Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
tussenuitspraak van de meervoudige kamer van 20 juni 2022 in de zaak tussen
[eiseres] uit [woonplaats] , eiseres
[bedrijf] B.V.uit [vestigingsplaats] , vergunninghoudster,
(gemachtigde mr. B. de Haan).
Inleiding1.In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen het verlenen van een omgevingsvergunning aan vergunninghoudster. Het gaat om een omgevingsvergunning voor het in afwijking van het bestemmingsplan realiseren van een tijdelijk magazijn voor vijf jaar op het perceel [adres] in [woonplaats] (het perceel).Het tijdelijk magazijn hoort bij een supermarkt. Eiseres vreest dat het gebruik van dit magazijn zal leiden tot een toename van geluidhinder, met name door het laden en lossen onder haar woning. Zij vindt ook dat het gebruik van het magazijn tot een verkeersonveilige situatie leidt.
Eiseres heeft een notitie van Tauw van 19 mei 2020 en een geluidmetingrapport van Quattro Expertise BV van 8 december 2020 toegezonden. Vergunninghoudster heeft een reactie van Econsultancy toegezonden.
Overwegingen
Eiseres is sinds 2015 eigenaresse en bewoonster van de woning [adres] te [woonplaats] , een appartement op de eerste verdieping van een appartementencomplex. Het appartement bevindt zich boven de supermarktvestiging van vergunninghoudster.
Op grond van artikel 34.1.6 van de planregels kan verweerder hiervan afwijken indien het voldoen aan die regels door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit of voor zover op andere wijze in de nodige laad- of losruimte wordt voorzien.
Geluidhinder
- een rapportage van een geluidmeting door de omgevingsdienst Brabant Noord (ODBN) van 23 april 2020, opgemaakt in het kader van een handhavingsprocedure;
- een akoestisch memo van het bureau Tauw van 19 mei 2020;
- een geluidmetingrapport van Quattro Expertise BV van 8 december 2020.
- het rapport van 15 februari 2019 van Ecoconsultancy en een aanvullende notitie van
11 april 2019; deze zijn opgesteld naar aanleiding van akoestisch onderzoek in het kader van de melding Activiteitenbesluitvoor het ombouwen van het pand naar winkelruimte, de realisatie van het tijdelijke magazijn en het verplaatsen van de laad- en losplaats;
- het rapport van 11 augustus 2020 waarin Econsultancy heeft gereageerd op de beroepsgronden; [4]
- de schriftelijke reactie van Econsultancy van 23 maart 2021 op het StAB-rapport.
Laden en lossen12. Eiseres voert aan dat het akoestisch onderzoek van 15 februari 2019 onvolledig is, onjuistheden bevat en niet aansluit op wat er in de praktijk gebeurt.
- De locatie van de puntbronnen 3, 4 en 5 voor vrachtwagens klopt niet. Vrachtwagens worden in de praktijk dichter bij het appartement van eiseres geparkeerd. De locatie van deze puntbronnen geeft onvoldoende zicht op de worstcasebelasting op de voorgevel van de woning van eiseres.
- De hoogte, het bronvermogen en de bedrijfsduur van de transportkoeling zijn niet juist meegenomen in het akoestisch onderzoek van februari 2019. De hoogte had 3 tot 3,5 meter moeten zijn. Standaard wordt een bronvermogen van 98 tot 100 dB(A) aangehouden.
- De bedrijfsduur van 30 minuten per dag voor bevoorrading met de rolcontainers is te kort. Dit komt neer op 7,5 minuut geluid per vrachtwagen, terwijl een vrachtwagen er vaak 15 à 30 minuten of langer staat. Bij de geluidmeting door de ODBN is uitgegaan van een bedrijfsduur van 50 minuten. Volgens eiseres wordt het grootste gedeelte van die periode gereden met rolcontainers bij het uit- en inladen. Bovendien is onduidelijk hoe er op de bedrijfsduur gecontroleerd en gestuurd kan worden.
- In het akoestisch onderzoek van 15 februari 2019 is uitgegaan van vier vrachtwagens per dag. Dit aantal is nader onderbouwd in de reactie van Econsultancy van 11 augustus 2020. Iedere dagperiode rijden drie vrachtwagens van en naar de inrichting: één keer een broodvracht, één keer een koelvracht en één keer een kruideniersvracht. Daarnaast komt er één keer per week een vrachtwagen die de afvalcontainer leegt. Het akoestisch onderzoek hanteert hiermee de drukste dag per week als uitgangssituatie.
- In het akoestisch rapport van 15 februari 2019 is gerekend met een koelmotor van de vrachtwagens met een bronvermogen van 95 dB(A). Dit betreffen vrachtwagens met moderne koelingen die een lager bronvermogen hebben. Het kengetal van 95 dB(A) is door een geluidmeting bevestigd. Het gemeten bronvermogen bedraagt ten hoogste 92,5 dB(A). Het immissierelevante bronvermogen valt in de praktijk nog 2 dB(A) lager uit doordat de koelmotor bij de plaatsing aan de voorzijde van de trailer niet rechtstreeks richting de woning van eiseres straalt.
11 augustus 2020 blijkt dat iedere dagperiode drie vrachtwagens van en naar de inrichting rijden. Daarnaast komt er één keer per week een vrachtwagen langs om de afvalcontainer te legen. Het akoestisch onderzoek heeft hiermee de drukste dag per week als uitgangssituatie gehanteerd. De rechtbank ziet geen aanleiding voor de conclusie dat het akoestisch onderzoek op dit punt ondeugdelijk zou zijn. Dat neemt niet weg dat eiseres er terecht over klaagt dat het aantal vrachtwagens per dag niet is vastgelegd in de omgevingsvergunning. Als er meer vrachtwagens zouden gaan rijden, zou dat tot meer geluidhinder leiden. Verweerder is zijn afweging of sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat uitgegaan van geluidhinder die wordt veroorzaakt door maximaal vier vrachtwagens per dag. Ook de vergunninghoudster gaat daarvan uit. Verweerder had daarom door middel van een vergunningvoorschrift moeten borgen dat er niet meer vrachtwagens per dag van en naar de inrichting rijden. Nu verweerder dat heeft nagelaten, is het bestreden besluit in zoverre onrechtmatig.
14.2 De rechtbank stelt vast dat vertegenwoordigers van vergunninghoudster hebben verklaard dat de vrachtwagens alleen in de dagperiode komen. Op dit punt verschilt de vergunninghoudster van mening met eiseres. Pieken vanwege het laden en lossen in de dagperiode zijn in het Activiteitenbesluit uitgesloten van toetsing, maar dit geldt niet voor de avond- en nachtperiode. In de avond- en nachtperiode zal bij het laden en lossen volgens de StAB zeker sprake zijn van overschrijdingen van de grenswaarden voor de piekniveaus. Ook de rechtbank gaat daarvan uit. Dat betekent dat laden en lossen in de avond- en nachtperiode in strijd zou zijn met het Activiteitenbesluit. Verweerder kan hierop in voorkomende gevallen handhaven. Dat neemt niet weg dat eiseres ook geluidhinder ondervindt van laden en lossen in de avond en de nacht als geen sprake is van overschrijding van de grenswaarden voor piekniveaus. Verweerder is er in zijn afweging of sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat van uitgegaan dat alleen gedurende de dag wordt geladen en gelost. Ook vergunninghoudster gaat daarvan uit. Verweerder had de beperking tot de dagperiode daarom door middel van een vergunningvoorschrift moeten borgen. Nu verweerder dat heeft nagelaten, is het bestreden besluit in zoverre onrechtmatig.
14.3 In het akoestisch onderzoek van februari 2019 was de vrachtwagen schuin gepositioneerd ten opzichte van het appartement. Dit komt ook volgens vergunninghoudster niet overeen met de werkelijke situatie. Deze fout is echter hersteld in het rapport van Econsultancy van 11 augustus 2020. In dat rapport is de locatie van de vrachtwagen aangepast. Die locatie komt overeen met de werkelijke situatie, zoals de rapporteur van de StAB tijdens het bedrijfsbezoek heeft gezien.
11 april 2019 is toegelicht dat alleen de vrachtwagens met versvracht en de kruidenierswarenvracht beschikken over een actieve koeling. De parkeerduur van een vrachtwagen is niet gelijk aan de tijd dat de koeling aan staat. De koeling staat namelijk niet aan als de laadklep open is. Koelen met een open laadklep is niet conform de Beste Beschikbare Technieken (BBT). Het is ongebruikelijk en niet efficiënt om te koelen als de laadklep open is. Eiseres heeft hier niets tegen aangevoerd. De rechtbank gaat uit van de juistheid van de toelichting in de aanvullende notitie.
Overige activiteiten op het buitenterrein15. Eiseres voert aan dat op het buitenterrein wordt gewerkt vanaf 6.00 uur in de ochtend tot 22.00-22.30 uur in de avond. Gedurende de gehele dag en avond wordt geluidhinder veroorzaakt door het open en dicht slaan van de magazijndeur en rollende karretjes en stapelkratten (zie productie 4). Volgens eiseres houdt het personeel van de supermarkt zich op dit punt niet aan door de supermarkt opgestelde gedragsregels. Zo wordt regelmatig op het buitenterrein gepraat tijdens het werk of tijdens pauzes, ook in de avondperiode. Verder voert eiseres aan dat het rijden met rolcontainers en het stemgeluid op het buitenterrein niet zijn meegenomen in het akoestisch onderzoek. Deze bronnen zouden waarschijnlijk tot een (aanzienlijke) overschrijding van de normen van het Activiteitenbesluit leiden.
Gezien de melding op grond van het Activiteitenbesluit mag het buitenterrein alleen in de dagperiode worden gebruikt. Uit de e-mail van de gemachtigde van vergunninghoudster van 20 augustus 2020 blijkt dat de deuren van het magazijn enkel ten behoeve van het doorlaten van personeel of het rijden met rolcontainers worden geopend. Op de deuren zijn drangers geïnstalleerd. Het rijden met rolcontainers is met een bronvermogen van 95 dB(A) maatgevend voor de geluidbelasting op de omgeving.
17.4 Eiseres voert terecht aan dat het menselijk stemgeluid op het buitenterrein niet inzichtelijk is gemaakt in het akoestisch onderzoek. De rechtbank is dan ook van oordeel dat het akoestisch onderzoek op dit punt niet volledig was. Op zichzelf is aannemelijk dat tijdens het laden en lossen wordt gepraat. Uit het StAB-rapport blijkt echter dat niet aannemelijk is dat dit een significante bijdrage levert aan het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau. De leemte in het akoestisch onderzoek heeft dan ook geen gevolgen voor de afweging die verweerder diende te maken.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder de maximale geluidniveaus op de gevels vanwege het laden en lossen en vanwege het stemgeluid ten onrechte buiten beschouwing gelaten. In het bestreden besluit staat dat verweerder de VNG-brochure heeft gehanteerd bij het bepalen van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Daarbij heeft hij aangegeven dat binnen “gemengd gebied”, waarvan hier sprake is, via stap 3 het geluid van aan- en afrijdend verkeer buiten beschouwing kan worden gelaten. Verweerder heeft echter nagelaten te motiveren waarom het toepassen van het toetsingskader uit stap 3 van de VNG-brochure in dit geval acceptabel is. Bovendien kunnen piekgeluiden zoals het ontluchten van de rem van de vrachtwagen en de bediening van de afrolbegrenzer niet onder “aan- en afrijdend verkeer” worden begrepen. Het bestreden besluit is op dit punt ondeugdelijk gemotiveerd. Naar het oordeel van de rechtbank had verweerder de piekgeluiden in het kader van de beoordeling van de aanvaardbaarheid van het woon- en leefklimaat moeten onderzoeken en meewegen. Door dit na te laten heeft verweerder ook op dit punt onvoldoende onderzoek verricht naar de relevante feiten en belangen voordat hij het bestreden besluit heeft genomen.
- piekgeluiden in de dagperiode doorgaans niet leiden tot hinder; het is een minder kwetsbare periode;
- de piekgeluidniveaus zich slechts kortstondig voordoen;
- sprake is van centrumgebied;
- bij de bestaande supermarkt ook al wordt geladen en gelost in de omgeving van het appartement; het gaat om een kleine wijziging;
- het gaat om de tijdelijke realisatie van het magazijn, voor de duur van vijf jaar.
Conclusie26.Het beroep is gegrond en het bestreden besluit moet worden vernietigd omdat verweerder onvoldoende kennis heeft vergaard omtrent de relevante feiten en de af te wegen belangen (artikel 3:2 Awb), omdat het niet deugdelijk is gemotiveerd (artikel 7:12, eerste lid, van de Awb) en omdat verweerder heeft nagelaten een omgevingsvergunning te verlenen voor het laden en lossen in afwijking van het bestemmingsplan. Op grond van artikel 8:51a, eerste lid, van de Awb kan de rechtbank het bestuursorgaan in de gelegenheid stellen een gebrek in het bestreden besluit te herstellen of te laten herstellen. Op grond van artikel 8:80a van de Awb doet de rechtbank dan een tussenuitspraak. De rechtbank ziet aanleiding om verweerder in de gelegenheid te stellen de gebreken te herstellen. Dat herstellen kan uitsluitend met een nieuwe omgevingsvergunning, na of tegelijkertijd met intrekking van het nu bestreden besluit. Als verweerder vast wil houden aan de verlening van een omgevingsvergunning, dient hij ook een omgevingsvergunning te verlenen voor het in strijd met het bestemmingsplan verrichten van laad- en losactiviteiten. Verweerder dient een volledige afweging te maken over de gevolgen van het tijdelijke magazijn, waaronder de laad- en losactiviteiten, voor het woon- en leefklimaat. Verweerder dient met het oog op de bescherming van het woon- en leefklimaat door middel van vergunningvoorschriften te borgen dat er niet meer dan vier vrachtwagens per dag worden geladen en gelost, dat het laden en lossen alleen plaatsvindt in de dagperiode en dat, ook buiten het laden en lossen om, alleen gedurende de dagperiode wordt gereden met rolcontainers.
28. Het geding zoals dat na deze tussenuitspraak wordt gevoerd, blijft in beginsel beperkt tot de beroepsgronden zoals die zijn besproken in de tussenuitspraak, omdat het inbrengen van nieuwe geschilpunten over het algemeen in strijd met de goede procesorde wordt geacht.
* per dag mogen niet meer dan vier vrachtwagens worden geladen en gelost;
* het laden en lossen van de vrachtwagens mag alleen tijdens de dagperiode;
* het rijden met rolcontainers mag alleen tijdens de dagperiode.
Beslissing
* per dag mogen niet meer dan vier vrachtwagens worden geladen en gelost;
* het laden en lossen van de vrachtwagens mag alleen tijdens de dagperiode;
* het rijden met rolcontainers mag alleen tijdens de dagperiode;
Bent u het niet eens met deze uitspraak?Tegen deze tussenuitspraak staat nog geen hoger beroep open. Tegen deze tussenuitspraak kan beroep worden ingesteld tegelijkertijd met het hoger beroep tegen de (eventuele) einduitspraak.
BIJLAGE
De bestuursrechter kan het bestuursorgaan in de gelegenheid stellen een gebrek in het bestreden besluit te herstellen of te laten herstellen. De vorige volzin vindt geen toepassing, indien belanghebbenden die niet als partij aan het geding deelnemen daardoor onevenredig kunnen worden benadeeld.
2. De tussenuitspraak vermeldt zoveel mogelijk op welke wijze het gebrek kan worden hersteld.