ECLI:NL:RBOBR:2022:3257

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
1 augustus 2022
Publicatiedatum
4 augustus 2022
Zaaknummer
C/01/371762 / EX RK 21-90
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Eindbeschikking inzake verzoek om inzage en informatie op grond van de AVG door T-Mobile Nederland B.V.

In deze eindbeschikking van de Rechtbank Oost-Brabant, uitgesproken op 1 augustus 2022, wordt het verzoek van [verzoeker] om inzage en informatie op grond van de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) behandeld. [verzoeker] heeft T-Mobile Nederland B.V. verzocht om inzage in zijn persoonsgegevens en informatie over de verwerking daarvan. De rechtbank heeft in een eerdere tussenbeschikking van 2 maart 2022 T-Mobile de gelegenheid gegeven om bepaalde documenten over te leggen, waaronder een privacystatement en verklaringen over de verwerking van persoonsgegevens. T-Mobile heeft hierop gereageerd en een aantal stukken overgelegd, maar [verzoeker] was van mening dat niet alle gevraagde informatie was verstrekt.

De rechtbank heeft vastgesteld dat T-Mobile in grote lijnen heeft voldaan aan de verzoeken van [verzoeker], maar dat er nog informatie ontbreekt met betrekking tot geautomatiseerde besluitvorming en profilering. De rechtbank heeft T-Mobile bevolen om deze informatie binnen twee maanden na betekening van de beschikking te verstrekken. Daarnaast heeft de rechtbank T-Mobile veroordeeld in de proceskosten, maar deze zijn begroot op nihil, aangezien [verzoeker] in persoon procedeert en geen kosten heeft gemaakt. De overige verzoeken van [verzoeker] zijn afgewezen, omdat T-Mobile voldoende informatie heeft verstrekt over de verwerking van persoonsgegevens in het kader van de pilot met het CBS.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK OOST-BRABANT

Civiel Recht
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
zaaknummer / rekestnummer: C/01/371762 / EX RK 21-90
Beschikking van 1 augustus 2022
in de zaak van
[verzoeker],
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker,
hierna te noemen: [verzoeker] ,
verschenen in persoon,
en
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
T-MOBILE NETHERLANDS B.V.,
gevestigd te Den Haag,
verweerster,
hierna te noemen: T-Mobile,
advocaat: mr. Q.R. Kroes te Amsterdam.

1.De verdere procedure

1.1.
In de tussenbeschikking van 2 maart 2022 is T-Mobile in de gelegenheid gesteld om de volgende stukken te overleggen:
  • de verklaring zoals bedoeld onder 5.15 ter zake het wissen van de verwerkte persoonsgegevens;
  • de overeenkomst inzake de pilot tussen T-Mobile en het CBS;
  • het privacystatement waarnaar T-Mobile [verzoeker] heeft verwezen;
  • een schriftelijke toelichting dat met het verstrekken van het privacystatement, het persstatement van 11 maart 2021 en de overeenkomst tussen T-Mobile met het CBS is voldaan aan de op haar rustende verplichtingen op grond van art. 13, 14 en 26 AVG;
  • (indien T-Mobile dat opportuun acht) bij voorbaat de informatie zoals bedoeld onder 5.13 en 5.14 (de door [verzoeker] verzochte informatie uit hoofde van art. 15 AVG).
1.2.
Per e-mail van 12 april 2022 heeft T-Mobile een aantal stukken overgelegd, waarna [verzoeker] in de gelegenheid is gesteld om daarop te reageren. Dat heeft [verzoeker] gedaan per e-mail van 3 juni 2022.
1.3.
Vervolgens is bepaald dat er een eindbeschikking zal worden gegeven.

2.De verdere beoordeling

2.1.
De rechtbank blijft (grotendeels, zie hierna onder 2.6) bij hetgeen zij in haar eerdere beschikking van 2 maart 2022 heeft overwogen. Vast staat dat T-Mobile de door de rechtbank verzochte stukken heeft overgelegd. Ook heeft zij bij de overgelegde stukken een toelichting gegeven, die een rol speelt bij de beoordeling van de door [verzoeker] ingediende verzoeken. De rechtbank zal hierna ingaan op de door [verzoeker] gedane verzoeken en op de vraag of T-Mobile met de overgelegde stukken en/of de daarop gegeven toelichting reeds aan die verzoeken, voor zover toewijsbaar, heeft voldaan.
De verzoeken onder B en C
2.2.
Zoals de rechtbank in r.o. 5.13 en 5.14 van haar tussenbeschikking heeft overwogen, is het verzoek van [verzoeker] voor zover dat is gebaseerd op het bepaalde in artikel 15 lid 1 onder a, b, c, d, g en h AVG in beginsel toewijsbaar. T-Mobile is in die tussenbeschikking in de gelegenheid gesteld om deze informatie alsnog aan [verzoeker] te verschaffen.
2.3.
T-Mobile heeft bij akte de gevraagde informatie met betrekking tot de categorieën persoonsgegevens (artikel 15 lid 1 sub b AVG) ingebracht. Dit erkent [verzoeker] . [verzoeker] merkt daarbij op dat T-Mobile echter nog niet álle informatie waar hij om heeft verzocht, heeft overgelegd.
2.3.1.
De rechtbank is van oordeel dat T-Mobile – na de door haar gegeven toelichting – wél alle informatie heeft verschaft uit hoofde van artikel 15 lid 1 sub a, c, d en g AVG. T-Mobile heeft immers toegelicht dat zij persoonsgegevens heeft verwerkt met als doel het mogelijk maken van mobiliteitsanalyses en statistiek door het CBS, zodat zij aan [verzoeker] informatie heeft verschaft over de verwerkingsdoeleinden van de persoonsgegeven (sub a). Voorts heeft T-Mobile onweersproken gesteld dat zij de (geanonimiseerde en geaggregeerde) persoonsgegevens aan het CBS – als ontvanger – heeft verstrekt (sub c). Ten aanzien van de periode gedurende welke de persoonsgegevens naar verwachting zullen worden opgeslagen, of indien dat niet mogelijk is, de criteria om die termijn te bepalen (sub d) heeft T-Mobile in haar akte toegelicht dat zij de gebruikte persoonsgegevens inmiddels heeft gewist (op grond van het bepaalde in de Telecommunicatiewet). Ook daarover heeft zij dus informatie aan [verzoeker] verschaft. T-Mobile heeft verder onweersproken gesteld dat zij degene was die (zelfstandig) (signalerings)gegevens van haar klanten aan het CBS heeft verstrekt. Door [verzoeker] is niet gesteld en niet gebleken is dat sprake is van een andere bron waar de persoonsgegevens zijn verzameld, zodat T-Mobile heeft voldaan aan hetgeen waarover zij op grond van het bepaalde in artikel 15 lid 1 aanhef en onder g AVG informatie dient te verstrekken.
2.3.2.
Sub h van voornoemd artikel bepaalt dat de betrokkene het recht heeft om inzage te verkrijgen in en informatie over het bestaan van geautomatiseerde besluitvorming, met inbegrip van de in artikel 22, leden 1 en 4, bedoelde profilering, en, ten minste in die gevallen, nuttige informatie over de onderliggende logica, alsmede het belang en de verwachte gevolgen van die verwerking voor de betrokkene. Hierover heeft T-Mobile naar het oordeel van de rechtbank nog geen informatie aan [verzoeker] verstrekt. De rechtbank zal het verzoek – zoals dat is geformuleerd onder B – van [verzoeker] voor zover het ziet op deze informatie dan ook toewijzen. Voor het overige wijst de rechtbank het verzoek af.
2.4.
Het verzoek van [verzoeker] zoals hij dat heeft geformuleerd onder C is naar het oordeel van de rechtbank niet voor toewijzing vatbaar. T-Mobile heeft immers voldoende aannemelijk gemaakt dat zij de gegevens die zij heeft gebruikt voor de uitvoering van de pilot met het CBS heeft gewist. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
2.4.1.
T-Mobile heeft bij haar e-mail van 12 april 2022 een verklaring overgelegd van haar directeur Intelligence & Insights, genaamd [A] , waarin – voor zover hier van belang – staat vermeld:
“(…) Voor de pilot met het CBS gebruikte T-Mobile signaleringsgegevens uit haar 4G netwerk als brongegevens. Dit zijn technische gegevens die automatisch en voortdurend worden uitgewisseld tussen een randapparaat en het mobiele netwerk om de verbinding in stand te houden.
Van deze signaleringsgegevens is voor de pilot een beperkte set per randapparaat gebruikt:
  • Date_time stamp (dus: datum en tijdstempel voor de betreffende gegevens);
  • E_cgi (waarmee een koppeling wordt gemaakt met een cel in het mobiele netwerk);
  • IMSI (dat staat voor International Mobile Subscriber Identity; een uniek nummer verbonden aan alle gsm- en UMTS-randapparaten dat is opgeslagen op de SIM-kaart in het apparaat).
Deze gegevens zijn automatisch gehasht alvorens ze zijn verwerkt voor het interne anonimiseringsproces ten behoeve van de CBS-pilot.
Signaleringsgegevens kwalificeren in juridische zin als verkeersgegevens in de zin van artikel 11.1 van de Telecommunicatiewet. Dat betekent dat daarvoor krachtens artikel 11.5 als uitgangspunt geldt dat die moeten worden geanonimiseerd of gewist zodra die niet meer nodig zijn voor het overbrengen van de communicatie.
T-Mobile hanteert op grond van dit wettelijk voorschrift een dataretentiebeleid. Hieronder worden verkeersgegevens na zes maanden gewist. De pilot met het CBS is inmiddels meer dan 2 jaar geleden op eigen initiatief van T-Mobile beëindigd. De daarin gebruikte verkeersgegevens zijn inmiddels gewist. (…)”.
2.4.2.
[verzoeker] voert aan dat de overgelegde verklaring geen onderbouwing betreft van de stelling van T-Mobile dat zij de data heeft gewist en niet meer in haar bezit heeft, omdat T-Mobile enkel verklaart dat de “verkeersgegevens” zijn gewist en – kort gezegd – de gekopieerde gegevens en de daaropvolgende verwerkingen, zoals hashing, buiten de bewaarplicht van de Telecommunicatiewet vallen.
2.4.3.
T-Mobile heeft, zoals blijkt uit de door haar overgelegde verklaring, onweersproken gesteld dat zij voor de pilot met het CBS signaleringsgegevens uit haar 4G netwerk heeft gebruikt als brongegevens en dat een beperkte set signaleringsgegevens is gebruikt per randapparaat. Voorts heeft T-Mobile onweersproken gesteld dat deze signaleringsgegevens automatisch zijn gehasht voordat ze zijn verwerkt voor het interne anonimiseringsproces. [verzoeker] voert aan dat hieruit niet blijkt of er andere persoonsgegevens zoals gepseudonimiseerde of gehashte gegevens beschikbaar zijn en of die gegevens al dan niet zijn gewist. De rechtbank is van oordeel dat uit de verklaring van (de directeur Intelligence & Insights van) T-Mobile voldoende blijkt dat zij bij de pilot met het CBS enkel gebruik heeft gemaakt van signaleringsgegevens en dat T-Mobile die gegevens (op grond van de Telecommunicatiewet) heeft gewist. Nergens blijkt uit dat sprake zou zijn van het gebruik van “andere persoonsgegevens”.
2.4.4.
Voor zover [verzoeker] heeft aangevoerd dat T-Mobile heeft verklaard dat zij de signaleringsgegevens automatisch heeft gehasht (hetgeen betekent dat er een offline kopie van is gemaakt) voordat ze zijn verwerkt voor de pilot en dat die (gekopieerde) gegevens buiten het bereik van de bewaarplicht van de Telecommunicatiewet vallen, is de rechtbank van oordeel dat uit de verklaring van T-Mobile voldoende blijkt dat zij ook díe gegevens heeft gewist. T-Mobile heeft immers verklaard dat zij álle signaleringsgegevens, ook nadat deze zijn gehasht, heeft gewist. Het antwoord op de vraag of zij dit heeft gedaan op grond van het bepaalde in de Telecommunicatiewet óf om een andere reden, doet er daarbij niet toe. Vast staat derhalve dat T-Mobile niet meer over die gegevens beschikt, zodat zij die ook niet (meer) aan [verzoeker] kan overleggen.
2.4.5.
Ook in het geval zij de gegevens van [verzoeker] hiervoor heeft gebruikt (hetgeen volgens T-Mobile aannemelijk is als [verzoeker] met een 4G-toestel gebruik heeft gemaakt van het 4G-netwerk van T-Mobile in de periode dat de pilot liep), kan T-Mobile daarover om die reden geen uitsluitsel meer geven dan wel [verzoeker] inzage geven in de van hem verwerkte persoonsgegevens, behalve daarvan een algemeen beeld schetsen (zoals T-Mobile reeds heeft gedaan). Daarom wijst de rechtbank dit verzoek af.
De verzoeken onder A en D
2.5.
In de tussenbeschikking heeft de rechtbank T-Mobile in de gelegenheid gesteld om de vragen van het verzoek onder A te beantwoorden.
2.6.
Op verzoek van de rechtbank heeft T-Mobile daartoe haar privacystatement overgelegd, geldend vanaf 13 december 2018. Daarbij heeft zij verwezen naar het bepaalde in artikel BB Geanonimiseerde of geaggregeerde gegevens. In dit artikel staat vermeld:
“T-Mobile kan voor derde partijen gegevens van een groep klanten verzamelen voor bijvoorbeeld wetenschappelijk onderzoek, mobiliteitsanalyses of statistieken. De gegevens die aan een derde partij worden verstrekt zijn geanonimiseerd. Dat betekent dat deze gegevens niet te herleiden zijn naar jou. Geaggregeerd betekent dat de gegevens over een grote groep gaan, waarin jouw gegevens niet herleidbaar zijn. Als je bijvoorbeeld televisie via T-Mobile kijkt, geven wij aan Stichting Kijkcijferonderzoek (SKO) het tijdstip van kijken, het type apparaat waarop je kijkt en de zender door. Deze gegevens op zich zelf kunnen door SKO niet terug gevoerd worden naar jou als individuele klant. SKO weet dus niet wat jij hebt gekeken of überhaupt dat jij via T-Mobile televisie kijkt. Ook kunnen we jouw anonieme gegevens voor mobiliteitsanalyses aan derde partijen geven. Verkeersstromen en verkeersdrukte kunnen bijvoorbeeld afgeleid worden uit de hoeveelheid bellers op een bepaalde locatie.”.
T-Mobile heeft toegelicht dat zij haar klanten hiermee heeft geïnformeerd over de mogelijkheid dat hun gegevens zouden worden verwerkt tot geanonimiseerde/geaggregeerde gegevens die aan derde partijen kunnen worden verstrekt voor (onder meer) mobiliteitsanalyses of statistieken.
2.7.
[verzoeker] voert aan dat het een verouderd privacystatement betreft en dat het privacystatement geen antwoord geeft op de door hem gestelde vragen, omdat het statement gaat over gegevensverzamelingen voor “wetenschappelijk onderzoek, mobiliteitsanalyses of statistieken”, terwijl het NRC-artikel gaat over de ontwikkeling van algoritmes voor de exploitatie van informatie over mobiliteits- en verblijfsgedrag voor gemeenten en provincies en voor commerciële exploitatie door T-Mobile.
2.8.
Op het door T-Mobile overgelegde privacystatement staat vermeld dat deze geldig is vanaf 13 december 2018. T-Mobile heeft onweersproken gesteld dat zij vanaf 20 september 2017 tot en met december 2019 aan de pilot met het CBS heeft meegewerkt, zodat dit privacystatement in ieder geval in een deel van de pilotperiode van toepassing was. Door [verzoeker] is aangevoerd dat het privacystatement niet gaat over gegevensverwerkingen voor de ontwikkeling van algoritmes waarover in het NRC-artikel wordt gesproken. De rechtbank is van oordeel dat hetgeen daarover in het NRC-artikel staat vermeld niet leidend is. T-Mobile heeft immers onweersproken – en zeer uitgebreid – gesteld wat voor soort gegevens zij in het kader van de pilot met het CBS heeft uitgewisseld, te weten geanonimiseerde en geaggregeerde bewegingspatronen met een minimum aantal van 15 (ook wel aangeduid als signaleringsgegevens). In de overeenkomst tussen T-Mobile en het CBS, die door T-Mobile bij akte is overgelegd, wordt niet gerept over het ontwikkelen van algoritmen, in welke vorm dan ook. In artikel 2 lid 3 van die overeenkomst staat immers vermeld:
“CBS zal de gegevens niet gebruiken voor andere onderzoeken. (…)”. Ook uit de toelichting van T-Mobile blijkt op geen enkele wijze dat sprake zou zijn geweest van gegevensverwerkingen voor de ontwikkeling van algoritmes. Voorts staat in het privacystatement, te weten in het hiervoor genoemde artikel BB, ondubbelzinnig en duidelijk vermeld dat de anonieme gegevens van haar klanten voor mobiliteitsanalyses aan derde partijen kunnen worden geven om bijvoorbeeld de verkeersstromen en verkeersdrukte op een bepaalde locatie beter te kunnen inschatten.
2.9.
Voorts heeft T-Mobile bij akte nader toegelicht wat de achtergrond van de samenwerking tussen haar en het CBS was en welke persoonsgegevens in het kader daarvan zijn verwerkt. T-Mobile stelt dat sprake is geweest van geanonimiseerde mobiele telefoondata, waarbij geen gebruik is gemaakt van individuele persoonsgegevens, maar enkel van geanonimiseerde en geaggregeerde datasets die het mogelijk maakten te tellen hoeveel apparaten (met een minimum van 15) zich op een bepaald moment bevonden binnen het bereik van een bepaalde zendmast en dat deze datasets werden ontleend aan signaleringsgegevens uit het 4G-netwerk van T-Mobile.
2.10.
[verzoeker] voert daartegen aan dat T-Mobile enkel als doel heeft geformuleerd “het mogelijk maken van mobiliteitsanalyses en statistiek door het CBS”, terwijl in het NRC-artikel andere doelstellingen worden genoemd. Daarnaast voert [verzoeker] aan dat T-Mobile slechts deels invulling heeft gegevens aan haar informatieverplichtingen uit artikel 13 en 14 AVG. Volgens [verzoeker] ontbreken nog de volgende gegevens:
  • in voorkomend geval, de contactgegevens van de FG,
  • het recht van betrokkenen op inzage, rectificatie, wissing, beperking van de verwerking, het maken van bezwaar en overdraagbaarheid,
  • het recht om een klacht in te dienen bij een toezichthoudende autoriteit,
  • of de verstrekking van persoonsgegevens een wettelijke of contractuele verplichting is dan wel een noodzakelijke voorwaarde om een overeenkomst te sluiten, en of de betrokkene verplicht is de persoonsgegevens te verstrekken en wat de mogelijke gevolgen zijn wanneer deze gegevens niet worden verstrekt
  • het bestaan van geautomatiseerde besluitvorming, met inbegrip van profilering, en, indien van toepassing, nuttige informatie over de onderliggende logica, alsmede het belang en de verwachte gevolgen van die verwerking voor de betrokkene.
Die informatie dient volgens [verzoeker] nog door T-Mobile te worden verstrekt.
2.11.
T-Mobile heeft – voor zover zij daartoe gehouden is – in haar akte nader toegelicht wat de achtergrond was van haar samenwerking met het CBS, welke gegevens zij voor de pilot met het CBS heeft uitgewisseld en op welke manier zij die gegevens heeft gewist. Voor zover [verzoeker] aanvoert dat in het NRC-artikel wordt gesproken over een ander doel dan het doel dat T-Mobile heeft geformuleerd, verwijst de rechtbank naar hetgeen zij hiervoor in r.o. 2.8 heeft overwogen: hetgeen in het NRC-artikel staat vermeld is niet leidend. Van belang is dat T-Mobile degene van wie zij gegevens verwerkt informeert over de wijze waarop zij dat heeft gedaan en of zij daartoe aan haar verplichtingen heeft voldaan. Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende komen vast te staan dat T-Mobile dat heeft gedaan. Voorts heeft [verzoeker] gesteld dat hij nog niet alle informatie die T-Mobile op grond van het bepaalde in artikel 13 en 14 AVG aan hem moet verstrekken, heeft ontvangen. De rechtbank zal daar hierna per type informatie op ingaan. De rechtbank zal daarbij niet ingaan op de vraag of de persoonsgegevens bij de betrokkene zijn verzameld (artikel 13 AVG) of dat de persoonsgegevens niet van de betrokkene zijn verkregen (artikel 14 AVG). In beide gevallen dient een verwerkingsverantwoordelijke immers aan de betrokkene informatie te verschaffen.
2.11.1.
[verzoeker] stelt dat T-Mobile nog niet alle informatie heeft verstrekt ten aanzien van de doeleinden van en de rechtsgrond voor de verwerking en ten aanzien van de periode gedurende welke de persoonsgegevens zullen worden opgeslagen. De rechtbank is van oordeel dat T-Mobile dit inmiddels wel heeft gedaan en verwijst daartoe naar hetgeen zij hiervoor heeft overwogen.
2.11.2.
[verzoeker] stelt dat T-Mobile nog niet de contactgegevens van de functionaris voor gegevensbescherming heeft verstrekt. In artikel 37 AVG is bepaald in welke gevallen de verwerkingsverantwoordelijke en de verwerker een functionaris voor gegevensbescherming dienen aan te wijzen. Niet is gesteld en nergens blijkt uit dat T-Mobile en het CBS een dergelijke functionaris hebben aangewezen. Daarom is de rechtbank van oordeel dat T-Mobile die informatie niet aan [verzoeker] hoeft te verstrekken.
2.11.3.
Verder stelt [verzoeker] dat T-Mobile niet alle informatie heeft verstrekt over het recht van betrokkene op: inzage, rectificatie, wissing, beperking van de verwerking, het maken van bezwaar en overdraagbaarheid als bedoeld in artikel 13 lid 2 aanhef en onder b en artikel 14 lid 2 aanhef en onder c AVG. [verzoeker] heeft echter noch in zijn verzoekschrift noch in zijn eerder gedane verzoek aan T-Mobile in de brief van 12 maart 2021 (waarbij bij de beoordeling van de verzoeken moet worden uitgegaan) verzocht om deze informatie. Aan een beoordeling van deze stelling van [verzoeker] komt de rechtbank daarom niet toe.
2.11.4.
[verzoeker] stelt daarnaast dat T-Mobile niet alle informatie heeft verstrekt over het recht om een klacht in te dienen bij een toezichthoudende autoriteit als bedoeld in artikel 13 lid 2 aanhef en onder d en artikel 14 lid 2 aanhef en onder e AVG. Voor wat betreft het verstrekken van deze informatie geldt hetzelfde als hiervoor onder 2.11.3 is overwogen. [verzoeker] heeft in zijn verzoek niet om deze informatie verzocht zodat de rechtbank aan een beoordeling van deze stelling niet toekomt.
2.11.5.
Voorts stelt [verzoeker] dat T-Mobile nog geen informatie heeft verschaft over of de verstrekking van persoonsgegevens een wettelijke of contractuele verplichting is dan wel een noodzakelijke voorwaarde om een overeenkomst te sluiten, en of de betrokkene verplicht is de persoonsgegevens te verstrekken en wat de mogelijke gevolgen zijn wanneer deze gegevens niet worden verstrekt (zoals bedoeld in artikel 13 lid 2 aanhef en onder e AVG). [verzoeker] heeft weliswaar in zijn verzoekschrift (onder A) verzocht om informatie te verschaffen over de vraag of de verstrekking van persoonsgegevens een wettelijke of contractuele verplichting is, maar heeft in zijn brief van 12 maart 2021
nietspecifiek om deze informatie verzocht. Zoals in r.o. 5.7 van de tussenbeschikking is overwogen, moet bij de beoordeling van de verzoeken worden uitgegaan van de verzoeken zoals [verzoeker] deze op 12 maart 2021 heeft gedaan. Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat [verzoeker] geen belang heeft bij de door hem verzochte informatie op dit punt, omdat uit de met elkaar overeenstemmende stellingen van beide partijen blijkt dat er sprake is van een contractuele verplichting. Daartoe heeft T-Mobile immers de overeenkomst die zij met het CBS heeft gesloten, overgelegd. De rechtbank wijst dat verzoek dan ook af.
2.11.6.
[verzoeker] heeft eveneens gesteld dat T-Mobile aan hem geen informatie heeft verschaft over het bestaan van geautomatiseerde besluitvorming, met inbegrip van profilering, en, indien van toepassing, nuttige informatie over de onderliggende logica, alsmede het belang en de verwachte gevolgen van die verwerking voor de betrokkene als bedoeld in artikel 13 lid 2 aanhef en onder f en artikel 14 lid 2 aanhef en onder g AVG. Om die informatie heeft [verzoeker] in zijn verzoekschrift onder B verzocht en ook in zijn brief van 12 maart 2021. T-Mobile heeft daar in haar akte echter geen informatie over verschaft. Dit betreft echter dezelfde informatie die T-Mobile op grond van het bepaalde in artikel 15 lid 1 aanhef en onder g AVG aan [verzoeker] dient te verstrekken. De rechtbank zal T-Mobile derhalve bevelen om die informatie te verstrekken, zoals hierna onder de beslissing is vermeld.
2.12.
In de toelichting van T-Mobile bij de door haar overgelegde overeenkomst, heeft T-Mobile (terecht) opgemerkt dat zij reeds in haar spreekaantekeningen die zij tijdens de mondelinge behandeling heeft voorgedragen heeft betwist dat T-Mobile en het CBS gezamenlijke verwerkingsverantwoordelijken zijn, zodat volgens haar artikel 26 AVG niet van toepassing is. In de tussenbeschikking (zie r.o. 5.26 en 5.27) heeft de rechtbank per abuis en derhalve onterecht – als niet betwist – vastgesteld dat daarvan wél sprake is. Daarop komt de rechtbank dan ook terug. De rechtbank is echter van oordeel dat voor de beantwoording van de vraag of de verzoeken van [verzoeker] toewijsbaar zijn niet van belang is of sprake is van gezamenlijke verwerkingsverantwoordelijken. [verzoeker] heeft immers verzocht om inzage in de wezenlijke inhoud van de regeling tussen het CBS en T-Mobile. T-Mobile heeft bij akte de overeenkomst tussen haar en het CBS met betrekking tot de pilot overgelegd, zodat zij – ondanks het antwoord op de vraag of zij daartoe verplicht was – reeds uitvoering heeft gegeven aan het onder D verzochte. De rechtbank zal dit verzoek daarom, bij gebrek aan belang, afwijzen.
Het verzoek onder E
2.13.
[verzoeker] heeft verzocht om, indien T-Mobile wordt bevolen om aan hem informatie te verschaffen, aan dat bevel een dwangsom te verbinden. De rechtbank ziet echter geen aanleiding om aan dit bevel een dwangsom te verbinden. T-Mobile heeft zich immers (in ieder geval na de tussenbeschikking) bereidwillig opgesteld en heeft – zo begrijpt de rechtbank – haar best gedaan om zoveel mogelijk van de door [verzoeker] verzochte informatie aan [verzoeker] te verstrekken en aan [verzoeker] inzicht te geven in hoe zijn gegevens kunnen zijn verwerkt in het kader van de CBS-pilot. Ook heeft T-Mobile zich in haar akte bereid verklaard om met [verzoeker] in gesprek te gaan en de informatie die zij nog niet heeft verstrekt, alsnog aan [verzoeker] te verstrekken. Daarom wijst de rechtbank dit verzoek af.
2.14.
De rechtbank ziet, gelet op de huidige vakantieperiode, verder aanleiding om te bepalen dat T-Mobile – voor zover de verzoeken worden toegewezen – de informatie binnen een termijn van twee maanden na betekening van de beschikking aan [verzoeker] moet verschaffen.
De proceskosten
2.15.
T-Mobile zal als de (grotendeels) in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten. T-Mobile heeft immers pas nádat de rechtbank in haar tussenbeschikking heeft beslist dat zij aan [verzoeker] informatie diende te verstrekken, aan dat verzoek voldaan en niet direct nadat [verzoeker] daarom in zijn brief van 12 maart 2021 reeds had gevraagd. Daarnaast is in deze (eind)beschikking komen vast te staan dat T-Mobile verplicht is om nog meer informatie aan [verzoeker] te verschaffen. Omdat [verzoeker] in persoon procedeert, geen gemachtigde heeft ingeschakeld en door hem niet is gesteld noch is gebleken dat hij kosten heeft gemaakt, begroot de rechtbank de proceskosten aan zijn zijde op nihil.

3.De beslissing

De rechtbank
3.1.
beveelt T-Mobile om binnen twee maanden na betekening van de beschikking ten aanzien van de in het verzoekschrift bedoelde verwerkingen van persoonsgegevens [verzoeker] informatie te verschaffen over het bestaan van geautomatiseerde besluitvorming, met inbegrip van de in artikel 22, leden 1 en 4, bedoelde profilering, en, ten minste in die gevallen, nuttige informatie over de onderliggende logica, alsmede het belang en de verwachte gevolgen van die verwerking voor de betrokkene;
3.2.
veroordeelt T-Mobile in de proceskosten, aan de zijde van [verzoeker] tot op heden begroot op nihil;
3.3.
wijst de verzoeken voor het overige af.
Deze beschikking is gegeven door mr. E.J.C. Adang en in het openbaar uitgesproken op 1 augustus 2022.