Ik, rechter-commissaris, ben van oordeel dat alle principiële verweren die door de verdediging ten aanzien van de Anom-data zijn aangevoerd, reeds inhoudelijk aan de orde zijn gesteld en zijn verworpen door de rechter-commissaris in de beslissing d.d. 31 maart 2022 . Ik verwijs naar hetgeen is overwogen in de gepubliceerde beslissing van 31 maart 2022 (ECLI:NL:RBOBR:2022:1331) en hetgeen daar werd overwogen dient als hier herhaald en ingelast te worden beschouwd. Verder overweeg ik, rechter-commissaris dat de Nederlandse technische inbreng bij het ontwikkelen van een interceptietool niet maakt dat de verantwoordelijkheid voor het opsporingsonderzoek in Nederland komt te liggen op een manier die afbreuk zou doen aan het uitgangspunt van het vertrouwensbeginsel. Er mag van worden uitgegaan dat de door de Amerikaanse autoriteiten verstrekte informatie rechtmatig tot stand is gekomen. Niet valt in te zien waarom het interstatelijke vertrouwensbeginsel terzijde zou moeten worden verschoven in het geval van Anom-data. Met de officier van justitie ben ik, rechter-commissaris van oordeel dat er geen tegenstelling is tussen het vertrouwensbeginsel en het uit artikel 6 EVRM voortvloeiende recht van equality of arms. Toepassing van het vertrouwensbeginsel betekent dat er (ook) getoetst is aan de eisen van artikel 6 EVRM.
De vragen die de verdediging opwerpt over de wijze waarop de Anom-gegevens zijn vergaard is in casu niet relevant nu Nederland als ontvangende staat - behoudens een contra-indicatie die hier niet aan de orde is - uitgaat van de rechtmatige totstandkoming en verstrekking van de ontvangen Anom-gegevens.
Het verzoek van de verdediging om toegang te krijgen tot de dataset in [naam] - om onder meer te kunnen onderzoeken in hoeverre in het einddossier [naam onderzoek] opgenomen Anom-chats een juiste afspiegeling betreffen van de dataset in [naam] - wordt ingewilligd door de officier van justitie. De verdediging wordt door de officier van justitie bericht over de praktische gang van zaken. De Anom-chats die worden toegeschreven aan [medeverdachte] en [verdachte] zullen digitaal door de officier van justitie aan de verdediging worden verstrekt. Aldus is op dit punt geen beslissing van de rechter-commissaris meer nodig.
De verdediging wenst een proces-verbaal aan het dossier toegevoegd te zien waarin wordt uiteengezet hoe de identificatie van [verdachte] als drager van de naam [nickname 2] en als gebruiker van het toestel met [imei-nummer 2] tot stand is gekomen. Met de officier van justitie is de rechter-commissaris van oordeel dat de genoemde identificatie genoegzaam staat geverbaliseerd in het proces-verbaal van verdenking van [verdachte] (bijlage 4, bijlagendossier pagina 26 tot en met 41) en in het proces-verbaal van bevindingen identificatie van [verdachte] (bijlage 26 bijlagendossier pagina 296 tot en met 301). Dit verzoek wordt afgewezen.
De verdediging wenst aan het dossier een proces-verbaal toegevoegd zien hoe is vastgesteld dat de dataset alle met het [imei-nummer 2] verzonden chatberichten bevat; dat er geen berichten buiten beschouwing zijn gebleven en dat er geen chats onterecht aan dit toestel zijn gekoppeld en hoe kan worden vastgesteld dat het om inkomende of uitgaande berichten gaat.
Naar het oordeel van de rechter-commissaris hoeft de officier van justitie daar geen proces-verbaal van op te laten maken nu er geen indicatie is dat de verstrekking van de Anom-data van het betreffende toestel incompleet of onjuist zou zijn. Het betreft de verstrekking van Anom-data in de periode van 24 juni 2020 tot en met 11 januari 2021. De bevindingen uit de Anom-data vinden bevestiging in de overige onderzoeksgegevens afkomstig van tap, OVC, observatie en doorzoeking. Bovendien zullen alle door de Amerikaanse autoriteiten aan het onderzoek [naam onderzoek] beschikbare Anom-data via [naam] ter inzage komen van de verdediging en de Anom-chats die worden toegeschreven aan [medeverdachte] en [verdachte] worden digitaal aan de verdediging ter beschikking gesteld. Aldus kan de verdediging een en ander zelf verifiëren.
De verdediging wenst de in Nederland gestationeerde Amerikaanse liaison officer te horen, alsmede [naam hoofdinspecteur van politie] , alsmede Hoofd Landelijke Recherche [naam hoofd Landelijke Recherche] . De rechter-commissaris wijst het verzoek tot het horen van deze 3 personen als getuigen af en verwijst hiervoor opnieuw naar de gepubliceerde beslissing van 31 maart 2022 (ECLI:NL:RBOBR:2022:1331) en hetgeen daar werd overwogen en geconcludeerd dient als hier herhaald en ingelast te worden beschouwd. Meer in het bijzonder heeft de rechter-commissaris afgeleid dat er geen aanwijzing is dat er geen sprake kan zijn van een eenzijdige verstrekking van informatie door de autoriteiten van de Verenigde Staten van Amerika. Ook is er geen aanwijzing dat er sprake is onderzoek op verzoek van de Nederlandse autoriteiten en/of van enigerlei betrokkenheid van Nederlandse opsporingsdiensten bij de verkrijging van die informatie. Kortom, voor zover de rechter-commissaris nu kan overzien is sprake van onderzoekshandelingen die (enkel) onder verantwoordelijkheid van de autoriteiten van de Verenigde Staten van Amerika plaatsvonden. Dat is tevens een reden dat de rechter-commissaris het verzoek tot het horen van [naam officier van jusititie] afwijst, nog afgezien van het feit dat de verdediging laatstgenoemd verzoek niet c.q. onvoldoende heeft onderbouwd. De verdachte wordt bovendien niet geschaad in zijn verdedigingsbelang bij afwijzing van dit verzoek. De verdediging verzoekt om toevoeging aan het dossier van de Nederlandse versie van het rechtshulpverzoek d.d. 3 juni 2021 met bijlagen en alle communicatie tussen Nederland en de Verenigde Staten hieromtrent. De officier van justitie heeft toegezegd dat de Nederlandse versie van het rechtshulpverzoek zal worden toegevoegd aan het dossier. Aldus hoeft daar geen beslissing meer op te worden genomen.
De bijlagen bij het rechtshulpverzoek d.d. 3 juni 2021 worden op goede gronden niet door de officier van justitie aan de verdediging verstrekt aangezien dit een lange opsomming van Anom-accounts betreft met veel informatie die ziet op andere onderzoeken dan [naam onderzoek] .
De verzochte “alle communicatie tussen Nederland en de Verenigde Staten omtrent het rechtshulpverzoek d.d. 3 juni 2021” betreft een verzoek tot kennisneming van stukken die niet als processtukken zijn aangemerkt. De verdediging heeft niet onderbouwd waarom deze stukken zouden moeten worden verstrekt. Het verzoek wordt dan ook afgewezen. Redelijkerwijs is er geen sprake van dat de verdachte in zijn verdedigingsbelang wordt geschaad.
De verdediging verzoekt om toevoeging aan het dossier van alle rechterlijke vorderingen en machtigingen van het derde land dat betrokken is geweest bij de verkrijging van de Anom-gegevens door de Amerikaanse autoriteiten en een op te maken proces-verbaal of dit derde land toestemming heeft gegeven dat de Anom-gegevens mogen worden gebruikt door de Amerikaanse autoriteiten en/of door andere landen waaronder Nederland.
De stelling dat dit derde land toestemming moet geven voor het gebruik van data in een Nederlands strafrechtelijk onderzoek, vindt geen steun in het recht en óf er al dan niet een derde land betrokken is geweest bij de verkrijging van Anom-data is in het kader van het van toepassing zijnde vertrouwensbeginsel niet ter zake doende. Het verzoek wordt dan ook afgewezen.
Het van toepassing zijnde vertrouwensbeginsel brengt tot slot met zich mee dat de officier van justitie niet hoeft te voldoen aan het verzoek van de verdediging om een proces-verbaal op te maken waarin wordt uiteengezet hoe de Anom-data zijn vergaard, verdeeld, geanalyseerd en verstrekt etc en wie er op welk moment toegang heeft gehad tot de data en onder welke jurisdictie dat heeft plaatsgehad.
Aangezien de verdediging van verdachte [verdachte] zich wenst aan te sluiten bij de onderzoekswensen ingediend door de verdediging namens [medeverdachte] , en de twee zaken een grote verwevenheid kennen, zullen de toegewezen getuigen in de strafzaak tegen [medeverdachte] , te weten [getuige 1] , [getuige 2] en [getuige 3] ook gehoord gaan worden in de strafzaak contra [verdachte] .
De verdediging heeft tot slot nog gevraagd om een extra regiezitting. De rechter-commissaris ziet onvoldoende aanleiding om een regiezitting te beleggen.