ECLI:NL:RBOBR:2022:3245

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
3 augustus 2022
Publicatiedatum
3 augustus 2022
Zaaknummer
C/01/381690 / HA ZA 22-250
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Incidentiële vordering tot onbevoegdheid en schadevergoeding na niet-nakoming van arbitraal vonnis

Op 3 augustus 2022 heeft de Rechtbank Oost-Brabant in een civiele zaak een vonnis gewezen in een incident. De zaak betreft een vordering van de Vereniging van Eigenaren Polderzicht Kooikerstraat 73-119 (hierna: Polderzicht) tegen een besloten vennootschap, waarbij Polderzicht stelt dat de gedaagde niet heeft voldaan aan een eerder gewezen arbitraal vonnis van 12 juni 2015. Polderzicht vordert een verklaring voor recht en schadevergoeding. De gedaagde heeft in het incident verzocht om onbevoegdheid van de rechtbank, stellende dat er een arbitraal beding van toepassing is dat alle geschillen tussen partijen aan de Raad van Arbitrage voor de Bouw voorlegt.

De rechtbank heeft geoordeeld dat het geschil niet onder de reikwijdte van artikel 438 Rv valt, omdat er geen sprake is van een executiegeschil. De rechtbank heeft vastgesteld dat partijen een arbitraal beding zijn overeengekomen en dat dit beding van toepassing is op het geschil. De rechtbank verklaart zich op grond van artikel 1022 Rv onbevoegd om van de hoofdzaak kennis te nemen. Polderzicht wordt veroordeeld in de proceskosten van het incident en de hoofdzaak, omdat zij nodeloos kosten heeft veroorzaakt door de zaak bij de verkeerde rechter aanhangig te maken.

De beslissing van de rechtbank houdt in dat de vordering tot onbevoegdverklaring wordt toegewezen en dat Polderzicht in de proceskosten wordt veroordeeld, met een totale kostenbegroting van € 3.400,00 voor de gedaagde.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Civiel Recht
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
zaaknummer / rolnummer: C/01/381690 / HA ZA 22-250
Vonnis in incident van 3 augustus 2022
in de zaak van
de vereniging
DE VERENIGING VAN EIGENAARS POLDERZICHT KOOIKERSTRAAT 73-119,
gevestigd te Alphen aan de Rijn,
eiseres in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
advocaat mr. A.G.E. Verbart te Tilburg,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
gedaagde in de hoofdzaak,
eiseres in het incident,
advocaat mr. P. Koeslag te Schijndel.
Partijen worden hierna Polderzicht en [gedaagde] (beiden vrouwelijk, enkelvoud) genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding,
  • de incidentele conclusie tot onbevoegdverklaring,
  • de incidentele conclusie van antwoord.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.

2.De beoordeling in het incident

2.1.
Polderzicht vordert in de hoofdzaak, zakelijk weergegeven, een verklaring voor recht dat [gedaagde] niet heeft voldaan aan hetgeen waartoe zij bij eerdere gewezen arbitraal vonnis (van 12 juni 2015) is veroordeeld en [gedaagde] te veroordelen tot betaling van schadevergoeding.
2.2.
[gedaagde] vordert in het incident dat de rechtbank zich onbevoegd verklaart. Polderzicht voert verweer in het incident. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
2.3.
De rechtbank is van oordeel dat de incidentele vordering moet worden toegewezen.
2.4.
Uit de stellingen van [gedaagde] volgt dat partijen een arbitraal beding (artikel 15 van de koop-/ aannemingsovereenkomst) zijn overeengekomen waaruit volgt dat alle geschillen tussen partijen worden voorgelegd aan de Raad van Arbitrage voor de Bouw (met uitzondering van enkele nader omschreven geschillen, in casu niet van toepassing). Polderzicht heeft niet betwist dat partijen artikel 15 van de koop-/ aannemingsovereenkomst zijn overeengekomen, noch de door [gedaagde] gestelde uitleg van dat beding.
2.5.
Anders dan Polderzicht meent is de rechtbank van oordeel dat artikel 438 Rv niet van toepassing is. Van een executiegeschil in de zin van dat artikel is namelijk geen sprake. Een executiegeschil als bedoeld in artikel 438 lid 1 Rv is een geschil dat verband houdt met een (al dan niet dreigende) executie, dat wil zeggen de tenuitvoerlegging van een vonnis. Het onderhavige geschil gaat echter niet over de tenuitvoerlegging van een vonnis. Dat Polderzicht het eerder gewezen arbitrale vonnis aan haar vorderingen (de verklaring voor recht dat [gedaagde] niet heeft voldaan aan het arbitraal vonnis en de veroordeling van [gedaagde] tot betaling van schadevergoeding) ten grondslag legt is geen executie (/ tenuitvoerlegging) van dat vonnis. Omdat artikel 438 Rv niet van toepassing is verhindert dat artikel niet de toepasselijkheid van het overeengekomen arbitraal beding.
2.6.
Polderzicht betoogt verder in haar conclusie van antwoord in het incident dat en waarom zij rechten aan het eerder gewezen arbitraal vonnis kan ontlenen. De vraag of Polderzicht (en zo ja welke) rechten aan het eerder gewezen arbitraal vonnis kan ontlenen is een vraag die voorligt in de hoofdzaak. Dit betoog van Polderzicht staat toepassing van het arbitraal beding niet in de weg.
2.7.
Omdat partijen een arbitraal beding zijn overeengekomen dat ziet op het geschil in de hoofdzaak, verklaart de rechtbank zich op grond van artikel 1022 Rv onbevoegd.
2.8.
Polderzicht zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van het incident worden veroordeeld. De rechtbank begroot de kosten van [gedaagde] tot op heden op € 563,00 voor salaris advocaat.
2.9.
Polderzicht zal in de proceskosten van de hoofdzaak worden veroordeeld, nu zij nodeloos kosten heeft veroorzaakt door die hoofdzaak bij de verkeerde rechter aanhangig te maken. De kosten aan de zijde van [gedaagde] in de hoofdzaak worden begroot op € 2.837,- voor betaald griffierecht.

3.De beslissing

De rechtbank
in het incident
3.1.
wijst de vordering tot onbevoegdverklaring toe,
3.2.
veroordeelt Polderzicht in de kosten van het incident, aan de zijde van [gedaagde] tot op heden begroot op € 563,-,
3.3.
verklaart deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad,
in de hoofdzaak
3.4.
verklaart zich onbevoegd van de vordering in de hoofdzaak kennis te nemen,
3.5.
veroordeelt Polderzicht in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde] tot op heden begroot op € 2.837,00.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.J.C. Adang en in het openbaar uitgesproken op 3 augustus 2022.