ECLI:NL:RBOBR:2022:3256

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
29 juli 2022
Publicatiedatum
4 augustus 2022
Zaaknummer
C/01/383834 / KG ZA 22-379
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervangende toestemming voor vakantie naar Spanje geweigerd in kort geding

In deze zaak heeft de vrouw, eiseres, vervangende toestemming gevraagd om met haar twee minderjarige kinderen naar Spanje te reizen. De man, gedaagde, heeft verweer gevoerd en betoogd dat de reis niet in het belang van de kinderen is, gezien de problematiek rondom hun oudste kind, [kind 1], die kampt met ernstige emotionele problemen. De vrouw heeft eerder deze zomer met de kinderen een vakantie in Italië doorgebracht en heeft nu een kort verblijf in Spanje gepland. De voorzieningenrechter heeft de zaak op 29 juli 2022 behandeld en terstond mondeling uitspraak gedaan.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de vrouw de toestemming van de man nodig heeft voor de reis, aangezien zij gezamenlijk gezag uitoefenen. De man heeft zijn bezorgdheid geuit over de impact van de reis op de kinderen, vooral op [kind 1], die in behandeling is voor haar problemen. De vrouw heeft de zorgen van de man niet betwist, maar stelt dat de reis naar Spanje niet schadelijk zal zijn voor de kinderen.

Na afweging van de argumenten van beide partijen heeft de voorzieningenrechter geoordeeld dat de voorgenomen reis naar Spanje op dit moment niet in het belang van de kinderen is. De rechter heeft de vordering van de vrouw afgewezen en de proceskosten gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt. Dit vonnis is openbaar uitgesproken door mr. E. Loesberg op 29 juli 2022.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Civiel Recht
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
zaaknummer / rolnummer: C/01/383834 / KG ZA 22-379
Vonnis in kort geding van 29 juli 2022
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats] ,
eiseres,
advocaat mr. L.L.A. Cox te Nijmegen,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde,
verschenen in persoon.
Partijen zullen hierna de vrouw en de man genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 21 juli 2022 met vijf producties
  • het verweerschrift van 25 juli 2022 met twee bijlagen
  • de mondelinge behandeling die plaats vond op 29 juli 2022
1.2.
De voorzieningenrechter heeft terstond mondeling uitspraak gedaan waarvan dit vonnis de schriftelijke weerslag vormt.

2.De feiten

2.1.
De man en de vrouw hebben een affectieve relatie gehad die ongeveer 5 jaar geleden is beëindigd. Uit deze relatie zijn twee minderjarige kinderen geboren: [kind 1] ( [kind 1] ) op [geboortedatum] 2008, en [kind 2] ( [kind 2] ) op [geboortedatum] 2011. Partijen zijn gezamenlijk belast met het gezag over hun kinderen.
2.2.
De kinderen hebben hun hoofdverblijf bij de vrouw en verblijven in de even weken op donderdag na school tot 19.00 uur bij de man en in de oneven weken van donderdag na school tot en met zondag 19.00 uur bij de man.
2.3.
In december 2021 is aan het licht gekomen dat [kind 1] last heeft van depressieve gevoelens. Ze heeft suïcidale gedachten en beschadigt zichzelf met scheermesjes. Zij heeft in maart van dit jaar een zelfmoordpoging gedaan.
Sinds december 2021 is Centrum Jeugd en Gezin (CJG) betrokken bij het gezin en sinds juli 2022 is Veilig Thuis betrokken.
[kind 1] is sinds 14 maart 2022 in behandeling bij de Gagelhoeve. De behandeling is gericht op haar eigen welbevinden en opkomen voor haar zelf en er is ruimte om (traumatische) gebeurtenissen te delen, op te pakken en te verwerken. De behandeling die aanvankelijk één maal per week plaats vond, is opgeschaald naar twee maal per week.
Ook [kind 2] heeft het moeilijk en reageert af door gefrustreerd en boos te worden.
(zie bijlage bij de brief van CJG van 19 juli 2022, formulier d.d. 5 juli 2022, ‘verzoek tot onderzoek door de Raad voor de Kinderbescherming, overgelegd door de man bij het verweerschrift).
2.4.
In deze zomervakantie blijven de kinderen gedurende de eerste drie weken van de vakantie bij de vrouw. Op 19 juli 2022 zijn de kinderen met de vrouw, haar partner en de kinderen van haar partner naar Italië gegaan. Op 26 juli 2022 zijn zij terug gekomen.
2.5.
Op 26 juli 2022 heeft er een gesprek aan de ‘Jeugdbeschermingstafel’ plaatsgevonden waarbij de man, de vrouw, de jeugdconsulent CJG, de Raad voor de Kinderbescherming, Jeugdbescherming Brabant, William Schrikker Groep en Veilig Thuis aanwezig waren. Het gesprek diende ter bespreking van het door de jeugdconsulent op 5 juli 2022 ingediende verzoek tot het instellen van een Raadsonderzoek.
Tijdens het gesprek is besloten dat er geen Raadsonderzoek wordt ingesteld maar er wordt (wel) een traject gestart ten behoeve van de ouders gericht op verbetering van de communicatie tussen hen beiden.
2.6.
De vrouw is door haar zus, die in Spanje woont, uitgenodigd om met de kinderen een week in haar woning in Spanje te verblijven. Vanwege het korte tijdsbestek heeft de vrouw al een vlucht geboekt waarbij zij met de kinderen op 30 juli 2022 vanaf Brussel naar Santiago vertrekt en terug komt uit Santiago op 6 augustus 2022.
2.7.
Ondanks meerdere verzoeken weigert de man de voor de vluchtreis benodigde toestemmingsformulieren in te vullen.

3.Het geschil en de beoordeling

3.1.
De vrouw vordert – samengevat – haar vervangende toestemming te verlenen om met de kinderen af te reizen naar Santiago (Spanje) van 30 juli 2022 tot en met 6 augustus 2022 waarbij zij vanaf Brussel, België, zullen vertrekken op 30 juli 2022 en op 6 augustus 2022 vanaf Santiago (Spanje) weer terug naar Brussel zullen vliegen.
3.2.
Ingevolge artikel 1:253a BW kunnen in geval van gezamenlijke uitoefening van het gezag geschillen hieromtrent op verzoek van de ouders of van een van hen aan de rechtbank worden voorgelegd. In spoedeisende gevallen kan het geschil ook in kort geding worden voorgelegd. De rechter neemt een zodanige beslissing als hem in het belang van het kind wenselijk voorkomt.
3.3.
De man heeft aangevoerd – zakelijk weergegeven – dat het niet goed gaat met de kinderen en dat een vliegreis naar Spanje, zo kort na terugkomst van de vakantie naar Italië teveel onrust teweeg zal brengen. Door de vakantie in juli in Italië, waar de man ook bezwaren tegen had, heeft [kind 1] drie behandeldagen bij de Gagelhoeve gemist. Wanneer zij nu naar Spanje zou gaan zal ze opnieuw drie behandeldagen missen, dit terwijl de behandeling niet voor niets is opgehoogd naar twee keer per week wegens de ernst van de situatie.
De vrouw ontkent niet dat de situatie met [kind 1] zorgelijk is maar dit staat volgens de vrouw niet in de weg aan een week vakantie naar Spanje.
3.4.
De voorzieningenrechter acht de door de vrouw voorgenomen vliegreis naar Spanje met een verblijf aldaar gedurende een week, gelet op de problematiek bij met name [kind 1] , op dit moment niet in het belang van de kinderen en wijst de vordering van de vrouw, haar vervangende toestemming te verlenen daarom af.
De volgende omstandigheden hebben bij deze beslissing meegewogen:
- de vrouw heeft de stelling van de man dat [kind 1] tijdens de vakantie in Italië drie behandeldagen bij de Gagelhoeve heeft gemist en dat zij tijdens haar verblijf in Spanje opnieuw drie behandeldagen zou missen niet betwist.
Bij de mondelinge behandeling in deze kort gedingprocedure heeft de vrouw hierover verklaard dat de Gagelhoeve zelf heeft aangegeven dat gedurende de zomervakantie kan worden volstaan met minder behandelingen, maar dit wordt betwist door de man en bij gebrek aan onderbouwing van deze stelling, bijvoorbeeld een verklaring van de Gagelhoeve, wordt voorshands aangenomen dat de behandeldagen voor [kind 1] niet zonder reden zijn doorgepland in de zomervakantie en dat het van belang is dat [kind 1] dan ook aanwezig is.
- de vrouw is enkele dagen voor de voorgenomen vertrekdatum naar Spanje met de kinderen terug gekomen van een vakantie in Italië. De man stelt terecht dat twee vakanties zo kort na elkaar onrust teweeg zal brengen, hetgeen zeker gelet op de huidige kwetsbaarheid van de kinderen niet wenselijk is.
3.5.
Gelet op de relatie tussen partijen zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

4.De beslissing

De voorzieningenrechter
4.1.
wijst de vorderingen af,
4.2.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. E. Loesberg en in het openbaar uitgesproken op 29 juli 2022.