In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Oost-Brabant het beroep van eiser tegen het besluit van het UWV om zijn Ziektewet (ZW) uitkering per 16 januari 2021 te beëindigen. Eiser, die sinds 9 augustus 2018 als productiemedewerker werkte, meldde zich op 28 mei 2019 ziek. Het UWV kende hem een ZW-uitkering toe, maar na een Toetsing Verbetering Belastbaarheid Tweede Ziektejaar (TVB2) concludeerde het UWV dat eiser in staat was om meer dan 65% van zijn maatmaninkomen te verdienen. Dit leidde tot de beëindiging van zijn uitkering.
De rechtbank oordeelt dat het UWV zijn besluiten mag baseren op rapporten van verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen, mits deze zorgvuldig zijn opgesteld en geen tegenstrijdigheden bevatten. Eiser heeft niet kunnen aantonen dat de rapporten niet aan deze eisen voldoen. De rechtbank concludeert dat het UWV voldoende zorgvuldig onderzoek heeft gedaan en dat de medische informatie die door eiser is aangeleverd, niet voldoende is om de door het UWV gemaakte conclusies te weerleggen.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat de beëindiging van de ZW-uitkering door het UWV terecht was. Eiser krijgt geen vergoeding van proceskosten en het griffierecht wordt niet teruggegeven. De uitspraak is openbaar gedaan op 29 juni 2022, en partijen hebben het recht om in hoger beroep te gaan bij de Centrale Raad van Beroep binnen zes weken na verzending van het proces-verbaal.