ECLI:NL:RBOBR:2022:2990

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
22 juli 2022
Publicatiedatum
22 juli 2022
Zaaknummer
21/3145
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de omgevingsvergunning voor het bouwproject Nieuw Bergen in Eindhoven met betrekking tot parkeerbehoefte en ruimtelijke ordening

In deze uitspraak van de Rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats 's-Hertogenbosch, wordt het beroep van eisers tegen de omgevingsvergunning voor het bouwproject Nieuw Bergen in Eindhoven beoordeeld. De eisers, waaronder omwonenden, vrezen dat de realisatie van het project negatieve gevolgen zal hebben voor de parkeerbehoefte in de buurt. De rechtbank heeft op 22 juli 2022 uitspraak gedaan en het beroep ongegrond verklaard, waardoor de omgevingsvergunning in stand blijft.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het project Nieuw Bergen een herontwikkeling betreft van het gebied rondom de Deken van Somerenstraat en voorziet in de bouw van woningen, een ondergrondse parkeergarage en commerciële ruimten. De vergunning is verleend door het college van burgemeester en wethouders van Eindhoven, met een besluit van 8 juli 2021. De eisers hebben bezwaar gemaakt tegen deze vergunning, maar het college heeft het bezwaar ongegrond verklaard.

De rechtbank heeft de argumenten van eisers over de verwachte parkeeroverlast en de gevolgen van het opheffen van parkeerplaatsen in de buurt beoordeeld. De rechtbank concludeert dat de omgevingsvergunning niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening, omdat er geen verplichting bestaat om de gevolgen van het opheffen van parkeerplaatsen te onderzoeken. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat het college de parkeerbehoefte op een juiste manier heeft berekend en dat de reductiefactor voor deelauto's realistisch is. De rechtbank heeft de vrees van eisers voor onvoldoende parkeermogelijkheden niet gegrond verklaard.

Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat het beroep ongegrond is en dat de omgevingsvergunning voor het bouwproject Nieuw Bergen kan worden gehandhaafd. De eisers krijgen geen vergoeding van hun proceskosten en het door hen betaalde griffierecht wordt niet teruggegeven.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummer: SHE 21/3145

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 22 juli 2022 in de zaak tussen

[naam] , mede namens omwonenden uit de [straatnaam] ,

[naam] , [naam] , [naam] en [naam], allen uit [woonplaats] , eisers
(gemachtigde: [naam] ),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Eindhoven,

(gemachtigde: mr. G.D. van Leeuwen, M.G.S Bosveld-van der Linden en R.A.A. van Dongen).
Als derde-partij neemt aan de zaak deel:
[naam]uit [vestigingsplaats] (vergunninghoudster).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eisers tegen de instandlating van de aan vergunninghoudster verleende omgevingsvergunning voor het realiseren van het plan Nieuw Bergen. Het college heeft deze vergunning met het besluit van 8 juli 2021 verleend.
1.1
Met het bestreden besluit van 9 november 2021 op het bezwaar van eisers is het college bij het verlenen van de omgevingsvergunning gebleven.
1.2
Het college heeft op het beroep gereageerd. Eisers hebben nadere stukken ingediend.
1.3
De rechtbank heeft het beroep op 30 mei 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: [naam] , [naam] , [naam] en de gemachtigde van eisers. Verweerder heeft is vertegenwoordigd door zijn gemachtigden. Vergunninghoudster is vertegenwoordigd door [naam] .

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt de verlening van de omgevingsvergunning voor het bouwplan Nieuw Bergen. Zij doet dit aan de hand van wat eisers hebben aangevoerd over de verwachte parkeeroverlast als gevolg van het bouwplan. Eisers verzetten zich niet tegen de realisering van het bouwplan zelf.
3. De rechtbank komt tot het oordeel dat het beroep ongegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
4. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten.
4.1
Het project Nieuw Bergen betreft een herontwikkeling van het gebied rondom de Deken van Somerenstraat in Eindhoven. Het project voorziet in de realisering van woningen, een tweelaagse ondergrondse parkeergarage en 1.850 m2 aan commerciële ruimten in zeven gebouwen. Vier gebouwen worden nieuw gebouwd, twee gerenoveerd en een getransformeerd.
4.2
Het bouwplan past binnen het geldende bestemmingsplan "VI De Bergen (Deken van Somerenstraat)". Alleen op het punt van de hoogte van gebouw "Nieuw Bergen 3, Bleu" bestaat strijdigheid met de planregels. De maximale bouwhoogte van 30 meter wordt met drie meter overschreden. Daarom heeft het college een omgevingsvergunning voor afwijking van de bouwregels verleend, met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, onder 1o, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, in combinatie met artikel 6, lid 6.1, onder a, van de planregels van het bestemmingsplan.
4.3
In artikel 7.1.1. van de planregels is bepaald dat voorzien moet worden in voldoende parkeergelegenheid. Daarvoor moet worden getoetst aan het parkeerbeleid, neergelegd in de "Nota parkeernormen 2016". In het geldende parkeerbeleid, neergelegd in de "Actualisatie nota parkeernormen 2019" is een overgangsregeling opgenomen die bepaalt dat voor conceptaanvragen om een omgevingsvergunning, ingekomen vóór de inwerkingtreding van de geactualiseerde parkeernormen, nog tot een jaar na inwerkingtreding een beroep kan worden gedaan op de "Nota parkeernormen 2016".
5. In het bestreden besluit heeft verweerder de parkeerbehoefte van het plan getoetst aan de parkeernormen. Volgens het van de omgevingsvergunning deel uitmakende Mobiliteitsplan Nieuw Bergen, levert het plan, op basis van de door verweerder gehanteerde kencijfers, een normatieve parkeerbehoefte op van 238,8 parkeerplaatsen. Na de toets voor dubbelgebruik (minus 33,9) resteert een parkeerbehoefte van 204,9 parkeerplaatsen. Omdat binnen het project zeven deelauto’s worden gefaciliteerd, wordt er een mobiliteitscorrectie toegepast (-63 parkeerplaatsen). Er resteert op die wijze een parkeerbehoefte van 142 parkeerplaatsen, die volgens het plan worden gerealiseerd in een niet openbare ondergrondse autoparkeergarage op eigen terrein.
6.1
Eisers betogen dat de verleende omgevingsvergunning in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Het opheffen van 100 parkeerplaatsen als gevolg van het verlenen van de omgevingsvergunning heeft direct negatieve invloed op de parkeerbehoefte van de buurt. Eisers wijzen erop dat er voor hen als parkeervergunninghouders en hun bezoek nu al nauwelijks parkeerplaatsen beschikbaar zijn.
6.2
Het college stelt dat hij uitvoerig is ingegaan op deze grond in het bestreden besluit en de adviesnota van 1 november 2021 van de commissie voor bezwaarschriften. Het college stelt dat het vervallen van deze parkeerplaatsen niet betrokken hoeft te worden bij de vraag of omgevingsvergunning kan worden verleend.
6.3
Dit betoog slaagt niet. De rechtbank stelt vast dat als gevolg van de verleende omgevingsvergunning ongeveer 100 parkeerplaatsen aan het openbaar gebied zullen worden onttrokken. In de regels van het bestemmingsplan is echter geen verplichting opgenomen tot het verrichten van onderzoek naar de gevolgen van het opheffen van deze parkeerplaatsen of het compenseren van deze parkeerplaatsen door het bouwplan. Het vervallen van de parkeerplaatsen leidt, anders dan eisers menen, niet tot een verplichting de gevolgen hiervan te onderzoeken en/of te betrekken bij de beoordeling van het bouwplan.
De omstandigheid dat een dergelijke verplichting ontbreekt in het bestemmingsplan had in de procedure over de vaststelling ervan aan de orde gesteld kunnen worden. Eisers hebben ter zitting gesteld dat een zienswijze hadden ingediend tegen het ontwerpbestemmingsplan, maar dat zij na de toezegging van de wethouder dat zij zich geen zorgen hoefden te maken verder niet zijn opgekomen tegen het bestemmingsplan. Ook deze toezegging kan in het kader van deze procedure geen rol spelen. Deze omstandigheden kunnen niet leiden tot het oordeel dat het college de omgevingsvergunning niet mocht verlenen.
7.1
Eisers betogen dat het college heeft verzuimd om afdoende maatregelen te treffen om parkeren voor vergunninghouders en bezoekers mogelijk te maken/houden. Eisers stellen dat de gehanteerde reductiefactor van 1:9 voor het bouwplan door de inzet van deelauto’s niet realistisch is. Ter onderbouwing van hun standpunt wijzen eisers onder meer op een artikel uit Het Parool over deelauto’s, waarin staat dat deelauto’s niet zorgen voor minder auto’s. Ook wijzen eisers op de parkeerbehoefte van de bezoekers van de horeca, waarmee het college volgens hen onvoldoende rekening heeft gehouden.
7.2
Het college stelt zich op het standpunt dat de juiste parkeernormen zijn gehanteerd en dat in redelijkheid een reductiefactor van 1:9 kon worden toegepast. De vrees van eisers voor hun mogelijkheden om te kunnen parkeren in de nabijheid van hun woningen valt buiten het beoordelingskader.
7.3
Ook dit betoog van eisers faalt. Het college heeft de met het project samenhangende parkeerbehoefte bepaald op basis van de Nota Parkeernormen 2016. Deze regels zijn van toepassing, omdat sprake is van een lopend initiatief als bedoeld in de overgangsregeling van de “Actualisatie nota parkeernormen 2019” en de initiatiefnemer heeft gekozen voor het toepassen van die normen. Eisers hebben de toepasselijkheid hiervan niet betwist.
In deze berekening van de parkeerbehoeve is het bezoekersparkeren voor horeca volgens de daarvoor geldende norm opgenomen. Deze normatieve parkeerbehoefte is verlaagd door het toepassen van de toets dubbelgebruik en het gebruik van deelauto’s. In het plan Nieuw Bergen wordt rekening gehouden met een mobiliteitscorrectie door de inzet van deelauto’s. Het gaat om een reductiefactor van 1:9. Dit wil zeggen één deelauto vervangt negen parkeerplaatsen. Het college is bevoegd om een reductieactor toe te passen, als deze goed wordt gemotiveerd. Het college heeft de haarbaarheid van deze reductiefactor voldoende onderbouwd met verwijzing naar de publicatie “Deelauto- en deelfietsmobiliteit in Nederland” van het Ministerie van Infrastructuur. De publicatie is opgesteld door het Kennisinstituut voor Mobiliteit (KIM) en is gebaseerd op wetenschappelijk onderzoek. De door eisers bij het realiteitsgehalte van de reductiefactor geplaatste vraagtekens zijn onvoldoende voor het oordeel dat het college hier niet vanuit mocht gaan. In de geldende parkeernota “Actualisatie nota parkeernormen 2019” hanteert het college zelfs als norm dat een deelauto in het centrum maximaal 10 parkeerplaatsen vervangt.
Gelet op de ligging van het bouwplan in het centrum en de aanwezigheid van openbare vervoersknooppunten op loopafstand, heeft het college een reductie van negen parkeerplaatsen per deelauto, waarin in het mobiliteitsplan vanuit is gegaan, redelijk kunnen vinden. Het mobiliteitsplan maakt als bijlage onderdeel uit van de verleende omgevingsvergunning, waardoor de inzet van deelauto’s geborgd is. Hiermee is voldoende aannemelijk dat voor het bouwplan in voldoende parkeergelegenheid kan worden voorzien, zoals in de planregels is bepaald. Bij de bepaling van de parkeerbehoefte ten behoeve van een bouwplan hoeft geen rekening te worden gehouden met al bestaande parkeerdruk.
7.4
Hoewel daartoe geen verplichting bestaat, heeft het college de effecten van het verdwijnen van openbare parkeerplaatsen en parkeerplaatsen voor vergunninghouders en hun bezoek in beeld gebracht. Voor de vergunninghouders van de [straatnaam] zijn in die zin maatregelen genomen dat het vergunningengebied is uitgebreid (door toevoeging van de [straatnaam] en de [straatnaam] ), waardoor meer parkeerplaatsen voor vergunninghouders beschikbaar zijn gekomen. Ter zitting heeft het college aangegeven dat de ontwikkelingen nauwlettend worden gevolgd en dat aanvullende maatregelen worden genomen als dat nodig is. Volgens het college is er nieuw beleid voor betaald parkeren met en zonder vergunning en vergunningparkeren in ontwikkeling. Het college heeft aangegeven dat de bewoners van het bouwplan Nieuw Bergen geen aanspraak zullen kunnen maken op een parkeervergunning. Hierdoor zal geen sprake zijn van een extra parkeerdruk voor vergunninghouders als gevolg van het vergunde bouwplan.

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is ongegrond. Dit betekent dat de omgevingsvergunning in stand blijft. Eisers krijgen daarom het door hen betaalde griffierecht niet terug. Zij krijgen ook geen vergoeding van hun proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.J. de Lange, rechter, in aanwezigheid van A.J.H. van der Donk, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 22 juli 2022.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hoger beroepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hoger beroepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.