] en [A] voornoemde erfdienstbaarheid aangevuld (productie 8 bij de dagvaarding). In deze akte aanvulling erfdienstbaarheid is onder meer het volgende opgenomen:
Uit voormeld perceel, kadastraal bekend gemeente [plaats] sectie [perceel 6] , zijn na uitmeting de volgende percelen ontstaan:
het perceel kadastraal bekend gemeente [plaats] sectie [perceel 1] (…) en
het perceel kadastraal bekend gemeente [plaats] sectie [perceel 7] ;
(…)
In voormelde akte is door voormelde partijen een erfdienstbaarheid gevestigd ten behoeve van het perceel kadastraal bekend gemeente [plaats] sectie [perceel 7] (het heersende erf) en ten laste van het perceel kadastraal bekend gemeente [plaats] sectie [perceel 1] (het dienende erf), (…)
Vervolgens hebben partijen op vier december tweeduizend dertien een akte van levering ondertekend, (…). In deze leveringsakte heeft partij 2(lees [A] , vzr.)
aan partij 1(lees [eiser sub 1] )
geleverd, (…):
het perceel grond en al hetgeen volgens de verkeersopvatting daartoe behoort, (…) kadastraal bekend gemeente [plaats] , sectie [perceel 7] ,
Uitmeting
-
Voormelde erfdienstbaarheid heeft op grond van artikel 5:83 van het Burgerlijk Wetboek door vermenging geen betrekking meer op perceel a(lees perceel kadastraal bekend gemeente [plaats] sectie [perceel 7] )
doordat perceel a (gedeelte van het heersende erf) en het perceel kadastraal bekend gemeente [plaats] sectie [perceel 1] (dienende erf) beiden in eigendom van partij 1 zijn.
(…)
2.8.
[eiser sub 1] heeft vervolgens 1/3e deel van het achterste gedeelte aan [eiser sub 2] en 1/3e deel van het achterste gedeelte aan [eiser sub 3] verkocht. Blijkens de notariële akte van levering van 13 december 2021 (productie 9 bij de dagvaarding) heeft [eiser sub 2] het perceel [perceel 3] geleverd gekregen en heeft [eiser sub 3] het perceel [perceel 4] geleverd gekregen. 1/3e deel van het achterste gedeelte, te weten perceel [perceel 2] is eigendom gebleven van [eiser sub 1] .
2.9.
Op enig moment hebben [gedaagden] betonblokken geplaatst als afscheiding tussen de achterste parkeerplaatsen en het pad.
2.10.
Op 3 februari 2022 hebben [gedaagden] het gehele pad afgesloten met betonblokken, waardoor de auto’s op de voorste parkeerplaatsen niet meer weg konden.
2.11.
Bij e-mailbericht van diezelfde datum heeft mr. Vos [gedaagden] gesommeerd om de nieuw geplaatste betonblokken te verwijderen en verwijderd te houden (productie 11 bij de dagvaarding).
2.12.
[gedaagden] hebben hierop de betonblokken verwijderd, zodat de geparkeerde auto’s konden worden verplaatst, waarna zij de betonblokken hebben teruggeplaatst, zij het dat deze daarbij iets naar achter zijn geplaatst zodat aan de voorzijde ter hoogte van de voorste parkeerplaats een opening werd gecreëerd.
2.13.
Bij e-mailbericht van 15 februari 2022 heeft mr. Vos [gedaagden] nogmaals gesommeerd om de recent geplaatste betonblokken te verwijderen en verwijderd te houden (productie 13 bij de dagvaarding)
2.14.
[gedaagden] hebben hierop schriftelijk gereageerd (productie 14 bij de dagvaarding). In hun brief aan mr. Vos geven zij aan niet te kunnen voldoen aan de sommatie tot verwijdering van de betonblokken omdat [eisers] niet op een veilige wijze gebruik maken van de erfdienstbaarheid, hoewel zij daartoe wettelijk verplicht zijn.
In deze brief staat onder meer vermeld:
“(…) (Wij verwijzen u naar de opzettelijke aanrijding die heeft plaatsgevonden vanuit uw cliënt jegens mijn personeelslid als mede het bewust gooien van zijn container voor de fiets van een klant.) alsmede andere cruciale zaken welke wij in onze briefwisseling al meerdere malen hebben benoemd dragen bij aan de door mij genomen beslissing tot nu toe om de blokken niet te verwijderen. Uw cliënt kan gewoon zijn achtererf gebruiken als hij de gestolen pergola van ons terug geeft is de weg volledig vrij tot aan de muur aan de achterkant toe en is er van belemmering geen enkele sprake. (…)”

3.Het geschil in conventie

3.1.
[eisers] vorderen samengevat – bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
I. [gedaagden] te veroordelen om binnen drie dagen na betekening van dit vonnis te verwijderen en verwijderd te houden de betonblokken, althans de obstakels, die zich bevinden op en bij het pad op het perceel te [postcode] [plaats] aan de [adres 2] , kadastraal bekend gemeente [plaats] [perceel 5] , ter hoogte van het perceel te [postcode] [plaats] aan de [adres 1] , kadastraal bekend gemeente [plaats] [perceel 1] ;
II. [gedaagden] te veroordelen om binnen drie dagen na betekening van dit vonnis te verwijderen en verwijderd te houden de betonblokken, althans de obstakels die zich bevinden op en bij het pad op het perceel te [postcode] [plaats] aan de [adres 2] , kadastraal bekend gemeente [plaats] [perceel 5] , ter hoogte van de percelen kadastraal bekend gemeente [plaats] [perceel 3] , [perceel 4] en [perceel 2] ;
III. [gedaagden] te veroordelen om [eisers] het gebruik van het pad op het perceel te [postcode] [plaats] aan de [adres 2] , kadastraal bekend gemeente [plaats] [perceel 5] te verschaffen conform de gevestigde erfdienstbaarheid en zich te onthouden van iedere actie, waardoor [eisers] worden belemmerd in de uitoefening van deze erfdienstbaarheid;
IV. [gedaagden] te veroordelen om aan [eisers] een dwangsom te betalen voor iedere dag dat [gedaagden] weigeren aan het gevorderde sub I tot en met III te voldoen;
V. [gedaagden] te veroordelen in de proceskosten.
3.2.
[eisers] leggen hieraan -kort weergegeven- het volgende ten grondslag.
Met het plaatsen van de betonblokken als afscheiding tussen de achterste parkeerplaatsen op perceel [perceel 7] en het pad, handelen [gedaagden] in strijd met de bij akte van 5 januarri 2006 gevestigde erfdienstbaarheid. Immers, [eisers] kunnen de achterste parkeerplaatsen op perceel hierdoor niet meer bereiken via het pad, maar alleen nog maar met veel draaien, keren en steken via de voorste parkeerplaatsen.
Sinds 3 februari 2022 hebben [gedaagden] het gehele pad, dus ook het gedeelte ter hoogte van perceel [perceel 1] , met betonblokken afgesloten. Ook stallen [gedaagden] fietsen uit op het pad. [gedaagden] behoren alle betonblokken en overige obstakels te verwijderen zodat [eisers] ongestoord gebruik kunnen maken van hun erfdienstbaarheid.
De erfdienstbaarheid moet aldus worden uitgelegd dat deze zich uitstrekt over alle parkeerplaatsen. Immers, ware dit niet het geval, dan zouden de achterste parkeerplaatsen onbereikbaar zijn vanaf de openbare weg. Vanaf de achterste parkeerplaatsen moet direct het pad kunnen worden betreden, hetgeen betekent dat ook de achterste betonblokken moeten worden verwijderd. Immers, ingevolge artikel 5:73 lid 1 BW wordt de wijze van uitoefening van de erfdienstbaarheid bepaald door de plaatselijke gewoonte. Sinds [eisers] in 2013 de eigendom van de achterste parkeerplaatsen hebben verworven, hebben zij, tot het moment dat de betonblokken werden geplaatst, het pad tot het einde gebruikt om de achterste parkeerplaatsen te bereiken.
3.3.
[gedaagden] hebben als verweer het volgende naar voren gebracht.
De erfdienstbaarheid strekt zich niet uit over het gehele pad. De achterste betonblokken hoeven daarom niet te worden verwijderd. [eisers] hebben de pergola van [gedaagden] gestolen en deze tussen de voorste en de achterste parkeerplaatsen gezet. Wanneer zij deze weghalen zijn de achterste parkeerplaatsen gewoon bereikbaar vanuit de voorste parkeerplaatsen.
[eisers] oefenen de erfdienstbaarheid niet op de minst bezwarende wijze uit. Omdat [eisers] op een onveilige manier gebruik maakten van de erfdienstbaarheid, zagen [gedaagden] zich genoodzaakt om ook de voorste betonblokken te plaatsen.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.Het geschil in reconventie

4.1.
[gedaagden] vorderen in reconventie, na vermeerdering van eis, samengevat:
-intrekking door [eisers] van de erfdienstbaarheid, dan wel inperking daarvan;
-toestemming om te bestaande muur verder te kunnen doortrekken;
- [eisers] te veroordelen om hun regenafvoer en in- en beluchting van hun c.v.-installatie te verwijderen van het perceel van Verhoeven c.s;
- [eisers] te veroordelen om alle spullen die zij van [gedaagden] hebben gestolen terug te geven, te weten een klink, klinkhouder, bevestigingsmaterialen ten behoeve van de poort en de pergola;
- [eisers] te veroordelen om de druppels van de poort die zij in bruikleen hebben, in te leveren bij [gedaagden]
- [eisers] te veroordelen om hun agressieve gedrag, hun scheldpartijen en het opzettelijk toebrengen van schade aan personen, het pand en toebehoren, te stoppen;
- [eisers] te veroordelen hun terrein op te ruimen en het ongedierte te verwijderen;
- [eisers] te veroordelen om hun containers andersom neer te zetten zodat deze bedienbaar zijn vanaf hun eigen perceel en deze uit het zicht van de klanten van [gedaagden] te plaatsen;
- [eisers] te veroordelen om op de minst bezwarende wijze gebruik te maken van de erfdienstbaarheid;
- [eisers] te verbieden om het perceel van [gedaagden] binnen de muren te betreden;
- [eisers] een contactverbod op te leggen, in die zin dat het hen verboden wordt contact op te nemen met [gedaagden] en de bezoekers van [naam 2] .
4.2.
[eisers] hebben gemotiveerd verweer gevoerd.
4.3.
[eisers] voert verweer.
4.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5.De beoordeling in conventie

5.1.
De akte van levering van 5 januari 2006 en de uit de aan die akte geschetste situatietekening zijn duidelijk: de erfdienstbaarheid is bij die akte gevestigd ten gunste van het perceel met nummer [perceel 1] en ten laste van het perceel met nummer [perceel 5] . Immers, blijkens de tekst van de akte is de erfdienstbaarheid gevestigd “om te komen en te gaan van de parkeerplaats deel uitmakende van het verkochte”. Het verkochte betreft een gedeelte van het perceel [perceel 6] , te weten het gedeelte dat blijkens de akte van aanvulling erfdienstbaarheid na uitmeting is genummerd [perceel 1] . De erfdienstbaarheid is derhalve niet gevestigd ten gunste van het gedeelte van het perceel dat na uitmeting is genummerd [perceel 7] en dat na de verdeling ervan tussen [eiser sub 1] , [eiser sub 2] en [eiser sub 3] respectievelijk is genummerd [perceel 3] , [perceel 4] en [perceel 2] . Dat is ook logisch want [eiser sub 1] had perceel [perceel 7] vóór of ten tijde van het passeren van akte van levering op 5 januari 2006 nog niet eens in eigendom verkregen. Perceel [perceel 7] behoorde op dat moment evenals perceel [perceel 5] toe aan [A] zodat het vestigen van een erfdienstbaarheid ten gunste van perceel [perceel 7] en ten laste van [perceel 5] zinledig zou zijn. Een notariële akte waaruit desalniettemin blijkt dat een erfdienstbaarheid werd gevestigd ten laste van perceel [perceel 5] en ten gunste van het later opgesplitste perceel [perceel 7] is niet overgelegd.
5.2.
De stelling van [eisers] dat de erfdienstbaarheid ingevolge het bepaalde in artikel 5:73 lid 1 BW ook betrekking heeft op de percelen [perceel 3] , [perceel 4] en [perceel 2] omdat [eisers] tot het moment waarop [gedaagden] de betonblokken plaatsten, altijd gebruik maakten van het gehele pad om deze percelen te bereiken, wordt verworpen. Immers, veronderstellenderwijs aannemende dat [eisers] gebruik plachten te maken van het achterste gedeelte van het pad, dan betekent dit op zichzelf nog niet dat de erfdienstbaarheid ook betrekking heeft op de percelen [perceel 3] , [perceel 4] en [perceel 2] . Ingevolge artikel 5:73 lid 1 BW wordt de inhoud van de erfdienstbaarheid immers slechts bepaald door de plaatselijke gewoonte wanneer de akte waarbij de erfdienstbaarheid is gevestigd, op dit punt onduidelijk is. Zoals hiervoor onder 5.1 reeds is uiteengezet, is de akte in dit geval helder en heeft de erfdienstbaarheid alleen betrekking op perceel [perceel 1] .
5.3.
De inhoud van de erfdienstbaarheid dient te worden vastgesteld door uitleg daarvan. De erfdienstbaarheid kan niet anders worden verstaan dan dat de vier parkeerplaatsen op perceel [perceel 1] via perceel [perceel 5] moeten kunnen worden bereikt. Dat deze parkeerplaatsen niet via perceel [perceel 5] kunnen worden bereikt wanneer op perceel [perceel 5] ter hoogte van de percelen [perceel 3] , [perceel 4] en [perceel 2] betonblokken zijn geplaatst, is gesteld noch gebleken. Het staat [gedaagden] voorshands dan ook vrij om op hun perceel [perceel 5] , ter hoogte van de percelen [perceel 3] , [perceel 4] en [perceel 2] betonblokken te plaatsen. De vordering onder II die ertoe strekt [gedaagden] te veroordelen om die betonblokken te verwijderen, moet dan ook worden afgewezen.
5.4.
Zoals in rechtsoverweging 5.2. is overwogen moet de erfdienstbaarheid aldus worden verstaan dat de vier parkeerplaatsen op perceel [perceel 1] via [perceel 5] moeten kunnen worden bereikt. Dit betekent dat ook de vierde parkeerplaats moet kunnen worden bereikt als de andere drie parkeerplaatsen “bezet” zijn. Niet in geschil is (en de voorzieningenrechter heeft ook zelf waargenomen) dat [gedaagden] op perceel [perceel 5] ook ter hoogte van perceel [perceel 1] betonblokken hebben geplaatst en dat de parkeerplaatsen op perceel [perceel 1] door de aanwezigheid van deze betonblokken thans niet kunnen worden bereikt. [gedaagden] zullen deze betonblokken dan ook moeten verwijderen, zodat [eiser sub 1] gebruik kan maken van de erfdienstbaarheid. De vordering onder I die ertoe strekt [gedaagden] te veroordelen om deze betonblokken te verwijderen, moet ten aanzien van [eiser sub 1] dan ook worden toegewezen. Omdat [eiser sub 2] en [eiser sub 3] geen eigenaar zijn van perceel [perceel 1] zal de vordering onder I ten aanzien van hen worden afgewezen.
5.5.
Het voorgaande brengt mee dat [gedaagden] ervoor zullen moeten zorgen dat [eiser sub 1] ter uitoefening van de erfdienstbaarheid gebruik kan maken van het pad op perceel [perceel 5] . Gelet hierop zal de vordering onder III, die ertoe strekt [gedaagden] te veroordelen om [eisers] het gebruik van het pad op [perceel 5] te verschaffen conform de gevestigde erfdienstbaarheid en zich te onthouden van iedere actie, waardoor [eisers] worden belemmerd in de uitoefening van deze erfdienstbaarheid, eveneens worden toegewezen, in die zin dat deze vordering enkel ten aanzien van [eiser sub 1] zal worden toegewezen, omdat alleen [eiser sub 1] eigenaar is van het heersende erf. Ten aanzien van [eiser sub 2] en [eiser sub 3] zal de vordering onder III worden afgewezen. Dat [eiser sub 1] in het verleden wellicht niet altijd op de minst bezwarende wijze gebruik heeft gemaakt van de erfdienstbaarheid, leidt niet tot een ander oordeel. Zo [gedaagden] menen dat [eiser sub 1] op onrechtmatige wijze gebruik maakt van de erfdienstbaarheid, dan staat het hen vrij om daar in rechte tegen op te komen.
5.6.
De ter versterking van de gevraagde veroordelingen gevorderde dwangsom zal eveneens worden toegewezen, zij het dat deze zal worden beperkt als na te melden.
5.7.
Omdat partijen over en weer in het ongelijk zijn gesteld, zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

6.De beoordeling in reconventie

6.1.
[gedaagden] kunnen niet worden ontvangen in hun reconventionele vorderingen.
Ingevolge artikel 7.1 van het Procesreglement kort gedingen rechtbanken sector civiel/familie kan een eis in reconventie alleen worden gedaan door een partij die is verschenen bij advocaat. Omdat [gedaagden] niet bij advocaat maar in persoon zijn verschenen zullen zij niet-ontvankelijk worden verklaard in hun reconventionele vorderingen.
6.2.
[gedaagden] zullen in reconventie als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eisers] worden begroot op nihil.

7.De beslissing

De voorzieningenrechter
in conventie
7.1.
veroordeelt [gedaagden] om binnen drie dagen na betekening van dit vonnis te verwijderen en verwijderd te houden de betonblokken die zich bevinden op het pad bij het perceel [postcode] [plaats] aan de [adres 2] , kadastraal bekend gemeente [plaats] [perceel 5] ter hoogte van het perceel te [postcode] [plaats] aan de [adres 1] , kadastraal bekend gemeente [plaats] [perceel 1] ;
7.2.
veroordeelt [gedaagden] om [eiser sub 1] binnen drie dagen na betekening van dit vonnis het gebruik van het pad op het perceel te [postcode] [plaats] aan de [adres 2] , kadastraal bekend gemeente [plaats] [perceel 5] te verschaffen conform de gevestigde erfdienstbaarheid en zich te onthouden van iedere actie waardoor [eiser sub 1] wordt belemmerd in de uitoefening van deze erfdienstbaarheid;
7.3.
veroordeelt [gedaagden] om aan [eiser sub 1] een dwangsom te betalen van € 500,00 voor iedere dag dat hij niet aan (een van) de in 7.1 en 7.2 uitgesproken hoofdveroordelingen voldoet, tot een maximum van € 10.000,00 is bereikt;
7.4.
compenseert de proceskosten tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
7.5.
verklaart dit vonnis in conventie tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
7.6.
wijst het meer of anders gevorderde af;
in reconventie
7.7.
verklaart [gedaagden] niet-ontvankelijk in hun vorderingen;
7.8.
veroordeelt [gedaagden] in de proceskosten, aan de zijde van [eisers] tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. E. Loesberg en in het openbaar uitgesproken op 9 juni 2022.